Les 2 – 23/03/2017 Paul Verhaeghe GS&SS
GENDERSTUDIES EN SEKSUELE STOORNISSEN
LES 2: HISTORISCHE CONTEXT: EVOLUTIE VAN SEKSUOLOGIE NAAR GENDER STUDIES
SCHEMATISCH OVERZICHT
Historische context: evolutie van seksuologie naar gender studies
van (een angst voor) zwangerschap tot de ontdekking van effectieve contraceptiva
van angst voor syfilis tot angst voor aids
van een fallokratisch patriarchaat naar het feminisme
van angst voor masturbatie tot een veralgemeende verplichte lust
van de studie van afwijkingen (mannelijke perversie) naar genderstudies
Besluit:
Oorspronkelijke objecten van de beginnende seksuologie: het masturberende kind, de hysterische vrouw, de perverse
man, d.w.z. de pathologie (Foucault)
Belangrijke verschuiving inzake vertoog en bijbehorende norm (van relatief naar absoluut naar relatief):
o prefreudiaans: ideologisch-religieus (misdadigers, zondaars)
o freudiaans: medisch-psychiatrisch (patiënten)
o postfreudiaans: psychologisch-sociologisch (parafilie – normoverschrijdend gedrag)
→ Daarbij aansluitend verandering van studieobject: van seksuele dysfuncties naar genderidentiteit en de verwarringen
daaromtrent
Vandaag: verschuiving van patriarchale neurotische maatschappij naar big brother “pervers” network = andere autoriteit,
andere normen en waarden, andere afwijkingen (zie slotcollege).
LESNOTITIES (QUASI TRANSSCRIPT VAN WAT P ROF. VERHAEGHE ZEGT)
We pikken de draad op van vorige les waar we de belangrijkste veranderingen schetsten. We gaan verder met de verandering in
de houding naar masturbatie, die misschien wel het minst veranderd is. Er hangt nog steeds schaamte rond. Masturbatie werd
vroeger beschouwd als iets waar de opvoeding zich tegen moest richten, en dit gebeurde soms op heel wrede manieren (bv.
Besnijdenis van meisjes).
Hoe komt dit? Mix van religieuze en pseudo-medische opvattingen. Wat religie betreft, kijken we bv naar de joodse godsdienst,
ejaculatie mocht enkel gebeuren in functie van voortplanting. Deze opvattingen mengen zich gaandeweg met pseudo-medische
opvattingen. Vanaf de 15de, 16de eeuw begon men het lichaam te bestuderen op een manier die de grondslagen van de huidige
geneeskunde zal betekenen. De context toen was het dualisme, de relatie lichaam en ziel; en een derde dualisme, nl het moreel
oordeel waarbij het een als hoger wordt beschouwd als de ander. Man-vrouw. Lichaam-ziel. Boer-heer. Tot de late
middeleeuwen zal de ziel het belangrijkste zijn, maar dit zal veranderen in de geschiedenis want gaandeweg wordt het lichaam
het belangrijkste. Maar het lichaam wordt vanuit een religieuze blik bekeken. “Wat bezielt het lichaam?” Dus men gaat op zoek
naar de ziel, dat ‘iets’ dat het lichaam in beweging zet, dat het begeesterd. Men kan dit niet goed vatten en geeft het
verschillende namen. In ieder geval wordt het gezien als iets dat ook sterft wanneer het lichaam sterft. Maar het blijft een vraag
wat het is. In de 19de eeuw zal een antwoord zijn dat een lichaam een vitaal element bevat. Dit noemen we het vitalisme. Maar
dit is geen verklaring, het is gewoon een woord voor iets dat men niet begrijpt. Ziel. Geest. Vitaal. En dan krijgen we een
volgende stap: de naam die we geven doet ons veronderstellen dat er een ding achter moet zitten, iets dat groter en kleiner kan
zijn tussen mensen. Het wordt iets écht, dit noemen reïficatie. En we denken plots dat we het kunnen meten. Dit doen we ook in
de psychologie met bv. ‘intelligentie’, ‘veerkracht’, etc. We kunnen dit op zeer veel begrippen toepassen.
Wat is het verband met masturbatie? Wel men gaat het verband leggen tussen de voortplanting en die ‘élan vitale’ . Hoe meer
zaadcellen men produceert, dan gaat men die élan vitale verzwakken. Dus vanuit eugenetische maatregelen wou men de
1
, Les 2 – 23/03/2017 Paul Verhaeghe GS&SS
masturbatie vermijden. Eind 19de eeuw, begin 20ste eeuw werden vanuit dit idee zeer veel ziektes aan masturbatie
toegeschreven. Bv TBC, zwakke ogen. [Eigen toevoeging (E.T.): Dit doet me denken aan een mop waarbij je naar kijkt alsof je iets
gaat zeggen en dan onverstaanbaar fluistert “Van masturbatie word je doof”, waarop de ander “wablieft?” zal zeggen. LOL, die
is dus doof, die masturbeert!] Je krijgt hier dus een koppeling tussen een medische en een morele visie. Iemand die ziek is, heeft
fout geleefd en verdiende dat dus. Dit is nagenoeg verdwenen is de geneeskunde, maar dit is nog zeer sterk aanwezig in
psychiatrische diagnoses. Zo’n theorie rond die koppeling werd snel duidelijk gezien als onzin. Maar de houding naar
masturbatie toe is niet volledig verdwenen. Waar heeft deze overleving van deze visie dan mee te maken? Mogelijke verklaring:
misschien kunnen we het koppelen aan een bepaald gebruik van drugs. Hoe komt het dat er maatschappelijk gezien zo’n slechte
reactie komt op het gebruik van bepaalde producten. Sommige drugs wel, anderen niet. Vanuit antropologische standpunt: het
individu kan zich uitsluiten van de maatschappij. Hij of zij heeft die Ander niet meer nodig en wil alleen zijn. Het sociaal
aanvaardbaar druggebruik is het gebruik van drugs die in groepsverband wordt genomen: wiet, alcohol, roken, etc. Masturbatie
is ook zo iets. Het is een individueel genot waarbij je de ander niet nodig hebt. Prof vermoedt dat dit hiermee te maken heeft.
Maar dit is een hypothese van hem, waarvoor hij geen wetenschappelijke evidentie kan aanvoeren.
Klassieke Griekenland, binnen een uitdrukkelijk patriarchale cultuur, had weinig problemen met seksualiteit. Kruiken met
homoseksualiteit en verschillende seksuele aarden waren openlijk aanwezig. Waar lag bij hun het provocerende? Diogenes (van
Sinope), een filosoof die zogezegd in een ton, met zo weinig mogelijk zaken probeerde te leven. Een uiting van het cynisme. Zijn
meest provocerende actie was het masturberen op de markt van Athene. Dit zou vandaag de dag ook zo zijn, maar het lijkt
vreemd dat dit schandaal uitlokte binnen zo’n tolerante cultuur. Zit de individualiteit of het verwerpen van de socialiteit hier
achter?
Vijfde verandering gebeurde op het vlak van de studie van de seksualiteit. Vorig college gaf prof al aan dat de term ‘seksualiteit’
op zich niet zo oud is en een verenging met zich heeft meegebracht en een afbakening. Een afbakening brengt een studievlak
met zich mee. We krijgen in eerste instantie de studie van seksuele afwijkingen, vervolgens een studie van seksualiteit op zich en
daarna tegenwoordig een studie van genderverhoudingen. We zullen dit even aan enkele periodes en figuren koppelen.
Pas in de midden 19de eeuw krijgen we de eerste ernstige studies van seksuele afwijkingen. Richard von Krafft-Ebing was zo’n
belangrijk figuur uit het Duitse taalgebied. Hij van een van de voorlopers van de psychiatrie, het alienisme. Hij had een
belangstelling voor seksuele afwijkingen vanuit een forensisch perspectief. Op zich is dit niet zo vreemd, de eerste vormen van
psychiatrie, eind 18de eeuw, ontstonden uit het kruisvlak van het gerecht en de geneeskunde. We krijgen een periode van
ontstaan van de moderne staten en het ontwerp van de rechterlijke orde en de wetgeving. Binnen deze periode weet men al dat
er mensen zijn die misdaden begaan maar zelf niet goed aan kunnen doen doordat ze ‘goed’ en ‘fout’ niet uit elkaar kunnen
halen. Die wouden ze er toen al uit kunnen halen. Hij zal zich niet enkel toeleggen op afwijkingen in het juridische vlak, maar ook
op afwijkingen van seksualiteit. Zijn boek heette ‘Psychopathia Sexualis’ (1886). Hij was duidelijk een clinicus, het boek zit vol
met uitgebreide gevalsstudies, wat zeer uitzonderlijk was. Het stond allemaal in het Latijn en dit is eigenlijk een soort van
bescherming, zodat leken het niet kunnen lezen. Hij maakte een diagnostisch systeem, een indeling die eigenlijk vrij logisch was.
Hij had 4 categorieën: 1) seksualiteit op het verkeerde moment (i.e. bij kinderen en bejaarden, 2) te weinig seksualiteit, 3) te
veel seksualiteit en 4) afwijkend doel van de seksualiteit en afwijkend object van de seksualiteit (met deze laatste categorie was
hij het meest bezig. Hij beschreef vooral sadisme en masochisme. In zijn beschrijving toont hij meteen dat hij de essentie ervan
door heeft: het gaat niet zo zeer over het fysiek pijn doen of het martelen, wel over de installatie van een zekere
machtsverhouding. Opvallend, omdat de tekst zo oud is, is dat de vraag naar de oorzaak van deze perverse seksuele activiteiten
wordt gesteld. Hij stelt twee oorzaken: geboren en verworven. Hij laat uitschijnen dat hij ervan overtuigd is dat het verworven is
(opvoeding, plaats van opvoeding). Dit is belangrijk, want we vinden ons hier in de periode van degeneratie (erfelijke factoren)
ideeën waarbij men denkt dat moraliteit aangeboren is. Toen al zagen we dat een boek over seks verkoopt, het werd een best-
seller. Het kreeg een ruimer bereik dan enkel het medisch publiek. Dit wijst op het feit dat ‘wij’, het publiek, eigenlijk willen
weten wat we niet begrijpen. Dit zien we al bij kinderen (die bv vragen te pas en te onpas of iemand een piemel heeft). Dit
weten zal zich uitbreiden en aanwezig blijven. We krijgen nooit een definitief antwoord, waardoor deze vraag actief blijft.
Michel Foucault, een Frans filosoof van vorige eeuw bestudeerde heel zijn leven lang het tweeluik: macht en zelfzorg (en de
verbintenis). Hij heeft belangrijke werken geschreven over o.a. de seksualiteit en lichamelijkheid. We vermelden hem hier
omdat hij het idee had om seksualiteit te verbinden aan zelfzorg en hij noemde dit ‘La volonté de savoir’. Het willen weten, dàt
staat centraal.
Maar dus de eerste publicatie van seksualiteit (Krafft-Ebing) ging over afwijkingen. Over normaliteit had men het toen nog niet,
2