Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting reader Psychodiagnostiek Master Klinische psychologie €4,29
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting reader Psychodiagnostiek Master Klinische psychologie

 0 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Samenvatting reader Psychodiagnostiek Master Klinische psychologie; beknopte Nederlandstalige samenvatting van de belangrijkste onderwerpen ten behoeve van het tentamen. Reader samengevat in 13 pagina's.

Aperçu 2 sur 13  pages

  • 15 juillet 2023
  • 13
  • 2022/2023
  • Resume
avatar-seller

Questions d'entraînement disponibles

Fiches 35 Fiches
€4,79 0 vendus

Quelques exemples de cette série de questions pratiques

1.

1. Wat is het verschil tussen de bggz en de sggz?

Réponse: De basisggz biedt zorg aan cliënten met relatief enkelvoudige problematiek en voor cliënten met complexe, chronische problematiek waarbij de focus ligt op herstel en het vinden van evenwicht in het leven met de aandoening. De gespecialiseerde ggz biedt zorg aan cliënten met ernstiger problematiek en de behandeling is gericht op complexe psychische problematiek en psychosociale klachten en/of levensfaseproblematiek.

2.

2. Welke 4 typen psychologen zijn er?

Réponse: - Basispsycholoog met de universitaire master psychologie, geen beschermde titel en beperkte diagnostische en behandelmogelijkheden, werkt onder supervisie van de gezondheidspsycholoog, klinisch psycholoog of psychotherapeut. - Gezondheidszorgpsycholoog, beschermde titel volgens de Wet BIG. - Klinisch psycholoog, beschermde titel volgens de Wet BIG. - Psychotherapeut, beschermde titel volgens de Wet BIG.

3.

3. Welke soorten psychodiagnostisch onderzoek zijn er?

Réponse: - Intelligentieonderzoek - Persoonlijkheidsonderzoek - Projectief onderzoek of indirecte methoden - Neuropsychologisch onderzoek - Probleemgericht onderzoek

4.

4. Noem voorbeelden van elke soort onderzoek:

Réponse: Intelligentie: WAIS, WISC, Drenth-serie, DAT en Raven Persoonlijkheid: MMPI-2, NPV-2, HEXACO, NEO-PI-R Indirecte methoden: TAT, ZAT en rorschachtest Neuropsychologisch: Verbale leer- en geheugentaak, Stroop-kleur-woordtaak en Behavioral assessment of the dysexecutive syndrome Probleemgericht: BDI, SCL-90 en UCL.

5.

5. Noem de 4 stappen van de empirische cyclus van De Bruyn:

Réponse: Klachtenanalyse, probleemanalyse, verklaringsanalyse en indicatieanalyse.

6.

6. Noem de 5 categorieën hulpvragen volgens het NIP:

Réponse: Onderkennend, verklarend, indicerend, selecterend en toewijzend.

7.

7. Welke 3 referentiekaders zijn er binnen de diagnostiek te onderscheiden?

Réponse: Individueel, ontwikkeling en contextueel.

8.

8. Benoem de 4 betekenissen van test fairness:

Réponse: Het ontbreken van bias, gelijke behandeling van personen in het testproces, gelijkheid van de uitkomsten van het testen en gelijke gelegenheid om iets te leren.

9.

9. Wat is het Flynn-effect?

Réponse: Het fenomeen dat de scores op non-verbale intelligentietests in de doorsneebevolking elke 10 jaar met 5 punten toenemen.

10.

10. Waar gaat culturele fairness over?

Réponse: Dat tests die een beroep doen op culturele of taalkennis kunnen leiden tot een onterecht lage score.

Samenvatting Reader Psychodiagnostiek in de klinische psychologie

Inleiding:

De psychodiagnostiek brengt de psychologische kenmerken op gestructureerde wijze in kaart, wat de
mogelijkheid geeft een wetenschappelijk gefundeerde keuze voor behandeling van klachten te
maken. De basis-ggz is met name voor cliënten met relatief enkelvoudige problematiek en voor
cliënten met complexe, chronische problematiek waarbij de focus ligt op herstel en het vinden van
evenwicht in het leven met de aandoening. Binnen een klinische setting zijn er 4 typen psychologen;
de basispsycholoog, de gezondheidszorgpsycholoog, de klinisch (neuro)psycholoog en de
psychotherapeut. De term basispsycholoog is niet wettelijk beschermd maar wordt over het
algemeen gevoerd door iemand met de universitaire master psychologie. De basispsycholoog heeft
beperkte diagnostische en behandelbevoegdheden en werkt onder supervisie van een
gezondheidszorgpsycholoog, klinisch psycholoog of psychotherapeut, welke beschermde titels zijn
middels de Wet BIG. Binnen de klinische setting vindt hulpverlening plaats aan personen van alle
leeftijden met psychische problematiek met een DSM-5 classificatie, alsook relationele of
psychosociale problematiek. Erkende verwijzers zijn de huisarts en medisch specialist, voor
vergoeding vanuit de zorgverzekering. Een eerste doelstelling van psychodiagnostiek is
indicatiestelling voor behandeling of begeleiding en het bepalen van de juiste behandelsetting. Het
tweede doel is het in kaart brengen van de aard en de ernst van de klachten. Wanneer teams
multidisciplinair samenwerken, is de benadering vaak holistisch en vanuit het biopsychosociale
model, waarbij in kaart wordt gebracht hoe gedrag en psychosociale factoren het ontstaan en beloop
van de problematiek beïnvloeden. Psychodiagnostisch onderzoek kan zich richten op verschillende
domeinen;

1. Intelligentieonderzoek: om een beeld te vormen van het niveau en de structuur van de
intelligentie en de sterke en zwakke kanten van het intellectuele en cognitieve functioneren
inzichtelijk te maken evenals de werkwijze, omgang met taken, tijdsdruk en flexibiliteit.
Voorbeelden van instrumenten zijn de WAIS, WISC, Drenth-serie, DAT en Raven.
2. Persoonlijkheidsonderzoek: om persoonlijkheidskenmerken in kaart te brengen en na te gaan
of ze invloed hebben op klachten of om een beeld te geven van persoonlijkheidspathologie.
Voorbeelden van persoonlijkheidsvragenlijsten zijn de MMPI-2, NPV-2, HEXACO en NEO-PI-R.
3. Projectief onderzoek of indirecte methoden: kwalitatieve methode die probeert gegevens te
achterhalen die niet bereikt worden met zelfrapportage of gedragsobservatie en waarbij
gelet wordt op hoe de client omgaat met de taak. De psychometrische eigenschappen zijn
zwak. Bekende tests zijn de Thematic Apperception Test (TAT), de Zin-aanvultaak (ZAT) en de
rorschachtest.
4. Neuropsychologisch onderzoek: voor het in kaart brengen van hogere cognitieve functies,
zoals aandacht, geheugen, taal, motoriek en perceptie; de relatie tussen hersenen en gedrag.
Voorbeelden zijn de Verbale leer- en geheugentaak, de Stroop-kleur-woordtaak en de
Behavioral assessment of the dysexecutive syndrome.
5. Probleemgericht onderzoek: nader onderzoek van klachten, screening voor andere relevante
klachten en neiging tot omgang met problemen. Voorbeelden zijn de Beck Depression
Inventory (BDI), de Symptom Checklist (SCL-90) en de Utrechtse Copinglijst (UCL).

