Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Economische sociologie - samenvatting €6,99
Ajouter au panier

Resume

Economische sociologie - samenvatting

 20 vues  0 fois vendu

Samenvatting van het van 'Economische sociologie' in de tweede bachelor van handelswetenschappen aan de KU Leuven, campus Brussel. Dit vak werd gegeven door prof. Adriaenssens.

Aperçu 4 sur 54  pages

  • 27 juillet 2023
  • 54
  • 2022/2023
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (17)
avatar-seller
inthevanloon
Economische sociologie

Hoofdstuk 1: Sociologie als wetenschap
Wat is sociologie niet?
Sociologie is geen anti-economisme (kritiek die zich verzet tegen de economische wetenschap)

- Veel sociologen hebben juist vruchtbare wisselwerking met economische theorieën (en vice
versa)

Sociologie is geen socialisme (politieke ideologie)

- Populatie van sociologen herbergt wel veel politieke ideologieën, maar
- Sociologie als wetenschap heeft geen ideologie/politiek programma

Sociologie is meer dan een verhaal (uitleg van hoe het gebeurd zou kunnen zijn)

Een model:

- is een nuttige stap naar wetenschappelijke verklaring, maar is niet voldoende
- kan nooit meer zijn dan een basis voor empirische toetsing
- staat centraler in de economie dan in de sociologie

Sociologie praat het verwerpelijke niet goed

- Sociologie probeert te construeren hoe mensen goed en kwaad definiëren, hoe en waarom
sommigen de regels overtreden, maar
- Maakt zelf geen onderscheid tussen goed en kwaad
- Sociologische verklaringen vervangen morele oordelen niet goed

Sociologie bestudeert sociaal handelen

Verschil tussen sociologie en biologie:

‘When the baby looks like the father, it’s biology, when the baby looks like the neighbour, it’s
sociology’

“Het sociale” verwijst naar sociaal handelen en sociale feiten

- Gedrag = alles wat zichtbaar is aan mensen, wat ze doen (bestudeerd door psychologen)
- Handeling = alle gedragingen met intentie, dingen die we intentioneel doen (bestudeerd door
sociologen)

Elke handeling is gedrag, maar niet elk gedrag is een handeling (bv. niezen).

1 ding kan soms gedrag, soms handeling zijn; bv. ademen (doen we automatisch (gedrag), en
soms intentioneel (handeling))

Sociale handeling = handeling die zinvol betrokken is op anderen:

- We doen de handeling bewust
- Er is coördinatie met anderen

Handeling kan soms niet, soms wel sociaal zijn; bv. bidden (doe je soms alleen en soms samen
met anderen in de kerk)


1

,4 types handelingen:

1) Doelrationeel (= instrumenteel rationeel) = je weegt elementen af en kiest de keuze die zo
veel mogelijk nut/voordeel brengt (wat in de economie verondersteld w)
(Vb. meeste geld, minst tijd verliezen)
2) Waarderationeel = ook rationeel, maar de doel is de handeling zelf, handeling die je doet
omwille van haar eigen waarde.
(Vb. muziek luisteren, museum bezoeken, weigeren in legerdienst te gaan, want je bent
pacifist…)
3) Affectief = handelen omwille van diepgewortelde emoties
(Vb. wenen bij een film, prof slaan omdat hij je gebuisd heeft en je emoties namen het
over…)
4) Traditioneel (= gewoontegebaseerd) = ingewortelde gewoontes, iets wat je al heel lang doet,
je doet het uit gewoonte (maakt ons leven vaak gemakkelijker)
(Vb. Kerstmis vieren, ’s ochtends ontbijten…)

 2 laatste vormen: niet rationeel, geen diepe deliberatie

‘Zinloos handelen’ is onnozele uitdrukking, is contradictoir

Economen nemen als uitgangspunt doelrationeel gedrag.
Sociologen zijn ruimer, denken na over alle 4 vormen, veronderstellen dat er ook niet-rationele
vormen van handelen zijn die ook de moeite zijn om te bestuderen.
Psychologen hebben meer aandacht voor niet-intentionele vormen van gedrag.


