Ethische en Rechtsfilosofische stromingen samenvatting
Filosofie = oudste manier van denken over de wereld, mens, natuur,..
Metafysica gaat over de vraag wat er allemaal bestaat, wat zijn de bouwstenen van wat er is (bv.
Bestaat er een schaduw? Is dit een object? Of bestaat dit niet?)
Bestaansvraag: “bestaat er iets zoals een vrije wil?”
Kennisleer: wanneer kun je zeggen dat bepaalde dingen waar zijn.
3 terreinen die in de lessen aanbod zullen komen:
- Ethiek/moraalfilosofie = houdt zich bezig met de vraag wat het betekent om een goed mens
te zijn, een goede daad te stellen.
- Rechtsfilosofie = wat betekent een goede wet?, wanneer kan je spreken van een goede
wetgever?
- Politieke filosofie = wat betekent een goede samenleving?
→ Deze normatieve disciplines zoeken oplossingen voor normatieve problemen
Schema normatieve problemen:
Hoofdstuk 1: De klassieke rechtvaardigingstoets
1.1 Normatieve problemen
Een normatief probleem is eigenlijk de vraag of een bepaalde handeling toegelaten (mogen),
verplicht (moeten) of verboden (niet mogen) moet worden.
Voorbeelden:
,A: mogen ouders deze keuze maken? → Welke argumenten, theorieën en visie heb je om te zeggen dat dit wel
of niet kan?
B: Profeet Mohammed staat beschreven in de hel in dit boek. In het kader van omgaan met diversiteit, heeft
men onlangs beslist om deze passage van de profeet Mohammed te schrappen. Hebben we een betere
samenleving als je dit zou doen?
C: elke dag was er een nieuw vraagstuk ivm corona → bv. Iedereen verplichten zich te vaccineren of is het
voldoende of dat enkel te doen op vrijwillige basis?
Men onderscheidt de volgende:
1) Een gerelateerd normatief probleem:
• Sociale rollen spelen een belangrijke rol bij gerelateerde problemen.
• Natuurlijke determinanten (bv. plaats, tijd,…) zijn hier ook bepalend.
• Vb: “mag een politicus de verkeerswet overtreden?”, “Mag een arts in sommige gevallen zijn
beroepsgeheim doorbreken?” → je kunt geen antwoord geven zonder in te gaan op de sociale rollen
die ze spelen of de concrete omstandigheden te bekijken
2) Een ongerelateerd normatief probleem:
• Sociale rollen zijn irrelevant.
• Natuurlijke determinanten zijn niet bepalend.
• Probleem heeft betrekking op alle mensen, ongeacht sociale rol of natuurlijke
determinanten
• Vb: “mag abortus?”, “Mag je gevangenen folteren?”
Een normatief probleem oplossen móét gebeuren op een rationele wijze/argumentatie (a.d.h.v.
een beredeneerde argumentatie). Negatief gesteld: je vermijdt beroep op geloof, emoties, feitelijke
toestand (deze worden nu apart behandeld)
1.1.1 Geloof
= de idee dat bepaalde handelingen, toestanden, regels of maatrgelen goed of
slecht zijn omdat God deze wil of juist niet wil
Het is niet mogelijk om te steunen op geloof of de ‘Wil van God’ bij een
beredeneerde argumentatie. → het mist namelijk overtuigingskracht
,Verwijzen naar het geloof leidt tot een merkwaardig dilemma, namelijk ‘het dilemma van
Euthyphro’. In dit dilemma onderzoekt Plato als de redenen van God al dan niet bekend zijn.
Zijn God zijn redenen al dan niet bekend?
- Wanneer God zijn redenen niet bekend zijn, betekent dit dat God willekeurig is. Hoe kan
men weten wat het goede is?
Bijv: God kan even goed een plicht geven tot stelen ipv te zeggen dat stelen slecht is
- Wanneer God zijn redenen wél bekend zijn (ethische, morele redenen), wordt Hij
overbodig. Want op dat moment is men namelijk bewust van wat juist is. Men weet wat
rechtvaardig en moreel verantwoord is. Waarom zou men nog iets nodig hebben als de ‘Wil
van God’ om ons gedrag te leiden?
Bijv: even goed redelijke argumenteren
1.1.2. Emoties
Emoties, instincten en intuïties zijn wederom een niet beredeneerde manier
van argumentatie.
Bv. Jef (baas van krantenwinkel) bindt dief vast aan verlichtingspaal en schrijft op zijn borst “je suis un voleur”.