Diagnostisch proces:

De empirische cyclus van De Groot (1961) werd ontwikkeld voor experimenteel onderzoek en is
gericht op generalisatie. De belangrijkste algemene richtlijnen uit de wetenschapstheorie die direct
toepasbaar zijn voor diagnostiek zijn: toets vermoedens, zoek doelgericht en systematisch naar

, patronen, gebruik theoretisch verantwoorde redeneringen en gegevens uit recent wetenschappelijk
onderzoek, gebruik valide en betrouwbare onderzoeksinstrumenten (denk aan de COTAN-
beoordelingen) en leg verantwoording af door denk- en werkwijze te expliciteren.

Het hypothesetoetsend model van De Bruyn et al. (2003) lijkt op de empirische cyclus, maar is gericht
op een individu of groep. Het model bestaat uit 4 stappen; klachtenanalyse, probleemanalyse,
verklaringsanalyse en indicatieanalyse. Het is een cyclisch model, omdat de laatste fase weer een
ingang kan zijn voor verder onderzoek.

Een diagnostisch onderzoek begint bij een aanmelding. Er is sprake van een opdrachtgever en een
client, waarbij de client zelf opdrachtgever kan zijn. De aard van de hulpvraag is bepalend voor het
onderzoeksscenario (De Bruyn et al., 1995). Het Reglement Basisaantekening Psychodiagnostiek van
het NIP gaat uit van 5 categorieën:

1. Onderkennende vraag: gaat over het in kaart brengen van (de mate van) kenmerken of
problemen.
2. Verklarende vraag: gaat over het waarom van een kenmerk, concept, probleem, klacht of
gedrag. Dit kan binnen de persoon liggen (interne locus van verklaring) of in de omgeving
(externe locus van verklaring). Er kunnen inducerende (doen de situatie ontstaan),
continuerende (houden de situatie in stand), predisponerende (iemand loopt een grotere
kans op een uitkomst), luxerende (hierdoor ontwikkelt een uitkomst zich echt) en
onderhoudende (instandhoudende) factoren zijn.
3. Indicatievraag: de stappen die de client het beste kan ondernemen om zijn doel te bereiken,
gezien de uitkomstvoorspelling en risico’s.
4. Selecterende vraag: de match tussen persoon en conditie, vanuit de conditie benaderd.
5. Toewijzende vraag: de match tussen de specifieke persoon en de specifieke conditie.

Na de aanmelding gaat de diagnostiesche cyclus werking:

1. Klachtananalyse: in kaart brengen van klachten, concretiseren van vragen en controleren van
de betekenis voor de client.
2. Probleemanalyse: in kaart brengen en koppelen van relevante informatie en opstellen van
onderzoeksvragen. Door inductie wordt de informatie uit de klachtenanalyse gekoppeld aan
theoretische en empirische kennis.
3. Verklaringsanalyse: opstellen en toetsen van hypothesen met onderzoeksmiddelen. Door
inductie worden voorspellingen gedaan over een client en worden observaties embedded in
wetenschappelijke theorieën. Met deductie worden specifieke toetsingscriteria uit de
hypothesen afgeleid.
4. Indicatieanalyse: het bepalen van de beste aanpak. De resultaten worden geïntegreerd tot
een rapportage die een onderbouwd antwoord geeft op de onderzoeksvragen.

Klachtenanalyse: behalve de verheldering van de klachten, is duidelijkheid geven over in hoeverre de
psycholoog de client kan helpen bij zijn hulpvraag ook belangrijk in deze fase. Wees open over de
werkwijze, respecteer de subjectiviteit van de client en neem voorlopig afstand van eigen
(theoretische) kaders, controleer of het verkregen beeld volledig is, bewaak de interne consistentie
van het verhaal, bereik consensus over geherformuleerde hulpvragen en let op het cyclische karakter
van het proces.

Probleemanalyse: in de intake worden naast de klachten ook de geschiedenis, relevant gedrag en
omgevingsfactoren in kaart gebracht. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van een
heteroanamnese, dossieronderzoek en observaties. Er wordt een onderzoeksopzet of diagnostisch

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur corinavandorst. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,29. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

69052 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 15 ans

Commencez à vendre!
€4,29
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté