11/20 gehaald, eerste examenkans met slaagpercentage van 17%.
Volledig, duidelijk en mooi opgemaakt document van de leerstof, met extra notities van ALLE lessen.
1. Inleiding boekhouden
De balans
= een overzicht van werkmiddelen en financieringsmiddelen
Balans
Activa …/…/…. Passiva
Minst
OPRICHTINGSKOSTEN 20 EIGEN VERMOGEN Minst
VASTE ACTIVA = LT Inbreng* 10-11 opeisbaar
liquide/
beschikbaar Immateriële vaste activa 21 Herwaarderingsmeerwaarden 12
Materiële vaste activa 22-27 Reserves 13
Financiële vaste activa 28 Overgedragen resultaat 14
Kapitaalsubsidies 15
VLOTTENDE ACTIVA = KT Voorschot aan vennoten op 19
Vorderingen > 1 jaar 29 verdeling netto-actief
Voorraden en BIU 3
Marchandises 34 VOORZIENINGEN EN
Vorderingen ≤ 1 jaar 40/41 UITGESTELDE BELASTINGEN
Distributeurs 41 A. Voorzieningen voor risico’s 16
Geldbeleggingen 50-53 en kosten
Liquide middelen 54-58 B. Uitgestelde belastingen
Bank 55
Overlopende rekeningen 490/1 VREEMD VERMOGEN
Schulden > 1j 17
Schulden ≤ 1j 42-48
Meest Leveranciers 42
liquide/ Meest
beschikbaar Overlopende rekeningen 492/3 opeisbaar
TOTAAL TOTAAL
*!!SINDS 2020!! Onderscheid aan passief zijde van de balans tussen kapitaalvennootschappen (nv)
(-inbreng kapitaal of buiten kapitaal) en kapitaal loze vennootschappen (bv, cv) (- beschikbare of
onbeschikbare inbreng). Je mag dus niet meer spreken van kapitaal als het gaat over kapitaal loze
vennootschappen, algemene vorm INBRENG (voor beide)!!
- Liquiditeit = de mate waarin de bezittingen al dan niet snel in liquide middelen of in beschikbaar
geld kunnen worden omgezet
- Opeisbaarheid = de hoeveelheid tijd dat de financieringsmiddelen ter beschikking van de
onderneming blijven
1
,Activa
= bezittingen à werkmiddelen (waar gaat het geld naartoe? Actief Balans xx/xx/xxxx Passief
Wat moet gefinancierd worden?)
- Vaste activa = LT: worden voor langer dan 1 jaar in een Richesse
Bezittingen
onderneming gebruikt Schulden
- Vlottende activa = KT: alle werkmiddelen die tijdens de
bedrijfscyclus (=1j) worden omgezet in liquide middelen
Passiva
= schulden à financieringsmiddelen (waar komt het geld vandaan? Welke zijn de
financieringsbronnen?)
- Eigen vermogen: vermogen afkomstig van eigenaars of aandeelhouders van onderneming;
schuld van onderneming tov eigenaars
- Vreemd vermogen/ schulden: financieringsmiddelen afkomstig van derden
Techniek dubbel boekhouden
BALANS
D ACTIEF C D PASSIEF C
+ - - +
RESULTATENREKENING
D KOSTEN C D OPBRENGSTEN C
+ - - +
Kapitaalinbreng
P: Kapitaal/ inbreng +
A: Bank: contant bij de bank + : 55D
à geld dat de ondernemer ter beschikking stelt = schuld van de onderneming aan de ondernemer
Op moment van AF: Aankoopfactuur
K: Voorraden/aankopen hg + : 60D Te vorderen btw
P: Schuld tov leverancier + : 44C Alle btw die de onderneming betaalt, kan worden
A: Btw vordering + : 41D teruggevorderd aan de btw-administratie
Op moment van betaling van AF:
P: Schuld tov leverancier - : 44D
A: Bank - : 55C (som leverancier)
Op moment VF:
O: Omzet + : 70C Verkoopfactuur
A: Vordering tov klant/ distributeur + : 40D Te betalen btw
P: Te betalen btw + : 45C Alle btw die de onderneming ontvangt, moet
worden betaald aan de btw-administratie
Op moment van betaling van VF:
A: Vordering tov klant/ distributeur - : 40C
P: Bank + : 55D (som distributeur)
2
,Op moment van aangaan van een lening:
1. Het aangaan van de lening
We krijgen de middelen op onze bankrekening ter beschikking
A: Bank + : 55D
P: Lening (… bank) + : 17C (schulden ↗)
2. Schuld op LT vs schuld op KT
De schuld ontstaan tov de bank is op LT. MAAR een deel van de lening vervalt binnen het boekjaar.
Dit deel moeten we overboeken naar een schuldenrekening op KT.
à 42: schulden > 1j
We doen dit de 1e keer op het moment van het aangaan van het krediet. We boeken het bedrag dat
binnen het 1e boekjaar vervalt op 42.
à we gaan elk jaar op 31/12 het kapitaalbedrag dat het komende jaar vervalt, overboeken van
schuld op LT (17) naar schuld op KT (42).
- Schulden > 1j - : 17D
- Schulden < 1j + : 42C
3. Aflossen van de lening en betaling van de interesten
We mogen natuurlijk ook niet vergeten onze vergoeding voor het ontlenen van het geld te betalen:
de intrest
Deze vergoeding (intrest) wordt berekend op het openstaand kapitaalsaldo, rekening houdend met
de regelmaat van terugbetalen.
- P: Lening …(bank) - : 42D = kapitaalsaldo/n (per terugbetaling, 1 vakje)
- K: Interestkosten + : 65D = interest (per terugbetaling)
- A: Bank - : 55C = volledige bedrag (per terugbetaling)
De balansrekeningen
Splitsing van balans in rekeningen
Iedere balanspost stellen we voor op rekeningen (T-rekening)
à verzameling van alle rekeningen: grootboek
D ACTIEF C D PASSIEF C
Beginbedrag Beginbedrag Bij iedere boeking geldt:
+ - - + DEBET = CREDIT
Boekingsregels balansrekeningen
Eindbalans wordt 1 keer per jaar, op afsluitdatum van het boekjaar, opgesteld. Tussentijds kunnen
er wel tussenbalansen opgesteld worden.
Eindbalans N = beginbalans N + 1
Afsluiten van balansrekeningen
= salderen
Saldo van een rekeningen = verschil tussen totalen van debetzije en creditzijde van rekening
- Totaal credit > totaal debet à creditsaldo CS (passief rekeningen vertonen vaker à je
betaalt nooit meer terug dan dat je aanvankelijk schulden hebt gehad)
- Totaal credit < totaal debet à debetsaldo DS (actief rekeningen vertonen vaker à de
klanten gaan nooit meer betalen dan de openstaande vordering/ factuur)
3
, Voorbeeld:
Afsluiten van de
rekeningen
De resultatenrekeningen
Kosten en opbrengsten
Recurrent = terugkerende kosten/opbrengsten, ze komen vaak voor in een onderneming en horen
daarmee dan ook tot de normale bedrijfsactiviteiten.
- Recurrente bedrijfskosten
Commerciële
activiteiten
Intresten, bankkosten
- Recurrente financiële opbrengsten
Interesten die je ontvangt op een termijnrekening, geldbeleggingen (aankoop met de
bedoeling om achteraf te verkopen met weerwaarde)
Niet-recurrent = kosten/opbrengsten die niet gewoonlijk voorkomen, het gaat om alle
kosten/opbrengsten die eenmalig, toevallig of uitzonderlijk zijn voor de onderneming en die niet tot
de normale bedrijfsactiviteiten behoren.
- Niet recurrente bedrijfskosten
Verkoop op (im)materiële vaste activa (wagen, computer…) maar we krijgen er minder voor
Commerciële
activiteiten
dan het boekhoudkundig waard is (boekhoudkundige waarde > verkoopsprijs)
- Niet-reccurente bedrijfsopbrengsten
Verkoop (im)materiële vast activa (wagen, computer…) maar we krijgen er meer voor dan
het boekhoudkundig waard is (boekhoudkundige waarde < verkoopsprijs)
- Niet-recurrente financiële kosten
Gerealiseerde minderwaarde uit de verkoop van financiële vaste activa (verkoop aandelen
activiteiten
Financiële
van een andere onderneming)
- Niet-recurrente financiële opbrengsten
Als de onderneming meedoet aan kansspelen en zou winnen (lotto, win-for-life),
gerealiseerde meerwaarde uit de verkoop van financiële vaste activa (verkoop aandelen van
een andere onderneming)
4
, D KOSTEN C D OPBRENGSTEN C
Bij iedere boeking geldt:
+ - - + DEBET = CREDIT
Opbrengsten – kosten = resultaat boekjaar
- Opbrengsten > kosten à winst
- Opbrengsten < kosten à verlies
De resultatenrekening
Wettelijk schema resultatenrekening
Kapitaal- of kapitaalloze vennootschap?
Afhankelijk van de grootte van je onderneming
- Volledig model
- Verkort model
- Micromodel
Boekingsregels resultatenrekeningen
De resultatenrekening wordt elk jaar gereset, omdat je daaruit je daaruit winst/ verlies (O-K)
berekent en deze zal worden overgedragen naar de balans.
Afsluiten van resultatenrekeningen
= salderen
Saldo van een rekeningen = verschil tussen totalen van debetzije en creditzijde van rekening
- Totaal credit > totaal debet à creditsaldo CS (opbrengsten rekeningen vertonen vaker à je
betaalt nooit meer terug dan dat je aanvankelijk schulden hebt gehad)
- Totaal credit < totaal debet à debetsaldo DS (kosten rekeningen vertonen vaker à de
klanten gaan nooit meer betalen dan de openstaande vordering/ factuur)
5
, Voorbeeld
Afsluiten van de
rekeningen
Het MAR
= het Minimum Algemeen Rekeningenstelsel
Structuur
Balansrekeningen
Resultatenrekeningen
6
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur laurencelemay. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €21,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.