Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Bestuursrecht samenvatting €15,49   Ajouter au panier

Resume

Bestuursrecht samenvatting

 22 vues  0 fois vendu

Bestuursrecht samenvatting

Aperçu 4 sur 47  pages

  • 5 août 2023
  • 47
  • 2022/2023
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (1)
avatar-seller
VueR
INLEIDING
Hfdstk I: Begrenzing van het administratief recht
Wat is het bestuursrecht?
Het grondwettelijk recht omvat de regels die de vestiging, structuur en uitoefening van het overheidsgezag, de inrichting
van de staatsmachten en hun onderlinge verhoudingen en de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers
betreffen. Het grondwettelijk recht is samen met het bestuursrecht een onderdeel van het publiekrecht en vormen het
staatsrecht. Het bestuursrecht is het recht dat zich bezighoudt met de regeling van de staatstaak na afscheiding van
wetgeving en rechtspraak. Het omvat de voorschriften van de bestuurlijke bedrijvigheid of activiteit van de organen die
noch tot de wetgevende, noch tot de rechterlijke macht behoren, zijnde de administratieve overheden. Deze formele
definitie van het bestuursrecht verdient de voorkeur, maar het bestuursrecht kan ook inhoudelijk gedefinieerd worden
omdat de administratieve handelingen een bestuurlijke inhoud (bv. een taak van tenuitvoerlegging), wetgevende inhoud
(bv. een gemeentelijk politiereglement) of jurisdictionele inhoud (bv. de afdeling bestuursrechtspraak van de RvS doet
uitspraak over geschillen van bestuur) kunnen hebben.
Het bestuursrecht normeert het handelen van de staatsorganen die (organiek) tot de uitvoerende macht behoren, maar
binnen het bestuursrecht verstaat men onder ‘uitvoerende macht’ niet enkel de uitvoerende macht die door de Grondwet
beschreven wordt, maar alle handelingen die uitgaan van een administratieve overheid of bestuur dat beschikt
over eenzijdige beslissingsbevoegdheid, d.i. imperium. M.a.w. is het domein van het bestuursrecht ruimer dan de
klassieke uitvoerende macht en betreft het ook de handelingen van de lokale besturen (bv. gemeenten, provincies), diverse
verzelfstandigde besturen, regulatoren belast met geschillenbelasting (bv. FSMA, VREG, CREG), administratieve
beroepscolleges (bv. de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, de Raad voor Vergunningsbetwistingen, afdeling
bestuursrechtspraak van de RvS) en het bestuurlijk handelen van private instellingen (bv. inrichtingen van het vrij
onderwijs)
Men onderscheidt het algemeen - en het bijzonder bestuursrecht. Het algemeen bestuursrecht zijn de regels die het
globale bestuursrecht beheersen (deze cursus). Het bijzonder bestuursrecht zijn specifieke regels binnen specifieke
domeinen, bv. omgevingsrecht, recht van de lokale besturen, vreemdelingenrecht, gezondheidsrecht, onderwijsrecht,…
Categorieën rechtsregels binnen het algemeen bestuursrecht:
1. Bestuurlijk organisatierecht: Organieke regels die bepalend zijn voor de organisatie van het bestuur.
2. Materieel bestuursrecht: Inhoudelijke regels van het bestuursrecht, bv. de criteria ter beoordeling van een
vergunningsaanvraag.
3. Procedureel bestuursrecht: Vormelijke regels die het bestuur moet toepassen bij het nemen van een
bestuursbeslissing, bv. het inwinnen van een advies.
4. Bestuursprocesrecht: Regels die van toepassing zijn op de jurisdictionele procedures voor de bestuursrechters.
Het administratief recht is een uitzonderingsrecht
Overheden zijn aan het privaatrecht (ius commune) onderworpen, bv. Art. 1104, 1382 BW, maar zijn ook onderworpen
aan het (afwijkend) bestuursrecht, d.i. publiekrecht:
- Het bestuursrecht hanteert een eigen terminologie en begrippenapparaat met specifieke rechtsgevolgen, bv. de
ambtenaar heeft niet zoals de bediende een arbeidscontract, maar normaliter een wettelijk of reglementair statuut
waarbij de overheid eenzijdig de rechtspositie bepaald.
- Tegen de openbare overheid is de gedwongen tenuitvoerlegging slechts onder voorwaarden mogelijk.
- Schuldeisers kunnen geen beslag leggen op de sommen die aan de staat of aan andere openbare rechtspersonen
verschuldigd zijn.
- De eenzijdige bestuurshandelingen zijn met een bijzonder gezag bekleed.
De rechtvaardiging van de uitzonderingsregeling is de bevordering van het algemeen belang, d.m.v. de uitoefening van
imperium. De keerzijde hiervan is dat aan de uitoefening van het imperium bijzondere verplichtingen zijn verbonden, o.a.
wettigheidsbeginsel, ABBB,…
Meergelaagdheid van het bestuursrecht
Naast het samenspel publiekrecht-privaatrecht, is het bestuursrecht complex door zijn meergelaagdheid die men zowel
verticaal als horizontaal terugvindt. Een overheid moet immers in bepaalde gevallen samenwerken met diverse politieke
niveaus, nl. Europees, federaal, regionaal, lokaal, d.i. verticale meergelaagdheid, bv. wanneer de Vlaamse Regering een
gouverneur wil benoemen, moet het een eensluidend advies van de federale overheid bekomen. Daarnaast zal een
overheid in bepaalde gevallen moeten samenwerken met diverse maatschappelijke actoren, nl. verzelfstandigde
besturen, burgerparticipaties, beroeps- en belangenverenigingen,… d.i. horizontale meergelaagdheid.
Administratieve rechtshandeling
Kenmerken van een eenzijdige administratieve rechtshandeling die uitgaat van een Belgische administratieve overheid:
- Verbindende kracht: In privaatrechtelijke verhoudingen kan de rechtstoestand van een particulier niet zonder zijn
toestemming worden gewijzigd. T.a.v. van de wet heeft iedere particuliere wil immers een gelijke waarde. Deze
gelijkheid ontbreekt evenwel in publiekrechtelijke verhoudingen aangezien het bestuur enkel in het algemeen belang
kan optreden en waarvoor het particulier belang moet wijken. Een eenzijdige administratieve rechtshandeling is een
handeling die met gebruikmaking van de bevoegdheden die de administratie bezit, nl. imperium, een rechtstoestand
in het leven roept, wijzigt of opheft en aldus eenzijdig gezagshalve rechten toekent of verplichtingen oplegt aan derden.
De administratieve rechtshandeling is evenwel slechts verbindend nadat ze is bekendgemaakt of ter kennis gegeven.



