Psychopathologie
Semester 1 | 2022 - 2023
1. Introductie 1
1.1 Definities 1
1.2 Hoe noemen en definiëren we afwijkend gedrag? 2
1.2.1 Criteria voor afwijkend gedrag 2
1.3 Historische visies op afwijkend gedrag 3
1.3.1 Griekse Oudheid: Hippocrates 3
1.3.2 Arabische psychiatrie 3
1.3.3 Middeleeuwen: exorcisme en heksenvervolging in Europa 3
1.3.4 Gekkenhuizen 4
1.3.5 Hervormingen 4
1.3.6 Kritiek op de psychiatrie 5
1.3.7 Herstelbenadering 7
1.3.8 Evidence based medicine 7
1.3.9 Evidence based practice 8
1.4 Ethiek in onderzoek 8
2. Visies op oorzaak en gevolg van psychische stoornissen en behandelmethoden 8
2.1 Verklarende perspectieven voor (afwijkende) emoties, gedachten,
gedragingen 9
2.1.1 Biologisch perspectief 9
2.1.2 Psychologisch perspectief 10
2.1.3 Sociaal-cultureel perspectief 14
2.1.4 Biopsychosociaal perspectief 17
2.2 Psychotherapie 17
2.2.1 Kenmerken 17
2.2.2 Niet-specifieke behandelfactoren 17
2.2.3 Denkkaders 18
2.2.4 Werkvormen 18
2.2.5 Effectiviteit psychotherapie 19
2.3 Biologisch georiënteerde therapieën 19
2.3.1 Medicatie - psychofarmacologie 19
2.3.2 Andere biologische interventies 21
3. Classificatie en beoordeling van afwijkende G-G-G 21
3.1 Waarom is het belangrijk om afwijkend gedrag te classificeren? 22
3.2 Classificatie van afwijkende gedragspatronen 23
3.2.1 Uitgangspunten om aandoeningen in DSM & ICD op te nemen 23
1
, 3.2.3 Kenmerken van DSM 23
3.2.4 Verschillen DSM-IV vs DSM-V 24
3.2.5 Enkele hete hangijzers rond DSM-V 25
3.2.6 Evaluatie van het DSM systeem 25
3.2.7 Voor -en nadelen van de DSM-V 26
3.3 Beoordelingsmethoden 26
3.3.1 Klinisch interview 26
3.3.2 Psychologische tests 26
3.3.3 Fysiologische beoordeling 27
4. Stressgerelateerde stoornissen 27
4.2 Stress en gezondheid 27
4.2.5 Psychische factoren die stress verlichten 27
4.3 Drie soorten trauma en stressgerelateerde stoornissen 28
4.3.1 Aanpassingsstoornis 29
4.3.2 Acute stress-stoornis 29
4.3.3 Post-traumatische stress stoornis (PTSS) 29
4.4 Persisterende maladaptieve reacties 30
4.4.1 Herbeleving 30
4.4.2 Vermijding/verdoving 30
4.4.3 Toegenomen spanning of opwinding 30
4.5 Theoretische perspectieven 31
4.5.1 Leertheorieën 31
4.5.2 Gevoeligheid 31
5. Angststoornissen en obsessieve-compulsieve stoornis 32
5.1 Wat is angst? 32
5.2 Angst: breed scala aan symptomen 33
5.2.1 Fysieke kenmerken 33
5.2.2 Gedragskenmerken 33
5.2.3 Cognitieve kenmerken 33
5.3 Overzicht belangrijkste soorten angststoornissen 33
5.3.1 Paniekstoornis 33
5.3.2 Gegeneraliseerde angststoornis 35
5.3.3 Fobische stoornissen 36
5.4 Obsessieve-compulsieve stoornis en aanverwante stoornissen 38
5.4.1 Obsessieve-compulsieve stoornis 38
5.4.2 Morfodysfore stoornis - verstoorde lichaamsbeleving 39
5.4.3 Verzamelstoornis 39
5.4.4 Trichotillomanie 40
5.4.5 Excoriatiestoornis 40
6. Eetstoornissen en obesitas 40
6.1 Inleiding en kenmerken 40
6.1.1 Opdeling 40
2
, 6.1.2 Kenmerken 40
6.1.3 Prevalentie (voorkomen) 41
6.2 Anorexia nervosa 41
6.2.1 Belangrijkste kenmerken 41
6.2.2 Types anorexia 41
6.2.3 Medische compilaties 42
6.3 Boulimia Nervosa 42
6.3.1 Kenmerken 42
6.3.2 Medische complicaties - ten gevolge van herhaaldelijk braken 43
6.4 Oorzaken van anorexia en boulimia nervosa 43
6.4.1 Sociaal-cultureel 43
6.4.2 Psychologisch 43
6.4.3 Gezinsfactoren 44
6.4.4 Biologisch 44
6.5 Binge eating disorder 44
6.6 Obesitas 44
6.6.1 Oorzaken van obesitas 45
7. Dissociatieve, nagebootste, somatisch-symptoom- en verwante stoornissen 45
7.1 Inleiding 45
7.2 Dissociatieve stoornissen 46
7.2.1 Dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) 46
7.2.2 Dissociatieve amnesie (psychogene amnesie) 48
7.2.3 Dissociatieve fugue (psychogene fugue) 49
7.2.4 Depersonalisatie/derealisatie 50
7.3 Cultuurgebonden dissociatieve syndromen 51
7.4 Theoretische perspectieven 51
7.4.1 Psychodynamisch perspectief 52
7.4.2 Sociaal cognitief perspectief 52
7.4.3 Biologisch perspectief 52
7.5 Somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen 52
7.5.1 Somatisch-symptoom stoornis (klemtoom op pijn) 53
7.5.2 Ziekteangststoornis (hypochondrie) 54
7.5.3 Conversiestoornis 54
7.5.4 Nagebootste stoornissen (Syndroom van Münchausen (by proxy)) 54
7.6 Theoretische perspectieven 55
7.6.1 Biologisch perspectief 55
7.6.2 Psychodynamisch perspectief 55
7.6.3 Leertheoretisch 55
8. Middelengerelateerde en verslavingsstoornissen 55
8.1 Middelengerelateerde stoornissen 56
8.1.1 Stoornissen door middel teweeggebracht 57
8.2 Verslavingsstoornissen of stoornissen in het gebruik 57
3
, 8.2.1 Fysiologische afhankelijkheid 57
8.2.2 Psychische afhankelijkheid 58
8.2.3 Waar eindigt gebruik en begint misbruik? 59
8.2.4 Binge drinking 60
8.2.5 Algemene route naar afhankelijkheid 61
8.3 Nieuw in DSM V: niet-chemische verslavingsstoornis 61
8.3.1 Gokstoornis 61
8.4 Verslavende middelen 61
8.4.1 Dempende middelen 62
8.4.2 Stimulantia 63
8.4.3 Hallucinogene middelen 64
8.5 Verslaving: theoretische perspectieven 65
8.5.1 Biologische perspectieven 65
8.5.2 Leerperspectieven 66
8.5.3 Cognitieve perspectieven 67
8.5.4 Psychodynamische perspectieven 67
8.5.5 Sociaal-culturele perspectieven 67
9. Stemmingsstoornissen en zelfmoord 67
9.1 Stemmingsstoornissen 67
9.1.1 Types stemmingsstoornissen 67
9.1.2 Unipolaire stoornissen 68
9.1.3 Bipolaire stoornissen 72
9.1.4 Stemmingsstoornissen in de DSM-V 73
9.1.5 Theoretische perspectieven 74
9.2 Zelfmoord 77
9.2.1 Mythes vs feiten rond zelfdoding 78
10. Schizofreniespectrum -en andere psychotische stoornissen 78
10.1 Schizofrenie 78
10.1.1 Wijze van ontstaan 78
10.1.2 Prevalentie 79
10.1.3 Diagnostische criteria 79
10.1.4 Positieve en negatieve symptomen 80
10.1.5 Klinisch beeld 80
10.1.6 Theoretische perspectieven 84
10.1.7 Leerperspectieven 85
10.1.8 Familietheorieën 85
10.1.9 Kwetsbaarheid/stressmodel 86
10.2 Andere schizofreniespectrumstoornissen 86
10.2.1 Korte psychotische stoornis 87
10.2.2 Schizofreniforme stoornis 87
10.2.3 Waanstoornis 87
10.2.4 Schizoaffectieve stoornis 87
4
,11. Persoonlijkheidsstoornissen en impulsbeheersingsstoornissen 88
11.1 Persoonlijkheidsstoornissen 88
11.1.1 Algemene diagnostische criteria voor persoonlijkheidsstoornis volgens
DSM-V 88
11.1.2 Clusters 89
11.1.3 Problemen bij indeling van persoonlijkheidsstoornissen 95
11.2 Impulsbeheersingsstoornissen 95
11.2.1 Kleptomanie 95
11.2.2 Periodiek explosieve stoornis 96
11.2.3 Pyromanie 96
12. Neurocognitieve stoornissen en stoornissen die samenhangen met ouder
worden 97
12.1 Neurocognitieve stoornissen 97
12.1.1 DSM-V 97
12.2 Neurosyfilis 98
12.3 Beperkte cognitieve stoornis 99
12.4 Ziekte van Alzheimer 99
12.4.1 Eerste stadia van alzheimer 99
12.4.2 Na een tijd 99
12.4.3 Diagnose 100
12.4.4 Oorzaken 100
12.5 Neurocognitieve stoornis ten gevolge van een beroerte 100
12.5.1 Kenmerken 100
12.6 Ziekte van Pick 100
12.6.1 cfr Alzheimer 101
12.6.2 Itt Alzheimer 101
12.7 Traumatisch hersenletsel 101
12.8 Amnesie 101
12.8.1 Kenmerken 101
12.8.2 Lichamelijk oorzaak 101
12.8.3 Ziektebeeld 101
12.9 Syndroom van Korsakov 101
12.9.1 Klinisch beeld 102
12.10 Ziekte van Parkinson 102
12.10.1 Kenmerken 103
12.11 Ziekte van Huntington 103
12.11.1 Symptomen 103
12.12 Neurocognitieve stoornis ten gevolge van HIV 104
12.12.1 Symptomen 104
12.13 Ziekte van Creutzfeldt-Jakob 104
12.13.1 Symptomen 104
Bronnenlijst 104
5
,1. Introductie
1.1 Definities
Psychopathologie houdt zich bezig met afwijkende emoties, gedragingen en gedachten.
Het bestaat uit de woorden ‘psychè’ (ziel) en pathos (lijden) Het is een deelgebied van de
psychiatrie en klinische psychologie. Het beschrijft psychische stoornissen, oorzaken
ervan en de behandeling.
Psychiatrie is een medisch specialisme gericht op diagnostiek en behandeling van
psychische stoornissen (met medisch oogpunt om om te gaan met psychisch lijden)
Klinische psychologie is de beschrijving, oorzaken en behandeling van psychische
stoornissen en bevordering van psychisch welbevinden (psychologisch oogpunt om om
te gaan met psychisch lijden)
Psychische stoornis is een geheel van afwijkende emoties, gedachten of gedragingen
mét storing in het functioneren, persoonlijk lijden en lijden van anderen.
Wat speelt een rol in hoe je omgaat met symptomen/diagnose?
● Stigma
○ Iemand met psychische problemen is niet per se definitie afwijkend, dit
toont het belang van destigmatisering (te gek-campagne, rode neuzen dag,
getuigenissen van BV,..)
● Omgeving
○ Religieuze, morele, maatschappelijke oordelen
● Eigen gevoelens, observaties en gedachten
○ Het is zeer belangrijk een zicht te hebben op hoe jezelf in elkaar steekt
want zo kan je beter behandelen en begeleiden
6
,1.2 Hoe noemen en definiëren we afwijkend gedrag?
Volgens het medische model is er een biologische/genetische oorzaak voor afwijkend
gedrag. Maar er wordt best breder gekeken, een psychische stoornis heeft voornamelijk
een biopsychosociale oorzaak.
