VOLLEDIGE SAMENVATTING FYSIOLOGIE I
Fysiologie en pathofysiologie I
Algemene groei
Metabolisme
Metabolisme = alle chemische processen die in ons lichaam gebeuren
1) Anabole processen
Moleculen opgebouwd
Kost E
2) Katabole processen
Macormoleculen afgebroken tot bouwstenen
E komt vrij
Voeding: opnemen afgebroken tot eiwitten, koolhydraten, vetten
afgebroken tot AZ, glucose, glycerol, vetzuren proteine, E, vetten
synthese
Lang geen eten: spiereiwitten afgebroken om als bouwstenen te gebruiken
Bij tekort van voedsel: opnieuw katabole processen vet afgebroken
Metabole snelheid
= geeft weer hoeveel E per tijdseenheid omgezet wordt (som anabole en
katabole processen) uitgedrukt in J (van kJ tot MJ)
Afhankelijk van ‘zijn we in rust?’ ‘zijn we arbeid aan het verrichten?’
Afhankelijk van grootte dier
Lichaamstemperatuur is maat voor metabole snelheid
Koudbloedige dieren lage lichaamsT, lagere metabole snelheid
Met toenemend lichaamsgewicht metabole snelheid dalen
(muis hogere hartslag wand metabole snelheid muis per kg
lichaamsgewicht veel hoger dan olifant – muis zal meer moeten eten)
Basaal metabolisme
= E die omgezet wordt als we volledig in rust zijn (geen stress, geen
arbeid, spijsverteringsprocessen afgelopen, thermoneutrale zone, …)
Onderhoudsmetabolisme
= E die nodig is opdat ons lichaam normaal zou kunnen functioneren
Niks extra aan het doen (niet drachtig, niet groeien, geen arbeid)
Spijsverteringsprocessen wel door
Voeding die we nodig hebben om lichaamsgewicht te houden
Energiebalans
= metabolisme constant– evenveel katabole als anabole processen
Positieve: E-overschot, we nemen in voeding meer E op dan we
nodig hebben voor onderhoudsmetabolisme groeien
, Negatieve: E-tekort, onvoldoende E opgenomen uit voeding en
lichaamsreserves gebruiken vermageren
Groei en regeneratie
Groei
Via hypertrofie: spieren worden dikker, cel neemt toe in V, trainen
Via hyperplasie: toename aantal cellen
Geslachtsafhankelijk en rasafhankelijk
Genitaal stelsel ontwikkelt als laatste (hormonen), weefsels snel
Intra-uteriene ontwikkeling: placentale en maternale factoren, hormonale
factoren, schildklierhormonen, voedingsstoffen – vnl hyperplasie
Botten blijven appositioneel groeien (niet in lengte, maar nieuw laagje
beenweefsel) bot dikker en steviger
Groei bepaald door
Aantal cellen aanwezig
Balans tss cellen die aan het delen zijn (prolifererende)
Cellen die aan het afsterven zijn (apoptose)
Isometrische groei = qua verhouding hetzelfde groeien
Allometrische groei = groeisnelheid niet synchroon (bv hoofd embryo)
K>1: spieren relatief snellere groei dan onze algemene groei
(allometrische)
K=1: beide componenten ontwikkelen aan zelfde snelheid
(isometrische)
Melkklier tot 14j isometrische groei, daarna allometrische groei
Regeneratie
= speciale vorm van groei – herstel van weefsel dat beschadigd is
Botten en spieren (stamcel) wel
Neuronen niet – kraakbeen nooit naar initiele
Altijd hyperplasie
Botgroei: steeds laagje erbij dus worden steviger (appositionele groei)
Catch up growth/compensatoire groei
= versterkte groei nadat er een vertraagde groei is geweest
Factoren die bepalen of ze betere groei gaan bepalen of niet
Afhankelijk van hoe lang voedseltekort blijft bestaan
Afhankelijk van hoe intensief voedseltekort is
Genetische aanleg, vetreserves, lichaamsreserves, kwaliteit voedsel
Bij voedselrestrictie (beperkt voederen): daarna compensatoire groei
betere groei (dan wanneer ze voedselrestrictie niet zouden gehad hebben)
Factoren die groei en regeneratie beinvloeden
Genetische selectie
, Hormonen (schildlkierhormonen, groeihormonen,
geslachtshormonen, insuline, …)
Voeding (eiwitten, koolhydraten, vetten, …)
Metabolisme (dracht, lactatie, ziekte)
Omgeving
Schildklierhormonen: embryonale en foetale periode!!
Epigenetische mechanismen = omgevingsfactoren die expressie van
genen gaan bepalen (liggen op DNA, verandert DNA zelf niet)
Bv: luchtvervuiling/stress/nicotine/… effect op mens en dier
Bepaalde genen komen al dan niet tot expressie
Senescentie
Bij verouderen
Eetlust en metabole snelheid verminderen
Lichaamsreserves nemen af
Reactie homeostase regelmechanismen neemt af
Telomeren te kort geworden om te delen cellen sterven a
, Fysiologie & pathofysiologie I
Begrippen in de fysiologie
1 Enkele basisbegrippen uit chemie en fysica
1.1 Diffusie
Wat is diffusie?
= transport van zone met hoge concentratie naar zone met lage
concentratie in gasmengsel/vloeistof
Opname v porta bloedbaan verspreiding doorheen lichaam
Belangrijk transportmechanisme
Massa-transport van stoffen in bloedbaan: via diffusie naar
interstitium & weefsels
Transport afvalstoffen uit weefsels naar bloedbaan
Intracellulair transport
Kan enkel over hele korte afstanden (anders: bloedbaan)
Bij longen: veneus bloed (laag O2, rijk CO2) longalveole (hoog O2, arm
CO2) dus O2 van hoge naar lage (afstand is zeer dun)
Gevolg van willekeurige bewegingen van moleculen – atomen – ionen
Bewegingssnelheid: OE met afmeting
Moleculen botsen steeds met elkaar: richtingsveranderingen
obv thermodynamische bewegingen: hoe hoger T, hoe sneller
Invloed diffusiecoefficient
Grootte molecule: hoe groter, hoe trager (water sneller dan glucose)
Lading: + ion migreert niet naar + compartiment
Temperatuur: hoe warmer, hoe sneller
Medium: iets in water oplossen makkelijker dan in olie
Opp voor diffusie (belangrijk: darmepitheel met (micro)villi)
C-gradient: verschil in c tss 2 compartimenten tov afstand waarover
c-verschil bestaat bv-systeem nodig!
-hoe kleiner afstand c-verschil, hoe sneller diffusie zal verlopen
Zeer efficient voor transport over zeer korte afstand: nm tot 10-30 μm
Neurotransmitters thv neuronen
Glucose opname thv capillairen
Intracellulair
Cellen max 100μm, anders afstand te groot en passieve diffusie
onmogelijk
1.2 Osmose en filtratie