Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Begrippenlijst evolutieleer €3,98   Ajouter au panier

Autre

Begrippenlijst evolutieleer

 15 vues  1 fois vendu

Begrippenlijst van alle voorkomende begrippen in de cursus gesorteerd per hoofdstuk met alle definities van het van evolutieleer en biologische classificatie.

Aperçu 2 sur 7  pages

  • 1 août 2023
  • 7
  • 2022/2023
  • Autre
  • Inconnu
Tous les documents sur ce sujet (3)
avatar-seller
jolienvanaelst
Begrippenlijst

Hoofdstuk 4: classificatie en fylogenie

 Soort of species: refereert naar een fundamentele, natuurlijke eenheid
 Fenetische soort-concept: een soort is een set organismen die sterk op elkaar
gelijken en verschillen van andere sets
 Typologische of morfologische soortconcept: definiëren soorten door te refereren
naar een type-specimen
 Type specimen: individu gebruikt om een soort te beschrijven (=referentie)
 Biologische soort-concept: soort is een set organismen die de mogelijkheid bezitten
om met elkaar voort te planten
 Gene pool: een groep van zich onderling voortplantende individuen
 Polytypische soort: bestaan uit individuen met zeer verschillende morfologieën
 Cryptische soorten: (sibling species): twee biologische soorten die sterk op elkaar
gelijken
 Paraspecies of pseudospecies: species die zich aseksueel voortplanten
 Fylogenie: studie van de evolutionaire geschiedenis; reconstrueren van een
evolutionaire boom die de historische verwantschappen van de hedendaagse en
uitgestorven organismen weergeeft
 Homologie: dezelfde karakteristieken hebben geërfd van hun gemeenschappelijke
voorouder
 Homeoplasie: onafhankelijk van elkaar, dezelfde karakteristieken
 Ancestrale vorm (van het kenmerk): hoe een bepaalde karakteristiek eruit zag bij de
voorouderlijke soort
 Afleide vormen: vormen die het kenmerk later heeft aangenomen
 Polariteit (van het kenmerk): het afleiden van wat ancestraal en wat afgeleid is
 Clades: aparte subsets van organismen of soorten die afgeleide kenmerken gemeen
hebben
 Plesiomorf: aard van een kenmerk bij de voorouderlijke soort
 Symplesiomorfie: feit dat de leden van een groep die kenmerken delen (niet erg
nuttig)
 Synapomorf: karaktervormen die gedeeld worden door de leden van een clade
 Vergelijkende morfologie: studie van de variatie in de grootte en de vorm van
allerlei structuren van vroege en late levensstadia (macro- en microscopische eig.)
 Vergelijkende biochemie: opstellen van cladogrammen obv variaties in de volgorde
van AZ in eiwitten en in de volgorde van nucleotiden in de nucleïnezuren
 Vergelijkende cytologie: maken gebruik van variaties in het aantal, de vorm en de
grootte van de chromosomen en hun onderdelen. Uitsluitend op levende organismen
 Cladogram: schematische weergaven van de hiërarchie van clades
 Cytologie: te maken met chromosomen en hun onderdelen?
 Monofylie: als meest recente voorouder van een groep omvat én alle nakomelingen
van die voorouder
 Parafylie: omvat de meest recente voorouder van een groep soorten, maar niet alle
nakomelingen
 Polyfylie: wanneer de meest recente voorouder van alle leden er niet toe behoort
 Traditionele evolutionaire taxonomie: hanteert twee criteria, gemeenschappelijke
afkomst en de mate van adaptieve evolutionaire verandering (taxa zowel mono- als
parafyletisch)
 Adaptieve zone: levenswijze, een karakteristiek respons op de omgeving
 Fylogenetische systematiek of cladisme: hanteert enkel gemeenschappelijke
afkomst (alle taxa moeten monofyletisch zijn); analysemethode die gebruikt wordt in
de systematiek van de biologie om de evolutionaire relaties tussen organismen
proberen te bepalen. Puur gebaseerd op de afkomst van de groepen

,  Fenetische taxonomie: organismen worden ingedeeld puur op basis van similariteit,
ongeacht hun fylogenie


Hoofdstuk 2: Micro-evolutie

 Micro-evolutie: de evolutionaire veranderingen die optreden op lager taxonomisch
niveau, met name binnen één populatie of soort
 Natuurlijke selectie: (NS) de biologische entiteiten (individuen) moeten variatie
vertonen in één of ander kenmerk; deze variatie moet een genetische basis hebben; er
moet een consistente relatie bestaan tussen het kenmerk en één of meerdere
componenten van het reproductief succes. NS resulteert niet in perfecte organismen,
enkel in organismen die iets beter zijn dan de onmiddellijke competitoren
 Genotype: erfelijke informatie zoals ze in de chromosomen te vinden is (verschillen in
genotype: verschillen in DNA-sequentie van één of meerdere loci)
 Fenotype: het totaal van alle waarneembare kenmerken van een organisme
 Maternale/ paternale effecten: kenmeren van de moeder (en van de vader) kunnen
het fenotype van de nakomelingen beïnvloeden
 Micro-evolutie: evolutie op genetisch niveau van een individu
 Congenitale variatie: aangeboren variatie, niet noodzakelijk genetisch bepaald
(maternaal of paternaal)
 Monogenetische beïnvloeding: slechts 1 verschil in het genotype veroorzaakt een
verschil in fenotype
 Reactienorm (van een genotype): beschrijft de range van fenotypen die tot expressie
kunnen komen in verschillende omgevingen
 Polygenische beïnvloeding: fenotype door meerdere genen tegelijk beïnvloed
 Dominantie-effecten: het fenotype van de heterozygoot niet exact het gemiddelde
dan dat van de homozygoten is
 Heterozygoot: 2 verschillende vormen (allelen) van een gen heeft (Aa)
 Homozygoot: gelijke allelen (AA of aa)
 Epistasis: interactie tussen de verschillende loci
 Kwantitatieve genetica: overervingspatronen beschreven voor polygenische
kenmerken
 Additieve genetische variatie: de variatie die ontstaat door de sommatie van de
effecten van de individuele genen (a)
 Dominatievariatie: ontstaat tengevolge van interacties tussen allelen binnen één
locus (d)
 Epistasisvariatie: ontstaat door interacties tussen loci (i)
 Hertabiliteit: (h^2) van een kenmerk in een bepaalde populatie geeft dan weer welk
gedeelte van de totale fenotypische variatie verklaard wordt door genetische
verschillen (0=genetische verschillen spelen geen rol, 1= genetische verschillen
verklaren fenotypische variatie volledig)
 Hertabiliteit (nauw): selectie kan inwerken op de additieve genetische variatie
(ontstaat door sommatie effecten van de individuele genen). Dominantie- en epistasis-
componenten worden immers verbroken door recombinatie en onafhankelijke
segregatie. Dus: hoeveel de fenotypische variatie afhangt van additieve genetische
variatie
 Commen garden experimenten: om na te gaan in hoeverre fenotypische variatie
veroorzaakt wordt door verschillen in genotype, en door verschillen in omgeving 
door individuen op te kweken in identieke omstandigheden (de verschillen in fenotype
die overblijven wanneer alle omgevingsvariatie uitgeschakeld wordt, zijn in principe te
wijten aan genetische verschillen)

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jolienvanaelst. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,98. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

64438 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€3,98  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter