Samenvatting psychologie
Hoofdstuk 1: Wat is psychologie?
Inhoudsopgave hoofdstuk 1
1 Wat is psychologie?.................................................................................................... 2
1.1 Een definitie van psychologie .......................................................................................... 2
1.2 Ontwikkelingen die de psychologie mogelijk gemaakt hebben...................................... 2
1.3 De beginjaren van de psychologie .................................................................................. 3
1.4 De moderne psychologie: drie invloeden op het gedrag ................................................ 5
1.5 Onderzoeksmethoden in de psychologie ........................................................................ 5
,Hoofdstuk 1 – Wat is psychologie?
1 Wat is psychologie?
1.1 Een definitie van psychologie
Een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij die gedragsevidentie
gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan het gedrag ten grondslag liggen.
1.2 Ontwikkelingen die de psychologie mogelijk gemaakt hebben
Het toenemende belang van de wetenschap in de westerse maatschappij
De wetenschappelijke revolutie
Copernicus (1473 – 1543) Galilei (1564 – 1642) Newton (1643 – 1727)
De eerste die zei dat de zon Heeft een boek geschreven Hij wordt beschouwd als de
centraal staat en de wereld waarin hij het copernicaanse grondlegger van de fysica en
er rond draait. model verdedigde en met heeft de ideeën van Coper-
een reeks van nieuwe obser- nicus en Galilei in wiskundige
vaties onderbouwde. formules gegoten.
Ontwikkelingen in de filosofie
Descartes (1596 – 1650) Locke (1632 – 1704)
Hij ging uit van twee principes. Hij is de grondlegger van het empirisme: de
Rationalisme: om de mens te begrijpen inhoud van de geest komt niet tot stand op
moest men de mens niet observeren, basis van aangeboren ideeën maar via zin-
maar over hem nadenken. tuiglijke ervaringen. De nadruk lag meer op
Nativisme: sommige kennis is aange- hoe de menselijke geest iets weet dan op
boren. wat ze weet.
Darwin en de evolutietheorie
Darwin publiceerde in 1859 The origin of species. Deze publicatie vormde het begin van de
evolutieleer. De overtuiging dat alle huidige leven, inclusief dat van de mens, ontstaan is
vanuit vroegere levensvormen.
Darwin heeft mee het ontstaan van de wetenschappelijke psychologie bewerkstelligd.
Doordat volgens hem mensen ontstaan zijn uit dieren, kunnen we mensen ook bestuderen als
dieren.
2
,Hoofdstuk 1 – Wat is psychologie?
1.3 De beginjaren van de psychologie
Psychologie in Europa
Wundt en het eerst laboratorium voor psychologie
Wundt heeft het eerste psychologische laboratorium opgericht en de eerste die zichzelf
psycholoog is gaan noemen, hoewel hij een medische opleiding gevolgd had.
Hij definieerde de wetenschappelijke psychologie als een alliantie tussen enerzijds de
fysiologie die ons informeert over de levensfenomenen die we met onze zintuigen kunnen
waarnemen (lichaamstemperatuur, oogknipperen,…), en anderzijds de psychologie waarbij de
persoon naar zichzelf kijkt van binnenuit (introspectie).
Wetenschappelijke introspectie = een proefopzet waarbij de proefpersoon in een
gestandaardiseerde situatie geplaatst werd, eenzelfde proef herhaaldelijk uitvoerde, en
diende te reageren met eenvoudige, kwantificeerbare antwoorden. Volgens Wundt was deze
de enige toelaatbare vorm van introspectie.
Fundamenteel onderzoek: wordt uitgevoerd om de werking van een fenomeen te begrijpen
en een wetenschappelijke theorie erover te ontwerpen, zonder dat dit meteen tot praktisch
nut hoeft te leiden.
Binet en de geboorte van de toegepaste psychologie
Binet is de eerste die toegepaste psychologische onderzoek is gaan doen. Hij is bekend
omwille van de intelligentietest. Op verzoek van het ministerie ontwikkelde hij een test, die
zou uitmaken of kinderen extra onderwijs nodig hadden om te kunnen slagen op school.
Vroeger mat men de intelligentie door het meten van de schedelomtrek. Men dacht toen dat
een groot verstand gepaard ging met een groot brein. Hij stelde echter vast dat deze
resultaten niet goed overeenkwamen met het oordeel van de leerkracht. Vervolgens
probeerde hij op een andere manier. Hij liet de leerlingen een gedicht lezen dat ze moesten
proberen te onthouden. Na enige tijd vroeg hij aan de leerlingen om het gedicht op te
schrijven. Nu bleek er een veel grotere overeenkomst te bestaan met het oordeel van de
leerkracht. Uiteindelijk hebben Binet en Simon in 1907 de eerste bruikbare intelligentietest
gepubliceerd.