Iedereen heeft angst, verdriet, paniek, lusteloosheid,..maar wanneer is het afwijkend?
(frequentie, duur, ernst,..spelen daarbij een rol) Vanaf wanneer is het een symptoom
(kenmerkend passend bij een bepaalde stoornis)?
Wanneer is het een stoornis?
● Diagnostische criterium → bepaalde symptomen, kenmerken moeten voldoen aan
bepaalde voorwaarden alvorens beschouwd als afwijkend en horend bij bepaalde
stoornissen.
1.2.1 Criteria voor afwijkend gedrag
Uitzonderlijk
● Prevalentie, cultuur, record
Sociaal afwijkend
● Hangt af van cultuur, samenleving, generatie
Foute perceptie/interpretatie van realiteit
● Als iemand dingen hoort of ziet die er in werkelijkheid niet zijn, dan wordt dat in
onze cultuur beschouwd als een onderliggende psychische stoornis.
Emotioneel lijden
● Afwezig of aanwezig?
○ Indien afwezig in bepaalde situaties, wordt het als afwijkend beschouwd
(bv. afwezigheid van angst bij een overval of bedreiging)
Ongepast of contraproductief gedrag
● Als het ondanks negatieve gevolgen toch wordt vertoond
Gevaar
● Gedrag dat gevaar oplevert voor de betrokkenen, noemt men afwijkend. Maar dit
hangt af van sociale context (bv.: wie in tijden van oorlog het leger ingaat wordt
gezien als heldhaftig, maar in andere gevallen wordt dit als afwijkend gezien)
7
,Afwijkend gedrag is op meerdere manieren definieerbaar, het is een combinatie van
deze criteria. In een bepaald opzicht is afwijkend zijn niet hetzelfde als geheel afwijkend
zijn.
1.3 Historische visies op afwijkend gedrag
1.3.1 Griekse Oudheid: Hippocrates
Hippocrates stelde dat ziekten van lichaam en geest de gevolgen waren van natuurlijke
oorzaken, niet van bezetenheid.
Hij gaf een eerder naturalistische verklaring → een evenwicht vs onevenwicht in
humores/lichaamssappen.
Er waren volgens hem 3 categorieën abnormale gedragspatronen
● Melancholie
○ Buitensporige depressie
● Manie
○ Uitzonderlijke opwinding
● Bezetenheid
○ Bizar gedrag
1.3.2 Arabische psychiatrie
8e eeuw tot 16e eeuw
● Ontwikkeling van de eigen psychiatrie
○ Aandacht voor behandelingen, theorieën en diagnostiek
1e psychiatrisch centrum in 705 in Bagdad
● Typisch mensgerichte benadering van geestesziekten
○ Vermoedelijk gevolg van Koran: adviseert humane en fatsoenlijke
behandeling van geestesziekten want psychische stoornis is een praktisch
probleem
● Voorlopen van goed ontwikkelde behandelingen en gespecialiseerde hulp
○ In Europa pas in 1900
8
,1.3.3 Middeleeuwen: exorcisme en heksenvervolging in Europa
Er was een heropleving van het geloof in bovennatuurlijke oorzaken
● Afwijkend gedrag werd gezien als een teken van bezetenheid. Je werd toen
volgens de bevolking bezeten door geesten/duivel. De meest voorkomende
behandeling was een uitdrijving/exorcisme (aframmeling, geseling, gebed,
uithongering,..)
Tot het eind van de 15e eeuw waren er heksenvervolgingen door inquisiteurs aangesteld
door Katholieke Kerk. Via ‘diagnostische tests’ probeerden ze te achterhalen wie er een
heks was (vb. drijftest: pure metalen zinken - onzuivere metalen stijgen naar oppervlakte
- hoofd boven water houden betekende dat je samenspant met de duivel)
Geloof in natuurlijke oorzaken was nooit helemaal verdwenen. In England geloofden ze
dat krankzinnigheid voorkwam door lichamelijke ziekten of hersentrauma.