Sociologie bestudeert sociale feiten
Het boven-interindividuele

Sociologie:

- Idee dat individuen handelen met anderen en rekening houden met anderen
- het bestaan van fenomenen boven (en buiten) individuen, zoals samenlevingen

Sociaal feit = klassiek begrip om te benadrukken dat het sociale ook boven het individu staat, dat het
niet enkel individuen met elkaar verbind.

Vb. taal: we zijn allemaal opgegroeid in een omgeving waar taal al bestond vóór wij op de wereld
kwamen, we konden geen alternatief kiezen, het was er gewoon.  Het Nederlands zal dus niet
sterven met onze individuele dood. Taal staat buiten ons, is niet afhankelijk van ons persoonlijk (wel
van alle sprekers van die taal samen). Taal verbindt ons met anderen, en is stuk van onze identiteit.

Collectief goed = goed waarvan iedereen samen kan genieten, consumptie van de ene gaat niet ten
koste van consumptie door de andere

Sociaal feit is objectief, want het bevindt zich buiten ons.
↳ oefent druk uit op het individu, je kan je er niet zomaar aan onttrekken, is dwingend

Sociaal feit is dwingend, elke poging om je er aan te onttrekken ontlokt een gevolg.
↳ als je een sociaal feit niet respecteert krijg je een sanctie:

- Informele sanctie: iemand weigert Nederlands te leren  sanctie: onbegrip



2

, - Formele sanctie: iemand hanteert onbegrijpelijke taal bij ondervraging bij de politie 
sanctie: boete

Sociale sancties hebben 2 kanten: dwingend vermogen & overtreding

Zelfdoding als ‘normaal’ verschijnsel:

- Altruïstische zelfdoding = zelfopoffering (tijdens oorlogen of andere conflicten)
 vloeit voor uit feit dat mensen heel goed geïntegreerd zijn in de sml
- Anomische zelfdoding = ten gevolge van tekort aan regulering van menselijke noden en
verwachtingen (in tijden van crisis)

Sociale structuur = structuur van relaties tussen leden van groepen, zowel intern (leden van dezelfde
groep) als extern (leden van verschillende groepen)

- Organisatie = fenomeen dat met een expliciet doel opgericht is door identificeerbare
oprichters
- Sociaal systeem = spontaan ontstaan, niet uit een bewuste handeling van 1 of meer
individuen, maar ongewild uit het handelen en coördineren van talloze handelingen
- Samenleving = geheel van sociale systemen

Sociologie is een product van sociologen in de sml
Wie de sml wil bestuderen, kijkt vaak naar zijn eigen leven.

Vbn. :

- Sorokin: hield dagboek bij tijdens de Russische Revolutie en de daarop volgende
burgeroorlog. Hij bestudeerde o.a. de hongersnood en gebruikte daarvoor zijn eigen ervaring.
- Elias: Duiste eco. crisis in de jaren ’20, als gevolg had hij geldproblemen. Hij ging werken voor
industrieel en ontwikkelde daar interesse voor het psychisch en sociaal functioneren van
mensen. Zijn baas was rijk, maar werkte toch 8u/dag, want het was de ‘jacht’ en hij moest en
zou verder groeien.  sensatie van de machtsstrijd
- De Swaan: verantwoordde op ironische wijze dat ook de omgeving van de wetenschapper, de
wetenschappelijke en academische wereld, zonder enig probleem het object kunnen
uitmaken van een sociologische analyse.

Wat leren we hiervan?