Toegepast psychologisch onderzoek: het uitgangspunt bij dit soort onderzoek is een praktisch
probleem dat men probeert op te lossen door de principes, theorieën en technieken van de
psychologie toe te passen.
Freud en het onbewuste
Freud is de grondlegger van de psychoanalyse. Volgens hem waren het bewustzijn en het
gedrag slechts zeer oppervlakkige fenomenen en lag de ware oorsprong van het ontstaan van
persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen bij onbewuste krachten.
Via vrije associatie en droominterpretatie kunnen onbewuste conflicten tot uiting komen.
3
,Hoofdstuk 1 – Wat is psychologie?
Hij was een grote voorstander van de introspectie als onderzoeksmethode. Dit maakt het
moeilijk om te bewijzen (geen standaardisatie,…)
Psychologie in de Verenigde Staten
In de VS ontstond het functionalisme, dat zich vooral interesseerde voor het nut van het
bewustzijn (bv. voor de overleving). De Amerikanen waren meer geïnteresseerd in de
toegepaste psychologie dan in het fundamentele onderzoek zonder praktische toepassingen.
Psychologie diende in de eerste plaats om het onderwijs te optimaliseren, om gevaarlijke
afwijkingen op te sporen en te behandelen en om de industriële productie te bevorderen.
Een psycholoog die gewoonlijk tot deze school (het functionalisme) gerekend wordt, ook al
maakte hij er niet echt deel van uit, was William James.
Behaviorisme: Hoe kunnen we de mens wetenschappelijk bestuderen?
Een psychologische stroming waarin men het standpunt huldigt dat enkel observeerbaar,
meetbaar gedrag het onderwerp kan vormen van psychologisch onderzoek en
theorievorming.
Volgens Watson moest de psychologie de introspectieve methode verlaten, omdat deze alleen
maar subjectieve resultaten opleverde die niet door anderen geverifieerd konden worden. In
plaats daarvan moesten psychologen hun studie beperken tot datgene waar alle redelijke
mensen het over eens konden zijn, namelijk het direct observeerbare gedrag.
Omdat het behaviorisme zich richtte op de invloed van een stimulus op de reactie van de
persoon of het dier, werd het ook vaak omschreven als de S-R-psychologie.
Skinner verdedigde een radicale behavioristische visie, waarin mentale processen niet
bestonden. De stimulus lokte automatisch een reactie uit.
Cognitieve psychologie: De mens als computer
De cognitieve psychologie zet zich af tegen het behaviorisme. Ze gaan de zaken tussen S en R
op de voorgrond zetten = informatieverwerkende processen.
Cognitieve psychologie: de overtuiging dat men menselijk gedrag niet kon begrijpen en
voorspellen zonder een beroep te doen op informatieverwerkende (cognitieve) processen die
zich afspelen in de hersenen.
Wel nam de cognitieve psychologie het gebruik van de natuurwetenschappelijke
onderzoeksmethode van het behaviorisme over. Net zoals in andere onderzoeksgebieden
bleek een systematische observatie van wat er gebeurde en een kritische toetsing van de
verklaringen die men - hierover opstelde, te leiden tot de meest bruikbare kennis. Dit trok
ook onderzoekers aan uit Europa zoals de Leuvense psycholoog Michotte (1881 – 1965) en de
Britse psycholoog Bartlett (1886 – 1996).
4
,Hoofdstuk 1 – Wat is psychologie?
1.4 De moderne psychologie: drie invloeden op het gedrag
Het biopsychosociale model
Volgens dit model is alle functioneren het gevolg van drie invloeden:
een biologische (bv. erfelijkheid, testosterongehalte,…),
een psychologische (of cognitieve) en
een sociale (bv. kinderen in gewelddadig gezin)
1.5 Onderzoeksmethoden in de psychologie
Er bestaan verschillende onderzoekstechnieken die men kan gebruiken afhankelijk van de
vraag die men wil beantwoorden en de mate van controle die men over een situatie heeft.
Beschrijvend onderzoek
Bij beschrijvend onderzoek probeert men in de eerste plaats correcte informatie te
verzamelen over een onderwerp. Betrouwbare en juiste gegevens zijn immers een
noodzakelijke voorwaarde voor een correct begrip.
Naturalistische observatie
Een onderzoekstechniek waarbij het gedrag systematisch geobserveerd wordt in een
natuurlijke context. De onderzoekers noteren hoe vaak, wanneer en in welke context
bepaalde gedragingen vertoond worden (bv. onderzoek over de invloed van de klasgrootte op
de mate van agressief gedrag bij kinderen uit het eerste leerjaar).
Voordeel: gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek.
Nadeel: reactieve gedragingen = de aanwezigheid van de onderzoeker kan invloed hebben op
het gedrag van de geobserveerde.
Vragenlijsten
Een reeks van vragen die de ondervraagden in hun eigen tempo beantwoorden, gewoonlijk
zonder dat de onderzoeker aanwezig is.
Nadeel: de antwoorden die men verkrijgt op een vragenlijst weerspiegelen de indrukken van
de ondervraagde die niet noodzakelijk overeenstemmen met de realiteit.
Interview
Onderzoekers kunnen ook informatie verzamelen over gedrag en attitudes van mensen door
hun mondeling vragen te stellen en de antwoorden te registreren.
Gestructureerd interview Ongestructureerd interview
De ondervrager heeft een vaste lijst van De vragen liggen niet van tevoren vast
vragen die in een bepaalde volgorde aan bod (behalve misschien de eerste), maar wordt
komen. ingehaakt op wat de ondervraagde zegt.
Voordeel: een goede interviewer kan de geïnterviewde motiveren om gedetailleerder
antwoorden te geven dan bij een vragenlijst. Nadeel: sociale wenselijkheid
5
,Hoofdstuk 1 – Wat is psychologie?
Opiniepeiling
Een inventaris van de opinies bij een representatieve steekproef van de bevolking, op basis
waarvan men conclusies trekt over de hele populatie. De vragen zijn over het algemeen kort
en men wil vooral een brede steekproef van de bevolkingsgroep ondervragen zodat de
resultaten tot de volledige populatie veralgemeend kunnen worden.
Voordeel: helpt om psychologische fenomenen te begrijpen.
Nadeel: het kan zijn dat de ondervraagden niet oprecht en eerlijk zijn in hun antwoorden of
dat de vragen niet volledig neutraal gesteld worden. Ook kunnen mensen weigeren te
antwoorden op vragen m.b.t. seksualiteit en misdaad of geneigd zijn antwoorden te geven die
sociaal wenselijk zijn.
Psychologische tests
Psychologen hebben een groot aantal tests ontworpen om menselijke vaardigheden en
eigenschappen te meten. Vooral de gestandaardiseerde tests zijn interessant. Dit zijn
procedures voor het meten van vaardigheden of eigenschappen, die aan een zorgvuldig en
uitgebreid vooronderzoek onderworpen werden zodat de onderzoeker een duidelijk beeld
heeft van de scores die verwacht kunnen worden, en voldoende waarborgen heeft dat de test
op een betrouwbare manier de vaardigheid of eigenschap meet die men wil meten.
De belangrijkste tests zijn de intelligentietests, die mentale bekwaamheden meten, en de
tests die persoonlijkheidseigenschappen meten.
Gevalsstudies
Een intensief gedetailleerd onderzoek over één persoon of één gebeurtenis, in de hoop
principes te vinden die gelden voor het fenomeen in het algemeen.
Veel onderzoek over hersenaandoeningen of psychiatrische stoornissen is bv. gebaseerd op
gevalsstudies, omdat de gevolgen van een aandoening sterk uiteenlopen van de plaats en de
uitgebreidheid van de aandoening, en omdat dergelijke aandoeningen (gelukkig) niet al te
frequent voorkomen.
Correlatie-onderzoek
Om fenomenen echt te begrijpen, moet men inzicht krijgen in de verbanden tussen de
verschillende waarnemingen of metingen. Daarom zullen onderzoekers met de verzamelde
gegevens uit het beschrijvend onderzoek op zoek gaan naar verbanden tussen de
verschillende metingen.
Het zoeken naar verbanden tussen karakteristieken die men gemeten heeft, maakt deel uit
van het correlatie-onderzoek. Hierbij onderzoekt men de correlatie tussen variabelen.
Een variabele is elk kenmerk dat kan veranderen en dat gemeten kan worden (in een getal
uitgedrukt).
Een correlatie verwijst naar de mate waarin twee variabelen met elkaar samenhangen, naar
de mate waarin wijzigingen in de ene variabele gepaard gaan met wijzigingen in de andere
variabele.
6
,Hoofdstuk 1 – Wat is psychologie?
Om de correlatie tussen twee variabelen te beschrijven, maken onderzoekers gebruik van de
correlatiecoëfficiënt. Dit is een getal tussen -1,00 en +1,00 dat de mate en de richting van het
verband tussen de twee variabelen uitdrukt.
Een positieve correlatie treedt op wanneer twee variabelen in dezelfde richting variëren. Als
de ene variabele toeneemt, zal de andere ook toenemen; als de ene afneemt zal de andere
ook afnemen. Variabelen die positief correleren zullen een correlatiecoëfficiënt hebben
tussen +0,01 en +1,00. Een correlatiecoëfficiënt van 0,00 betekent dat de variabelen niet met
elkaar verbonden zijn; een correlatie van +1,00 betekent dat men de ene variabele perfect
kan voorspellen als men de andere kent. Een negatieve correlatie is een correlatie tussen -
0,01 en -1,00 en die verkrijgt men wanneer de ene variabele toeneemt als de andere afneemt
(en vice versa).
Het is verleidelijk om een correlationeel verband als een causaal verband te interpreteren,
waarbij de ene variabele gezien wordt als de oorzaak van de andere. Dit is echter niet
noodzakelijk het geval. Bv. hoe meer ijsjes gegeten worden hoe meer mensen uit de zee gered
moeten worden; hoe dikker de vrouw, hoe groter het loon; hoe meer kerken, hoe meer
moorden.
Een correlatie tussen twee variabelen A en B kan op drie manieren geïnterpreteerd worden:
A is de oorzaak;
B is de oorzaak;
zowel A als B worden beïnvloed door een derde variabele die (nog) niet bekend is.
De enige manier om er zeker van te zijn dat een verandering in variabele A de oorzaak is van
de verandering in variabele B, is gebruik te maken van experimenteel onderzoek. Hierbij zal
men de waarde van A manipuleren en kijken of dit effect heeft op B. Als dit het geval is en het
experiment goed uitgevoerd werd, dan kan men besluiten dat een verandering in A een
verandering in B veroorzaakt.
Experimenteel onderzoek
Bij experimenteel onderzoek grijpen onderzoekers actief in; zij manipuleren één (of meer)
variabele(n) en kijken of dit een effect heeft op een andere variabele. Hierbij is het essentieel
dat alleen de geplande manipulatie een verschil teweegbrengt tussen de condities en dat al
de rest constant blijft (dit wordt gecontroleerd).
Voorbeeld: proef agressie en videogames
Om na te gaan of het spelen van gewelddadige videogames effectief de oorzaak kan zijn van
agressief gedrag, vroegen Anderson en Murphy (2003) aan 66 studentes die een inleidende
cursus psychologie volgden om deel te nemen aan een proef. Alle proefpersonen waren
meisjes. De proef bestond uit twee delen:
Deel 1:
o 20 min. deelnemen aan een videogame
o Videogame: Street Fighter of Lemmings
7
, Hoofdstuk 1 – Wat is psychologie?
Deel 2:
o Competitief spel: knop drukken
o Straf geven/krijgen: lawaai
o Eerste 25 beurten: tegenstander
o Laatste 25 beurten: proefpersoon
Uit dit onderzoek bleek dat vrouwelijke studenten die 20 minuten Street Fighter gespeeld
hadden, inderdaad vaker een maximum straf gaven aan hun tegenstanders nadat ze
uitgedaagd waren dan de proefpersonen die Lemmings gespeeld hadden.
De verschillende stappen die bij een dergelijk onderzoek genomen worden:
Voor het experiment: theorie. Bv. het spelen van een gewelddadig spel lokt agressie uit;
Een hypothese formuleren: een voorspelling die op basis van een theorie in een proef
getoetst wordt. Bv. De proefpersonen zouden agressiever reageren na het spelen van een
gewelddadig spel dan na het spelen van een vreedzaam spel, zelfs al zijn ze voor de rest
weinig geïnteresseerd in dergelijke games.
De hypothese in een experiment gieten zodat ze te toetsen valt.
o Onafhankelijke variabele
De variabele die de onderzoeker manipuleert tijdens een experiment om
het effect ervan op het gedrag te achterhalen. Bv. videospel dat de
proefpersonen speelden. Een onafhankelijk variabele heeft verschillende
niveaus. Bv. een gewelddadig en vreedzaam spel.
o Afhankelijke variabele
De variabele die een onderzoeker meet als deel van het experiment. Wat
deze variabele meet is afhankelijk van de onafhankelijke variabele. Bv. het
aantal keren dat de proefpersonen kozen voor de maximumstraf.
o Controlevariabelen
De aspecten van een experiment die een onderzoeker constant wil houden.
Bv. de duur van de videogames in de verschillende condities.
Data verzamelen en analyseren. De volgende stappen in het onderzoeksproces zijn het
testen van de proefpersonen, het verzamelen van de data en het statistisch analyseren
van de data.
De hypothese evalueren. Nadat de data verzameld en statistisch geëvalueerd zijn, moeten
de onderzoekers hun bevindingen ook nog in verband brengen met hun aanvankelijke
hypothese.
8