BWL – examenvragen
Bespreek de papillen van de tong
Tong: uitstulping propria submucosa en t muscularis
Tongbasis gaat over in arcus palatoglossus
Bovenkant meerlagig verhoornd plavei, onderkant onverhoornd
Propria submucosa: losmazig collageen bw
Onder propria submucosa: t muscularis
Rund: torus linguae aan bovenkant
Tonglyssa/worm: langwerpige structuur, omkapseld, stevigheid
Papillen op de tong
1) Mechanische / papillae mecanicae (3 soorten)
Papillae filliformes Bij alle diersoorten
Diffuus verspreid over volledige opp
Paard: discreet – kat: sterk uitgesproken
Kegel gebogen naar caudaal toe
Convexe en concave kant (convex altijd
rostraal)
Sterke verhoorning thv bolle kant
Rust op los bw
Papillae coniformes Bij alle diersoorten
Vnl aan basis tong en bij rund torus linguae
Redelijk groot (mm, cm)
Bij rund aan binnenkant wangen
Kegels (1°) met 2° kegels
Papillae lenticulares Lensvormige papillen
Alleen bij HK
Op torus linguae
2) Smaakpapillen / papillae gustatorii (3 soorten)
Papillae fungiformes Bij alle diersoorten
Diffuus over hele tongrug tss filliformes
Soms opkalringszones = smaakknopjes /
calices gustatorii) maken contact met
zenuwceluitlopers
Gl linguales: sereus
Epitheel thv verdikking: dunner, minder
verhoornd (vgl met zijkant)
Papillae Knotsvormige verhevendheden
circumvallatae Daaromheen groeve die circulair errond
loopt
Instulping in bw – verhevendheid –
instulping
Thv groeve en verhevendheid: dunner
epithel, onderhoornd
, Thv zijkant: verhoornd
Gl linguales: sereus
Papillae folliata Aaneengesloten reeks van circumvallatae
Bij alle diersoorten
Vnl aan tongbasis in rijtjes L en R
Kammen (cristae) en groeven
Met opklaringszones (smaakknopjes)
Sereuze kliereindstukken voor detecteren
smaakstoffen en leegspoelen groeve
Calices gustatorii
Bovenkant ronde structuur
In centrum breder dan boven en onder
3 soorten gemodificeerde epitheelcellen
1. Smaakcellen: centraal, hoogcilindrisch, 4-5 cellen per calix, reiken
vanaf BaM tot lumen, bovenaan microvilli, ronde kern (vrij hoog),
maakt NT aan en stimuleert zenuwceluitloper
2. Steuncellen: langs smaakcellen, ovale basale kern, reiken vanaf
BaM tot lumen, microvilli rondom microvilli van smaakcellen,
beschermen smaakcellen
3. Basale cellen: rieken nooit lumen, zijn reservecellen
vast met sluitbandennetwerk, cytokeratines
Zenuwceluitlopers kunnen op 2 manieren in calix komen
1. Intragemmaal: spiraliseren rondom smaakcellen IN calix
2. Paragemmaal: spiraliseren rondom volledige calix
Bespreek de voormagenbarriere/pensbarriere en functie bij de
werking van de voormagen
Voormagenbarrière
Intra-epitheliale barrière
Afscheiding tss lumen en onderliggende weefsels
Waar: intra-epitheliaal op grens thv stratum granulosum
Alles boven barrière: afgestorven dode epitheelcellen st corneum
Alles onder barrière: levende cellen van stratum basale, spinosum
en granulosum gaan barrière uitmaken
-cellen hangen vast aan elkaar met cel-cel-verbindingen
-er kan dus niks door cellen passeren
-enzymen aanwezig die bepalen wat wel/niet door epitheel mag
-veel mito’s: kunnen veel E produceren (halen E uit glucose)
-gaan E lokaal verbruiken want veel membraangebonden structuren
Barrière = biochemische barrière
Belangrijk enzym: carboanhydrase
-gaat richting duwen in richting van H2CO3
-zorgt dat we productie krijgen van protonen en bicarbonaat
-waar: in epitheel en in onderliggende bw
,Werking voormagen
Rund neemt plantaardig materiaal op in pens microflora in pens
breekt materiaal af microflora neemt toe in V (groeit) en
afbraakproduct RCOOH vormt (= vrije vetzuur: azijnzuur, propionzuur,
boterzuur)
Microflora blijft toenemen in V maar kan niet blijven in pens door naar
netmaag boekmaag lebmaag (hier gebeurt eiwitvertering)
Microflora bestaat grotendeels uit eiwitten
In lebmaag doet het dienst als eiwitbron
Afgebroken tot AZ
Dus geen zin om runderen eiwitten te geven, maken het zelf aan
Vrije vetzuren RCOOH vallen uit elkaar in RCOO- en H+
H+ zorgt voor pH daling
Bij te sterke pH daling: negatieve invloed op microflora (sterft af) DUS
moet geneutraliseerd worden door speekselklier
Speekselklier heeft carboanhydrase: neemt CO2 en H2O op uit
bloedbaan H2CO3 in epitheel speekselklier valt uit elkaar in H+
en HCO3-
Tegelijk wordt uit bloedbaan Na genomen
H+ gewisseld met Na – proton terug in bloedbaan en gebufferd
Na vormt complex met bicarbonaat en vormt natriumbicarbonaat
Natriumbicarbonaat ingeslikt pens valt uit elkaar HCO3- en H+
HCO3- vormt complex met proton afkomstig van vrije vetzuren
H2CO3 valt uit elkaar in H2O en CO2
CO2 wordt opgeboerd – Na moet actief opgenomen worden
Pensbarrière: epitheelcellen hebben H2O en CO2 uit bloedbaan
H2CO3 carboanhydrase: H+ en HCO3-
In epitheel zitten membraangebonden carriers: gaat actief proton
naar pens pompen en tegelijk wordt Na naar binnen gepompt in
epitheel osmotische waarde bw stijgt water automatisch mee
Er is dan nog een proton aanwezig: 2e transportsysteem
Gaat bicarbonaat naar binnen pompen
Als tegenion wordt vrije vetzuur naar binnen gepompt RCOO-
HCO3 vormt complex met proton H2CO3 valt uit elkaar H2O en
CO2 H2O automatisch naar binnen gezogen, CO2 uitgeboerd
Wat gebeurt er met vrije vetzuur RCOO-
Dat is eigelijk afbraakproduct van plantaardige microbiele vertering
Opgenomen in bloedbaan lever suikers gemaakt
DUS: opname plantaardig materiaal zorgt dat rund eigen suikers en
eiwitten aanmaakt
Aanmaak van microflora = eiwitten
Stikstof nodig (planten rijk aan stikstof!)
, Deel AZ behouden om nieuwe eiwitten aan te maken, deel
afgbreken maar dan blijft stikstof achter ammoniak, ureum,
urinezuur uitscheiden
Rund doet dat ook, maar mindere mate
-ureum en ammoniak keren terug naar bloedbaan naar pens
stikstof opnieuw gebruikt voor microflora om te groeien
Bespreek de klieren van de maag
Basisbouw kliermaag
Opp-epitheel: eenlagig cilindrisch epitheel
cel: slijmnapcel
Komt enkel voor in maag
Hoogcilindrisch, ovale kern, apicale deel optisch leeg maar PAS+,
nap bevat mucopolysachariden
Nap continu aangemaakt en gesecreteerd – verdwijnt nooit
Slijm komt terecht op opp
Ook thv afvoerwegen
Onderaan afvoerweg: kliereindstukjes
Kliereindstuk is afh van soort klier (cardia, fyndus, pylorus)
L propria: bij hond en kat verdikt aan basis van kliereindstukjes tot
stratum compactum
L muscularis mucosae: 2lagig
T submucosa
Dikke t muscularis
T serosa
1) Cardiaklier
1 afvoerweg emt vertakte kliertjes (sterk gekronkeld)
Ronde doorsnede, centraal lumen
Laag tot cilindrische cellen
Rodne kern, iets basaal
Cytoplasma: licht gekleurd met HE, PAS-
Produceren geen mucus – sereuze cel
2) Fundusklier/glandula propria
1 afvoerweg, 2-3 klieriendstukjes (recht verolop)
Hoofdcel/pepsinogeenproducerende cel
Laagcilindrisch tot prismatisch
Apicaal cytoplasma lichtjes basofiel, basale actieve kern
In apicaal deel: secretiegranules
Produceren sereus vocht: hierin zitten voorlopers van pepsinogeen
Pepsinogeen vrij in lumen (= inactief)
Wandcel/parietale cel
Aan ubitenkant van kliereindstukjes
Ronde kern, cytoplasma eosinofiel gekleurd
Ingesloten in BaM