Hoofstuk 1: Wat is filosofie?
0. Inleiding
Ambrose Bierce: ‘Een stelsel van wegen die van nergens naar niets leiden’
Filosofen: Onmogelijke vragen bv. Wat is filosofie? (Afbakening?)
- 3 aspecten van Filosofie:
o Attitude
o Methodologie
o Domein
-> Helpen de filosofie af te bakenen
- 4 filosofische deeldomeinen: unieke eigenheid van elk domein, gemeenschappelijk?
- Geschiedenis van de filosofie
1. Drie aspecten: Attitude, methodologie, domein
Nu: veel verschillende definities over ‘filosofie’
Etymologie: Filosofie = verlangen om te weten (Aristoteles)
1.1. Een attitude
- Filosofie is kritisch denken
o Het in vraag stellen van dingen die door anderen als vanzelfsprekend
beschouwd w.
o Autoriteiten (personen/ eigen vermogens) w uitgedaagd en hun uitspraken in
twijfel getrokken.
Bv. Descartes’ twijfel: Müller-Lyer illusie
-> zintuigen bedriegen ons vaker dan we denken
-> zintuigen gebruiken we om kennis te verwerven
-> Is de kennis wel betrouwbaar? Nee
o Descates: het is niet onmogelijk dat ons denken op een dwaalspoor w gezet
door God of een kwaadaardige genie (malin génie).
- Kritiek is niet altijd het einddoel van filosofie. Filosofie tracht ook positief/
constructief project te formuleren: dingen hadden anders kunnen zijn.
- Is kritisch denken een unieke filosofische bezigheid? Nee
-> Je kan kritisch denken zonder aan filosofie te doen bv. Wetenschappers die kritische
analyse maken van wet onderzoek
-> Wetenschappers en filosofen hebben veel gemeenschappelijk
1.2. Een methode
- Zijn er methodes die enkel gebruikt w door filosofen?
- Probleem: filosofen gebruiken een waaier aan methodes, maar geen enkele is uniek
voor de filosofie.
, o Als ze dit wel zijn, zijn ze niet algemeen filosofisch (niet door alle filosofen
gebruikt)
o Wel enkele frequente methodes: intuïtie, conceptuele analyse en gedachte-
experimenten
Eigen intuïtie
- Vroeger: intuïtie = kennis die op een onmiddelijke manier wordt verkregen
o Descartes: ‘heldere en welonderscheiden ideeën
-> ideeën die geen redelijk mens zou durven betwijfelen bv. Je pense donc je
suis
- 20e eeuw: intuïtie = spontane overtuigingen in onze eigen geest, wanneer we over
een bep onderwerp denken aka Common sens
-> overtuigingen zijn moeilijk te veranderen/ op te geven
- Filosofen die vaak gebruik maken van intuïties (armchair philosophers,
fauteuilfilosofen)
o Gebruiken zelden empirisch onderzoek
o Intuïties blijven een belangrijk onderdeel van filosofie
Nu: voorzichtiger gebruiken, zijn heel variabel
o Probleem: geen unieke filosofische methode, ook door wetenschappers
gebruikt (hypothesen)
Conceptuele analyse
- Luciano Floridi: conceptual engineering
- Belangrijke begrippen die we gebruiken ontleden in meer eenvoudige begrippen en
verbeteren bv tijd, liefde, vrijheid,…
-> Belangrijke begrippen beter begrijpen en kunnen gebruiken
- Doel: bepalen waarover we precies spreken (zie HS 7: analyse van het concept ziekte
-> duidelijkheid in de definitie van ‘ziekte’)
- Conceptuele analyse zit in de kern van alle wetenschappen
-> bv ontwikkeling menselijke kennis: fysica (gewicht ><massa), sociale
wetenschappen (sekse >< gender)
≠ methode om filosofie en wetenschap te onderscheiden
Gedachte – experimenten
- Instrument van verbeelding om nieuwe info over een thema te verkrijgen
o Volledig in menselijke geest
o Zonder empirische data te gebruiken
- Verheldert probleem door te visualiseren
o Gegevens voor/ tegen een theorie
- Financiële, technologische, morele problemen omzeilen
o Brain in a vat
Hersenen in een vat op andere planeet
Wetenschapper geeft ons signalen -> indruk
Hersenen kunnen niet nagaan of het echte indrukken zijn
-> we kunnen dit dus niet uitsluiten (onzekerheid over overtuigingen)
, - Brain in a vat nooit in het echt uitvoeren (moreel/ technologisch niet mogeliijk)
MR: conclusie: ‘zekerheden’ zijn geen echte, fundamentele zekerheden.
- Ook door wetenschappers gebruikt: kat-paradox (Schrödinger) en lift-experiment
(Einstein)
-> gedachten-experimenten zijn geen onderscheiden kenmerk
Experimentele filosofie
- Nieuwe filosofische discipline: gebruik empirische-wetenschappelijke methoden
o Oplossingen bieden voor traditionele filosofische problemen
o Bv cross culturele verschillen in intuïties over morele dilemma’s
1.3. Een domein
- Filosofie als domein dat zich bezighoudt met onbeantwoordbare (abstracte en
eigenzinnige) vragen en fundamentele problemen.
- Vragen die we in het dagelijkse leven niet stellen bv. Wat is tijd?
- Is dit domein uniek voor de filosofie? Ja en Nee
o Ook wetenschappers hebben fundamenten in vraag gesteld
o Wetenschappers zien filosofische vragen soms als bedreigend
Wet van Humphrey
o Bewuste reflectie over een geautomatiseerde taak (tijdens die taak)
belemmert de uitvoering van die taak bv duizendpoot (Feynman)
- Filosofie als kunststroming
o Kunst: stromingen als revoluties, nieuwe beginnen en breuken -> geen
vooruitgang
o Filosofie: Oude, onoplosbare problemen
Nieuwe manieren om ze te beschrijven
Geen vooruitgang (>< wetenschap)
- Geen vooruitgang is discutabel:
o Ook niet echt vooruitgang in wetenschap (Kuhn): wetenschappelijke
paradigma’s volgen elkaar op zonder op elkaar verder te bouwen.
Paradigma’s zijn incommensurabel.
o Wel vooruitgang:
Psychologie < moderne filosofie
Sommige filosofische vragen effectief beantwoord -> brandstof voor
nieuwe wetenschap
o Negatieve vooruitgang
Weten niet wat juiste antwoorden zijn, wel meer en meer foute of de
problemen van populaire antwoorden
2. Vier deeldomeinen
- Filosofie = academische discipline in 4 deeldomeinen:
o Metafysica
o Logica
o Epistemologie
, o Moraalfilosofie
Probleem verschuiven naar onderliggend niveau bv. Wat is metafysica?
Geen eenduidig gemeenschappelijk kenmerk om domein af te bakenen
2.1. Metafysica
- Aard en structuur vd wereld bestuderen: studie van wat er bestaat en aard van wat
er bestaat
- Aristoteles: Metafysica
o Chronologisch: kwam na boek over fysica
o Structureel: over problemen voorbij/ onder fysica
- Bv. Bestaat de tijd? Scheiding tussen lichaam en geest? (zie HS 3)
- Materialisten: enkel physical stuff, alles is opgebouwd mbv materie
Dualisten : ook mental stuff, mentale toestand is opgebouwd uit geestesspul
2.2. Logica
- Mbv logica deugdelijk redeneren en argumenteren, zorgt voor argumentatieve
hygiëne
o belangrijk voor kritisch denken
o weerleggen van drogredenen
slippery slope: als A, dan B (onwenselijk). Dus wel moeten A
vermijden. Bv. Homohuwelijk
Post hoc, ergo propter hoc = omdat Y volgde op X, is Y veroorzaakt
door X
2.3. Epistemologie
- Studie van aard, structuur en mogelijkheid van onze kennis: Wat is kennis en hoe
weten we wat we denken te weten?
- Epistemologische experimenten:
o Twijfel van Descartes
o Brain in a vat: mogen we geloven wat we denken?
2.4. Moraalfilosofie/ ethiek
- Studie van principes die betrekking hebben op goed en kwaad
o Trolley probleem
- Verzameling van rechten, normen, plichten , geboden, verboden,… = normatieve
universum (maar niet allemaal van morele aard)
- Niet altijd duidelijk waarin het morele verschilt van normatieve universum
Deeldomeinen zijn op te splitsen in verschillende takken:
- Juridische filosofie < ethiek
- Wetenschapsfilosofie
o = toegepaste epistemologie + metafysische en ethische aspecten
o 2 deeldomeinen:
, Algemene wetenschapsfilosofie:
-> houdt zich bezig met fundamentele filosofische kwesties ivm
wetenschap.
-> intrinsieke interesse in de wetenschap
Toegepaste wetenschapsfilosofie:
-> Filosofische vragen mbt specifieke wetenschappen
-> houdt zich bezig met instrumentele interesse (Zie HS 2):
onderzoeksresultaten van wetenschap X als oplossing voor filosofische
problemen buiten de wetenschap. Bv biologie -> menselijke aard
3. Zeer korte geschiedenis van de westerse filosofie
‘Wat is filosofie?’ beantwoorden door te verwijzen naar haar geschiedenis. Een filosoof : in
de mate dat die zich bezighoudt met filosofen uit te verleden (>< logica: begging the
question).
Grillige geschiedenis: filosofie steeds uitgedaagd door andere vormen van kennis -> steeds
heruitvinden/ herdefiniëren
- Oude Griekenland (6e v.C)
o Maatschappelijke revolutie: bloei stadstaten
Eigen rechtspraak en bestuur: publieke debatten
Wetten en waarden van goddelijke oorsprong ontdaan -> ter discussie
Econ bloei -> contact met vreemde culturen: relativiteit -> nadenken
over aard vd samenleving
e
- Hesiodus (7 v.C)
o Theogonie = geschiedenis vd Griekse goden. Fenomenen w verklaard mbv
goddelijke gebeurtenissen die de mens niet kan begrijpen, maar moet
aanvaarden.
o Natuurfilosofen: Van milete, ‘eerste filosofen’
Zoektocht oerstof om kosmos te begrijpen
o Thales: water, Anaximader: aarde als ton, Anaximenes: lucht
Einde mythologisch denken (revolutionair)
- Plato en Aristoteles
o Basis westerse filosofie
o Verschillen: debat over de rol vd zintuigen in het verwerven van kennis
Plato: zintuigelijke wereld te veranderlijk om kennis op te leveren + er
bestaat een ideeënwereld die de sjablonen bevat
Aristoteles (= naturalist) : alles nodig om natuur te beschrijven ->
aanwezig id natuur zelf
o Beide homo universalis
Behandelden alle thema’s en brachten deze in verband met elkaar
- Middeleeuwen
o Religie (christendom) centraal
o Anni Domini (313)