Het document bevat een volledige samenvatting van het vak financiële Markten en Producten. Het bevat al de te kennen leerstof voor het jaar 2022/2023.
De samenvatting bestaat uit alle slides, uitgebreide lesnotas van de les waarin alle slides in stappen specifiek worden toegelicht, extra aanvu...
Financiële markt = markt voor financiële producten [Markt waar financiële producten worden verhandeld. Je
hebt verschillende soorten waarbij de voornaamste aandelen en obligaties zijn. Een andere benaming is beurs.]
We zullen nu de begrippen financiële markt, aandelen en obligaties een plaats geven:
Bovenaan zien we al degene die spaaroverschotten hebben: Inkomen > uitgaven. Onderaan zien we al degene
met spaartekorten: Uitgaven < Inkomen. Degene met spaaroverschotten kunnen gaan beleggen, omdat ze geld
over hebben. Hier maken we het verschil tussen institutionele en particuliere beleggers. 1) Particuliere
beleggers: Jan modaal, de normale mens: weinig geld maar met veel. 2) Institutionele beleggers: Instituties die
beleggen; verzekeraars, beleggingsfondsen, pensioenfondsen… Degene met spaartekorten zijn bedrijven om
hun activiteiten te financieren en de overheid.
Als je als bedrijf of overheid geld te kort hebt kan je 1) obligaties uitgeven. → Dit is vreemd vermogen. 2)
aandelen uitgeven. → Dit is eigen vermogen. Beide worden uitgegeven op de financiële markt (beurs) waar
bellegers deze gaan aankopen. Zo stroomt via de financiële markt het geld van beleggers naar bedrijven en
overheden. → = Financieel systeem.
3 opmerkingen: (voorgaande wat kort door de bocht)
• Er zijn ook nog andere financieringsmogelijkheden voor bedrijven en overheden. Deze kunnen
bijvoorbeeld ook geld gaan lenen bij elkaar of een bank. (niet op schema)
• Gezinnen/ particulieren hebben soms ook geld tekort. Deze staan hier ook niet op maar kunnen zich
enkel wenden tot een bank, niet de financiële markt.
• Overheden kunnen geen aandelen uitgeven in tegenstelling tot bedrijven. Dit klopt dus ook niet.
Beleggingsverrichtingen: verrichtingen om het spaaroverschot te gaan beleggen
1
,Financieringsverrichtingen: Verrichtingen worden uitgevoerd om het tekort van geld te financieren.
3 belangrijkste verschillen tussen obligaties en aandelen:
#1 Uitbetaling bij faling emittent: (uitgever van aandeel of obligatie) [overheid kan niet failliet]
Er wordt een curator aangesteld die nog zoveel mogelijk geld probeert te recupereren o.a. door
bezittingen te verkopen etc. (bedrijf heeft zowel obligaties als aandelen uitgegeven)
• Obligaties worden eerst uitbetaald (dit is VV en dus schulden)
• Aandelen worden later (niet uitbetaald) (dit is EV, dus geen schulden)
→ Dit is enkel belangrijk wanneer we spreken over een bedrijf dat in faillissement gaat. Anders komt
dit niet aan bod. Impliceert dus dat aandelen risicovoller zijn dan obligaties.
#2 Opbrengst:
• Obligaties: opbrengst is ‘vooraf vastgelegd’ → genaamd coupon
• Aandelen: worden ‘niet vooraf vastgelegd’ → genaamd dividend
#3 Eindige looptijd:
• Obligaties: eindige looptijd (veelal 5 a 10 jaar)
• Aandelen: oneindige looptijd (bedrijf is dus nooit verplicht om geld terug te betalen) →
aandelen meer risicovol
Balans bedrijf: Passiefzijde [overheid heeft geen balans, daarom kan het enkel obligaties uitgeven]
• Eigen vermogen: de aandelen van het bedrijf.
• Vreemd vermogen: schulden van een bedrijf
o Obligaties: uitgegeven obligaties van het bedrijf
o Bankleningen: bijna alle bedrijven hebben bankleningen
o Handelsschulden: schulden die bedrijven nog aan hun leveranciers moeten betalen.
2. SOORTEN
Types van financiële markten:
1)
Emissie: uitgifte van het financiële product. De geboorte. Dit gebeurt op de primaire markt.
Verhandeling: na de emissie worden de financiële producten verhandeld, ongeveer de eerste week wordt dit
gedaan op de primaire markt. Nadien gaan deze door op de secundaire markt.
→ Dus nieuw uitgegeven financiële producten worden verhandeld op de primaire markt (rechtstreeks gekocht
van het bedrijf of overheid), vanaf ze worden door verhandeld gebeurt dit op de secundaire markt.
2
, Primaire markt: belegger kan enkel kopen en koopt rechtstreeks van de emittent. Deze ontvangt ook
rechtstreeks het geld.
Secundaire markt: belegger kan kopen of verkopen aan een andere belegger, niet rechtstreeks van de
emittent, maar ten opzichte van elkaar.
2) Geldmarkt VS kapitaalmarkt
Geldmarkt: Financiële producten met een restlooptijd van < dan 1jaar. (bijvoorbeeld obligatie 3 mnd).
Restlooptijd is de tijd die nog overblijft van het financiële product. (bijvoorbeeld obligatie van 5 jaar die al meer
dan 4 jaar loopt).
Kapitaalmarkt: Financiële producten met een restlooptijd nog op meer dan 1 jaar: (bijvoorbeeld obligatie die
nog maar van de 5 jaar loopt).
Financiële producten die beginnen op de kapitaalmarkt verhuizen naar de geldmarkt op het moment dat de
looptijd minder dan een jaar wordt. Aangezien aandelen geen looptijd hebben blijven die altijd op de
kapitaalmarkt.
3) Concrete markt VS Abstracte markt
Concrete markt: Markt waar mensen elkaar fysiek ontmoeten (in een bepaald gebouw). Kan nog steeds zijn dat
ze samen naar computer schermen kijken maar ze zijn aanwezig samen. (oude wall-street gebouwen “floors”)
Dit wordt ook wel vloerhandel genoemd.
Abstracte Markt: Handelaars zijn niet fysiek samen aanwezig maar verbonden via een netwerk (online met
elkaar). Geen vloerhandel
4) Prijs gedreven VS order gedreven markt
Order gedreven markt:
Orders komen binnen: een verzoek om financieel product te kopen of verkopen.
Op basis van de binnengekomen orders wordt de prijs van het financiële product bepaald. → Vraag is gelijk aan
het aanbod. Prijs wordt op deze manier bepaald p*
Prijs gedreven markt:
De prijs wordt eerst vastgelegd van het product. Dit wordt gedaan door een Marktmaker: (meestal grote
banken of beleggingsbedrijven) gaat de hele dag door koersen/prijzen van een financieel product afficheren. =
Koersen en prijzen waartegen beleggers kunnen kopen en verkopen.
Deze afficheert altijd 2 prijzen: 1. Een biedkoers: koers waartegen je het financieel product kan
verkopen/aanbieden en de marktmaker die zal kopen , 2. Een laadkoers: koers waartegen je je het financiële
product kan aankopen, en de marktmaker die zal verkopen.
De prijs die hiertussen ligt is de spread genoemd. → Dit is het veerdienstmodel van de marktmakers, aangezien
de biedkoers altijd lager ligt dan de laatkoers.
Je bent niet verplicht deze koersten te gebruiken maar dan verkoop je gewoon niet, dus indien je ze gebruikt
zal je ze wss wel schappelijk vinden ander zou je gewoon je financiële producten bijhouden.
Voorbeeld:
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur MK2002. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.