Er werd ook gedaan aan trepanatie, een procedure waarbij men een gat in de schedel
maakt. Sommige onderzoekers vermoeden dat het gebruik een antieke vorm van
chirurgie was. Misschien was trepanatie bedoeld om het slachtoffer te bevrijden van
demonen die verantwoordelijk zijn voor abnormaal gedrag.
1.3.4 Gekkenhuizen
Overal in Europa waren er krankzinnigengestichten. Hier verbleven vooral bedelaars en
geestelijke gestoorden. Ze leefden er in erbarmelijke levensomstandigheden: ze werden
vastgeketend aan bed, er was geen hygiëne en ze zwierven gewoon rond op het terrein.
Tegen betaling mochten mensen gaan kijken naar de bewoners hun fratsen.
1.3.5 Hervormingen
Artsen Pussin en Pinel (Frankrijk) kwamen tot de conclusie dat mensen met afwijkend
gedrag ziek zijn en dus recht hebben op een menselijke behandeling.
Hun behandelingsfilosofie werd de ‘morele therapie’ genoemd. Een respectvolle,
ontspannen omgeving en behandeling werd de normaliteit.
Guislain (België) en Van der Kolk (Nederland) richten samen het Guislaininstituut in Gent
op (eerste moderne gesticht) In 1841 werd er een wet opgericht dat de kwaliteit van de
behandeling van de patiënten waarborgde. Er waren kwaliteitseisen gesteld voor de
behandeling en verpleging van psychiatrische patiënten.
9
, In 1850 was er meer apathie: ‘’afwijking is ongeneeslijk’’ - het idee van succesvolle
behandeling raakt in ongenade. Er waren wel psychiatrische ziekenhuizen maar ze
werden gezien als angstaanjagende plekken en er gebeurden mensonwaardige
behandelingen (dwangbuizen, riemen, handboeien,..)
In de 20e eeuw was er terug aandacht voor de wijze waarop men behandelt, maar alsnog
werden ze nog steeds weggestopt in psychiatrische ziekenhuizen.
In 1950 kwamen er ‘sociaal gerichte psychiatrische principes’. Men gaat naar de patiënt
toe in plaats van te wachten tot de patiënt komt. Er werd gebruikt gemaakt van
psychofarmaca en er werden nieuwe therapeutische behandelingen gebruikt die gericht
waren op reïntegratie. Patiënten werden niet langer weggestopt in psychiatrische
ziekenhuizen die ver van bewoonde wereld liggen.
1.3.6 Kritiek op de psychiatrie
In 1970 was er de ‘anti-psychiatrische beweging’, volgens hen bestaan psychische
stoornissen niet. Het was het gevolg van een kapitalistische maatschappij en dus was er
geen behandeling en alzeker niet in een ziekenhuis. Er was een daling van het aantal
psychiatrische ziekenhuizen. Er was een aanzienlijke stijging van de ambulante zorg -
grootschalige projecten om psychische zieke in de maatschappij te houden.
Tegenwoordig worden mensen enkel opgenomen als er werkelijk geen alternatief is.
Patiënten gingen van beschut wonen naar zorg in gastgezinnen. Er was sprake van
‘deïnstitutionalisering’ (een ‘liberaal’ beleid), patiënt moet voor zichzelf kunnen zorgen -
geen behandeling onder dwang. De keerzijde was dat als er geen vrijwilligheid is dat
patiënten aan hun lot worden overgelaten (verwaarlozing, daklozenbestaan, suïcide) Dit
zorgde voor bemoeizorg (outreachende zorg), hulpverleners bekommeren zich om
zorgmijders (= sociaal psychiatrische hulpverlening, voor behoeftigen die zelf stap naar
hulpverlening niet zetten)
Recent zijn er mobiele psychiatrische teams opgericht (vermaatschappelijking van de
zorg)
1.3.7 Herstelbenadering
De nadruk werd gelegd op eigen kracht, empowerment, psychiatrische patiënten krijgen
actieve rol in eigen herstel en maatschappelijke participatie. Het werkt destigmatiserend
en taboe doorbrekend.
10