Het werkwoord: wijs en tijd
1 Indicatief
1.1 Indicatief praesens
Praesensstam (+ bindklinker e) +
Actief: -o, -s, -t, -mus, -tis, -nt
capio: ik grijp
Passief: -or, -ris, -tur, -mur, -mini, -ntur
capior: ik word gegrepen
1.2 Indicatief imperfectum
Praesensstam (+ bindklinker e) +
Actief: -bam, -bas, -bat, -bamus, -batis, -bant
capibam: ik greep
Passief: -bar, -baris, -batur, -bamur, -bamini, -bantur
capibar: ik werd gegrepen
1.3 Indicatief futurum simplex
Werkwoorden op -āre, -ēre werkwoorden op ěre (~o), īre, ěre (io)
Praesensstam + praesensstam +
Actief: -bo, -bis, -bit, -bimus, Actief: -am, -es, -et, -emus, -etis,
-bitis, -bunt -ent
amabo: ik zal beminnen capiam: ik zal grijpen
Passief: -bor, -beris, -bitur, Passief: -ar, -eris, -etur, -emur, -
-bimur, -bimini, -buntur emini, -entur
amabor: ik zal bemind worden capiar: ik zal gegrepen worden
1.4 Indicatief perfectum
Actief: perfectumstam + -i, -isti, -it, -imus, -itis, -erunt
cepi: ik heb gegrepen
Passief: participium perfecum + sum, es, est, sumus, estis, sunt
captus, ~a sum: ik ben gegrepen
1.5 Indicatief plusquam-perfectum
Actief: perfectumstam + -eram, -eras, -erat, -eramus, -eratis, -erant
ceperam: ik had gegrepen
Passief: participium perfectum + eram, eras, erat, eramus, eratis, erant
captus, ~a eram: ik was gegrepen
, 1.6 Indicatief futurum exactum
Actief: perfectumstam + -ero, -eris, -erit, -erimus, -eritis, -erint
cepero: ik zal gegrepen hebben
Passief: participium perfectum + ero, eris, erit, erimus, eritis, erunt
captus, ~a ero: ik zal gegrepen zijn
2 Participium
2.1 Participium praesens
Praesensstam (+ bindklinker) + -ns (nominatief) -nt- + verbuiging adjectieven
2de klasse
capiens: grijpend
Altijd actief
2.2 participium perfectum
Supinumstam + verbuiging adjectieven 1ste klasse
captus: gegrepen
Altijd passief
2.3 participium futurum
Supinumstam + ur+ verbuiging adjectieven 1ste klasse
capturus: die zal grijpen
Altijd actief
3 Infinitief
3.1 Infinitief praesens
Actief: praesensstam (+ bindklinker -e) + re
capere: grijpen
Passief:
o -āre, -ēre, -īre: praesensstam + -ri
amari: bemind worden
o -ěre (o), -ěre (io): praesensstam + -i
capi: gegrepen worden
3.2 Infinitief perfectum
Actief: perfectumstam + -isse
cepisse: gegrepen hebben
Passief: participium perfectum + esse
captum esse: gegrepen zijn