Op deze manier maakt Jef duidelijk aan de gemeenschap dat deze persoon niet te vertrouwen is. Als dit in de
krant komt, zien we dat Jef wordt gearresteerd, omdat hij deed aan eigenrichting (recht in eigen handen
nemen).
Bv: we vinden euthanasie en abortus moord
Bv: je vindt seks tussen broer en zus walgelijk
→ Morele emoties kan mensen ver drijven !
Tijdens de verlichting ging men meer en meer nadenken over de goede samenleving,
goede mens MAAR zonder emotioneel antwoord.
Emotioneel antwoord kan in conflict staan met rationeel antwoord.
- Ongenoegen over morele emoties bv. Homofobie, lijfstraffen.
- Grenzen van morele intuïties. Bv. Geen of onduidelijk antwoord bij nieuwe
problemen (blikje op de grond gooien tegenover opwarming van de aarde).
- Democratie vraagt rechtvaardiging. Bv. Motiveringsverplichting, waarom vindt jij
dit..?
We kunnen de emotionele basis echter niet verwerpen. Dit wordt duidelijk a.d.h.v. het
tramdilemma en het vervangbaarheidsargument:
- Het tramdilemma
o Als onpersoonlijk dilemma: Een tram komt toe bij een splitsing van het spoor. Op
een van de sporen liggen vijf mensen vastgebonden, op het andere spoor slecht één
iemand. Jijzelf staat bij een hendel. Als je niets doet, sterven er sowieso vijf mensen.
Maar als je aan de hendel trekt, gaat de tram naar het andere spoor waardoor er
maar één iemand sterft in plaats van vijf.
o Als persoonlijk dilemma : Bij dit dilemma is er maar één spoor. Op
dit spoor liggen er weer vijf mensen vastgebonden. Jij staat op een
, brug boven het spoor en naast jou staat er een dikke man, die de
trein zou kunnen stoppen. Ofwel kies je ervoor om niets te doen en
dan sterven die 5 mensen, ofwel duw je de man van de brug zodat
de tram stopt (maar één persoon sterft).
→ Bij het onpersoonlijke dilemma zouden we aan de hendel trekken
zodat er maar één persoon zou sterven in plaats van vijf. Maar een
man voor de tram duwen om die vijf mensen te redden, vinden we
een afschuwelijke gedachte. Dit wijst erop dat we onze morele
gevoelens niet kunnen uitschakelen.
- Het vervangbaarheidsargument: Dit is een argument ter verdediging van
het doden van gezonde, maar niettemin ‘gelukkige’ dieren. Dit argument
stelt dat wanneer het totale geluk bij vervanging van een dood dier door een
nieuw levend dier niet vermindert, die vervanging moreel aanvaardbaar is.
Vb bij renpaarden: renpaarden worden gedood bij leeftijd 8/9j (terwijl ze nrml 30j
worden). Opzich is dit geen probleem, zolang dit pijnloos gebeurd. De nutsbalans
blijft altijd dezelfde (vw: doden is pijnloos EN we nemen aan dat dieren geen
toekomstperspectieven hebben)
MAAR je vergeet soms de hechting met het dier mee te nemen!! (tegenargument)
We concluderen dat we niet omheen onze emoties kunnen (het voelt namelijk aan als iets
onwaardigs), maar er tegelijk weinig baat bij hebben ons erdoor te laten leiden. Bovendien is het
belang van een rationele motivering in onze maatschappij uitzonderlijk groot
1.1.3. Feitelijke toestand
Een normatief oordeel vraagt rechtvaardiging, een feitelijke toestand kan dit niet geven. Vandaar
dat we hier spreken van een naturalistische drogreden.
Voorbeelden:
- “Hongaarse vrouwen moeten eerst naar hartslag van foetus luisteren alvorens ze abortus
kunnen plegen.”: Je hoort dat de foetus een kloppend hart heeft, dan concludeer je daaruit of
abortus goed of fout is.
- Het nut van gevangenissen: de vraag of gevangenissen wel nut hebben, hebben niet te maken
met de reden waarom we straffen. De gevangene moet namelijk boeten voor hetgeen wat hij
heeft verkeerd gedaan, ongeacht hij daar slechter uitkomt of dit gevaarlijker wordt voor de MS.
Je gaat feiten trekken uit normatieve lessen. Je leidt ‘moeten’, ‘niet mogen’ of ‘mogen’ af uit wat is.
Er is een GROOT VERSCHIL tussen een feitelijke toestand en een normatief oordeel
Feitelijke toestand Normatief oordeel
verklaren rechtvaardigen
begrijpen Aanvaarden
voorspellen verwerpen