- Je bestudeert wat om je heen is, je maakt er zelf deel van uit (je positie, groepen, ervaringen,
relaties…)
o Voordeel: je leert veel van de sml door eraan te participeren
o Nadeel: je hebt vaak dezelfde blinde vlekken als andere deelnemers
- Antropologen: geïnteresseerd in dezelfde sociale fenomenen als sociologen, maar bestuderen
vooral de niet-westerse sml  zij zijn buitenstaanders, deze sml’en zijn vreemd voor de
onderzoeker.
o Nadeel: veel tijd en moeite nodig om onderzoeksobject te leren kennen
o Voordeel: daardoor hebben ze vaak scherper oog voor de onderscheidende
kenmerken van het onderwerp
- Sociologen: zijn ingebedde deelnemers in de sml die ze gaan onderzoeken




3

, Tijdsgeest en cultuur
Bestaande cultuur en tijdsgeest hebben grote invloed op wijze waarop problemen bestudeerbaar
geacht worden. Wat ‘relevant’ en wat ‘aanvaardbaar’ is, staat niet voor eeuwig vast, maar evolueert.

Lombroso (fysiognomiek/gelaatkunde): ontwikkelde theorie dat er delinquente mensen bestaan, te
onderscheiden van de niet-criminelen op lichamelijke eigenschappen. Hij zegt dat het erfelijk is om
crimineel te worden bij mensen die kenmerken vertonen van degeneratie (=achteruitgang waarbij
bepaalde eigenschappen verloren gaan). Die voorbestemdheid is af te leiden uit de fysieke
kenmerken van een persoon, criminaliteit is een zaak van aangeboren afwijkingen en niet individuele
reacties op omstandigheden.

Macht: ongeoorloofd en legitiem
Macht een machtsuitoefening zijn belangrijke factoren die mee bepalen wat de sociologie doet, ziet
en verklaart.
Sociologiebeoefening = sociaal georganiseerde bezigheid  er bestaat ongelijkheid,
machtuitoefening en gezagsverhoudingen.

Vbn. Van machtsmisbruik:

- Tabakindustrie (’50): studie toonde aan dat tabak kankerverwekkend is  tabakindustrie
investeerde in eigen onderzoekfonds dat twijfel zaaide over het oorzakelijk verband tussen
tabak en gezondheid
- Suikerindustrie (’60): tandbederf werd bestudeerd  suikerindustrie startte zelf onderzoek
naar het ontwikkelen van enzymen en vaccins die de aandacht wegnam van de vermindering
van suikers.

Risico: te veel aandacht geven aan niet-alledaagse gevallen van machtsmisbruik in de wetenschap.

Ongeoorloofde machtsuitoefening is slechts een klein, uitzonderlijk deel van hoe macht functioneert
in de sociale wetenschappen.
Vb. wijze waarop wetenschappelijke status is toegekend van wetenschappers: verschillende
processen  diegenen die bovenaan staan in die processen, bepalen samen wat de moeite waard is
om te onderzoeken en hoe dat gebeurt.

Wetenschap w steeds beïnvloed door waarden (door een cultuur, machtshebbers…) = uitdaging
 probleem van waarden en wetenschap: 3 soorten antwoorden:

- De positivistische ideologie: beeld dat wetenschappers enkel in de waarheid en in feiten
geïnteresseerd zouden (mogen) zijn (wat relevant of interessant is, telt niet).
(Dat is onhoudbaar, er zijn oneindig veel feiten als je geen criteria hebt. Wetenschapper
begint met selectie: welke feiten/problemen wel en niet beschrijven.  gebeurt via
relevantie.)
- Waardevrijheid en waardebetrokkenheid: alle wetenschapper worstelen met het probleem
‘In welke mate mogen belangen, overtuigingen, perspectieven en interesses een invloed
hebben op de wetenschap?’
Waardebetrokkenheid = erkent onvermijdelijke invloed daarvan op afbakening
probleemkeuze en doelstellingen van het onderzoek. Waarden en belangen mogen bepalen
wat men onderzoekt en hoe, maar moet wel beperkt blijven tot alles wat aan het onderzoek
vooraf gaat.
Waardevrijheid = het effectieve onderzoek moet vrij zijn van waardeoordelen !



4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur inthevanloon. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

53022 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,99
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté