Voor deze samenvatting zijn meerdere bronnen gebruikt. Via het mbo heb ik een stroming mogen kiezen en ik heb voor de pabo gekozen. We kregen vanuit het mbo dan ook alvast lessen in de vakken van de toelatingstoetsen. De mensen die deze lessen gaven, wisten heel goed waar de toelatingstoetsen over ...
Tijdvakken
Tijdvak 1: jagers en boeren (-3000 voor christus)
Tijdvak 2: Grieken en romeinen (3000 voor christus – 500 na christus)
Tijdvak 3: monniken en ridders (500 – 1000)
Tijdvak 4: steden en staten (1000 – 1500)
Tijdvak 5: ontdekkers en hervormers (1500 – 1600)
Tijdvak 6: regenten en vorsten (1600 – 1700)
Tijdvak 7: pruiken en revoluties (1700 – 1800)
Tijdvak 8: burgers en stoommachines (1800 – 1900)
Tijdvak 9: wereldoorlogen en holocaust (1900 – 1950)
Tijdvak 10: televisie en computers (1950 – heden)
Deze tijdvakken verdelen we onder in 4 perioden:
Prehistorie en oudheid: tijdvak 1 en 2
Middeleeuwen: tijdvak 3 en 4
Vroeg moderne tijd: tijdvak 5, 6 en 7
Moderne tijd: tijdvak 8, 9 en 10
Historische vaardigheden
+ In de geschiedeniswetenschap bestuderen we de bronnen die uit het verleden zijn overgebleven,
bijvoorbeeld: kranten, kleding, brieven, etc.
+ Archeologie houdt zich als wetenschap bezig met het bestuderen van ongeschreven bronnen,
bijvoorbeeld: scherven van potten en de resten van huizen.
Bronnen:
Primaire bronnen: deze zijn gemaakt door mensen die direct bij een kwestie betrokken zijn geweest,
bijvoorbeeld ooggetuigen.
Secundaire bronnen: zijn gemaakt door mensen die niet direct bij de kwestie betrokken zijn geweest.
Geschreven bronnen: bijvoorbeeld kranten, brieven en dagboeken.
Ongeschreven bronnen: kun je verdelen in: gesproken bronnen (interviews), gebouwen/voorwerpen,
beeldbronnen (tekeningen, schilderijen) en bewegende beeldbronnen (film, video)
,Tijdvak 1: Tijd van jagers en boeren (tot 3000 v.C.)
Nomaden: rendierjagers.
Toendra: gebied zonder bomen, begroeid met mos, gras en struiken.
+ Ook wel de prehistorie genoemd
+ ‘pre’ betekent ‘voor’ en ‘historie’ betekent ‘geschiedenis’.
+ Er zijn geen schriftelijke bronnen uit deze tijd.
+ Beeld van deze tijd door: botten, scherven van potten en resten van werktuigen.
Het ontstaan van de mens
Het begon 10.000 jaar geleden toen de mensapen langzaam op 2 benen gingen lopen en de eerste
mensachtigen ontstaan. Wij (homo sapiens) zijn ontstaan in Afrika. Onze voorouders zijn de homo
erectus. Ongeveer 150.000 jaar v.C. trokken de homo sapiens van Afrika naar het Midden- Oosten.
Langzaam maar zeker verovert de homo sapiens de hele wereld. Voor de neanderthaler loopt het
minder goed af. De neanderthaler sterft uit. Wij mensen kunnen wel een beetje neanderthaler bloed
hebben, omdat wetenschappers denken dat door de neanderthaler kinderen zijn ontstaan. Homo
sapiens is nu de enigste menssoort op aarde.
Jagers en boeren
Voordat de moderne mens (homo sapiens) in Europa arriveert, zo’n 35.000 jaar geleden, wonen er
ook al mensensoorten. Bijvoorbeeld de Neanderthalers, die leven in de periode die we de oude
steentijd noemen (ijstijd), vanaf 300.000 jaar geleden. Dit heet de steentijd omdat er alleen nog maar
stenen werktuigen zijn. Neanderthalers wonen hier in een toendra gebied. De neanderthaler heeft
zich aangepast aan de ijstijd, aan de kou. Hij weet hoe hij vuur moet maken, woont in hutten en
grotten en het is een goede jager. In de ijstijd trokken grote groepen mammoeten en rendieren rond.
Daar werd dan ook op gejaagd.
Zo’n 10.000 jaar geleden waren er jagers en verzamelaars. Dit is de midden steentijd. De laatste
ijstijd van de oude steentijd is net voorbij. Het klimaat veranderd. Doordat het klimaat veranderd,
konden de bomen beter groeien. Daardoor veranderen grasvelden in bossen en moest de mammoet
op zoek naar een nieuw leefgebied met meer gras. Zo kwamen de mammoeten in Siberië terecht.
Uiteindelijk zijn de mammoeten daar gestorven van de honger. De jagers en verzamelaars woonden
in tenten en hutten gemaakt van stro en dierenhuiden. Ze trokken in groepen door het land, op zoek
naar eten. De mannen (nomaden) gingen, als er eten nodig was, op jacht naar rendieren, zwijnen en
hazen. Hun pijlen, speren en bogen maakten de jagers zelf. Ook werd er gevist. De vrouwen en
kinderen gingen iedere dag opzoek naar voedsel in de bossen. In de herfst naar wilde vruchten en in
het voorjaar verzamelden ze bladgroenten en knollen. Als de mannen terug kwamen van de jacht
werden de dieren die ze hadden gevangen, geslacht. Alles van het dier werd gebruikt. Het vlees om
te eten, huiden voor de kleding en zelfs de ingewanden werden schoongemaakt. Met de
varkensblaas kon je voetballen. De vuurplaats was een belangrijke plek bij elke hut. ‘s avonds om bij
te eten. ‘s nachts om de dieren op een afstand te houden. De vuurplaats was ook om veilig bij elkaar
te zitten, zich te kunnen opwarmen en om elkaar verhalen te vertellen. Verhalen over hoe de wereld
was begonnen of over hoe de geesten naar de loerden. In de loop van de tijd leerden de mensen uit
de prehistorie hoe ze grond konden bewerken en dieren konden temmen.
Jagers werden landbouwers. De nieuwe steentijd begon.
,De eerste landbouwers leefden in het Midden- Oosten. Deze overgang van een samenleving van
jager-verzamelaars naar een landbouwsamenleving wordt wel de agrarische revolutie of neolithische
revolutie genoemd. Omdat de bevolking groeide, moesten mensen telkens op zoek naar nieuwe
landbouwgronden. Rond 5000 v Chr. bereikte de agrarische revolutie West-Europa. De overgang
vond plaats op de vruchtbare sikkel.
Bij landbouw paste een andere leefstijl dan bij het jagen en verzamelen. Een boer was aan zijn grond
gebonden en bouwde een huis waar hij en zijn gezin permanent in konden wonen.
Een landbouwer stelde ook andere eisen aan zijn woning dan een nomade. Er werd niet meer
rondgetrokken en daarom maakte een boerengemeenschap alle seizoenen mee op één plek. De
woning moest voldoende beschutting geven en flinke opslagplaatsen bieden voor de opbrengsten
van het land. De huizen werden gemaakt van stro, leen, takken en boomstammen.
Bij het boerenbedrijf hoort ook het houden van dieren, veeteelt. De eerste dieren die door mensen
werden gehouden waren de wolf, schapen, geiten en varkens. Het houden van dieren had veel
voordelen. Er was voedsel binnen handbereik in de vorm van vlees en melk. Wol werd een
belangrijke grondstof voor kleding en dieren konden bovendien nuttig werk verzetten. Vanaf
ongeveer 4000 v. Chr. was het dankzij het wiel en de ploeg mogelijk om met runderen grote stukken
grond om te ploegen. De opbrengsten in de landbouw werden daardoor groter. Meer en beter
voedsel had tot gevolg dat de bevolking ging groeien. Een andere nieuwe vinding van de boeren was
potten bakken. Ze wilden het voedsel dat ze zelf verbouwden bewaren en daar waren potten voor
nodig. Deze potten werden vaak mooi versierd.
De eerste boeren in West- Europa vestigden zich ruim 7000 jaar geleden (5300-4900 v.C.) in Zuid-
Limburg op de lössgronden. In het rest van het land trokken nog jagers en verzamelaars. Een
boerengemeenschap bestond uit enkele tientallen mensen die samen een dorp bewoonden. De
eerste boeren behoorden tot de Bandkeramische cultuur. De naam van de Bandkeramische cultuur
verwijst naar het versierde aardewerk dat deze volkeren maakten. Een paar eeuw later komen er ook
boeren in Drenthe. Zij vestigen zich op de zandgronden in Drenthe. De nieuwe boeren heetten ook
wel het trechterbekervolk, oftewel de hunebedden bouwers. De belangrijkste sporen van deze
cultuur zijn de overblijfselen van de hunebedden die te vinden zijn op het Drents plateau. In de
hunebedden werden dode mensen gelegd. Dit was hun laatste rustplaats. Bij de jagers en
verzamelaars bleven dode mensen gewoon achter, want ze moesten verder.
De eerste steden
Twee rivieren in het Midden-Oosten, de Eufraat en de Tigris, overstroomden ieder jaar. Wat
achterbleef was slib, wat zeer geschikt was voor landbouw. Daarom besloten boeren om dijken en
irrigatiesystemen te bouwen; zo konden ze de overstromingen controleren en hiervan profiteren.
Dit zorgde er uiteindelijk voor dat de boeren veel meer gingen produceren dan ze nodig hadden. Dit
had twee belangrijke gevolgen.
Ten eerste waren er steeds minder boeren nodig, die daardoor op andere gebieden konden
specialiseren(bijv. kleding of gereedschap). Nijverheid ontstond. Ten tweede gingen de verschillende
dorpen handel drijven met elkaar. Uiteindelijk zorgde dit voor het ontstaan van de eerste steden.
Meer mensen, met dus allemaal verschillende beroepen, woonden in een klein gebied bij elkaar in
een landbouw stedelijke samenleving. Ze ontwikkelden hun eigen omgangsvormen, sociale
verhoudingen en gewoontes.
, De uitvinding van het schrift
Het schrift ontstond ongeveer tegelijk met het ontstaan van steden. Alles wat aan belasting
binnenkwam en kon worden verhandeld, moest worden genoteerd. Dat was de taak van ambtenaren
die op kleine kleitabletten met een rieten griffel de hoeveelheden inkrasten.
Op deze wijze ontstond een primitief beeldschrift.
Het schrift waarmee ook complexere zaken werden genoteerd, bestond uit logogrammen.
Dat waren kleine symbolische tekeningetjes die verwezen naar iets, een handeling of object,
in de werkelijkheid. Het woord 'hoofd' was een klein tekeningetje van een hoofd.
Later werden de tekeningetjes vervangen door symbolen die verwezen naar een klank zoals de
letters in het ons bekende alfabet.
Tijdvak 2: de Grieken en Romeinen, ook wel de klassieke oudheid (3000 v.C. tot 500 na Christus).
De tijd van Grieken en Romeinen duurt van 3000 voor Christus tot 500 na Christus.
3000 v.C. woonden in het noorden van Europa, Germanen. Germanen bestonden uit verschillende
stammen en leefden als boeren. De Friezen, Franken, Saksen, Bataven, etc. maakten deel uit van de
Germanen. Germanen hadden een eigen godin, Nehalennia. Zij was de godin van leven en dood.
In een ander deel van Europa woonden de Grieken. En in weer een ander deel de Romeinen. De
Grieken hadden prachtige bouwkunst, geloofden in meerdere goden en ze hadden de olympische
spelen al. Ze waren dus al een stuk verder. De Grieken wilden hun grondgebied verder uitbreiden
voor de handel en Alexander de Grote zorgde daarvoor. In Europa ontstaan de eerste grote steden in
Griekenland vanaf 800 v.C. Belangrijke stadstaten zijn Sparta, Thebe en Athene. De bekendste
ontwikkelingen zijn de Griekse filosofen en de democratie (vrije’ mannelijke burgers konden invloed
uitoefenen op het bestuur). Filosofie betekent in het Grieks: houden van wijsheid (filo = houden van,
sophia = wijsheid). Griekse filosofen dachten na over allerlei zaken en probeerden door het stellen
van vragen en onderzoek meer wettenschappelijke verklaringen te geven. En ze schrijven alles op.
Belangrijke Griekse filosofen waren Socrates, Plato en Aristoteles.
De Romeinen woonden al die tijd in Rome. De stad Rome zelf bestond nog niet, maar de omgeving
wel. In 750 v.C. is de stad Rome gesticht. Volgens de Romeinse mythologie was het de tweeling,
Romulus en Remus, die Rome hebben gesticht. Hun vader was de god Mars en hun moeder Rea
Silvia. Omdat zij geen kind mocht krijgen van haar oom, Amulius, werden Romulus en Remus in een
mandje gezet dat in de rivier de Tiber werd gezet. Een wolvin vond hen en heeft ze toen opgevoed.
Zij stichtten later een stad en kregen daarna ruzie over wie de stad mocht besturen. Na een gevecht
tussen beide broers werd Remus gedood en ging Romulus de stad Rome besturen. Op den duur
begonnen de Romeinen meer koloniën te stichten en veroveren. De romeinen overheersten van de
Grieken en Germanen. Het dorpje Rome groeide in duizend jaar tijd (circa 750 v.C. tot 400 na
Christus) uit tot een machtig wereldrijk dat onder andere de hele Middellandse zee omvatte.
De Grieks- Romeinse cultuur werd de heersende cultuur in de landen aan de Middellandse zee en in
Europa. De Romeinen waren knappe bouwmeesters.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur kaykolhek. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,82. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.