1

,- Dwingende kracht: De rechtsonderhorige moet zich onderwerpen aan de bestuursbeslissing daar een administratieve
handeling wordt geacht in overeenstemming te zijn met het recht, d.i. privilège du préalable.
Het vermoeden van wettigheid kan door de rechtsonderhorige worden weerlegd voor de rechter in het kader van een
jurisdictioneel beroep (Art. 144-146 Gw) indien men kan aantonen dat er sprake is van een machtsoverschrijding, d.i.
wanneer de bestuurshandeling is uitgevaardigd door een onbevoegde overheid, wanneer de beslissing is genomen met
miskenning van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvoorwaarden of wanneer de wet is
geschonden (Art. 14 RvS-wet), of indien er sprake is van een machtsafwending, d.i. een bijzondere vorm van
machtsoverschrijding:
- Door een exceptie van onwettigheid (Art. 159 Gw): De onwettige bestuurshandeling wordt door de (gewone of
administratieve) rechter buiten toepassing gelaten (inter partes, ex nunc). De beslissing van de gewone rechter
is bekleed met gezag van gewijsde inter partes.
- Door een rechtstreekse vordering voor de gewone rechter, die in het kader van een kort geding een schending van
een subjectief burgerlijk of politiek recht door de overheid stopzet. De beslissing van de gewone rechter is bekleed met
gezag van gewijsde inter partes.
- Door een rechtstreekse vordering voor de RvS binnen 60 dagen na betekening of bekendmaking van de
bestuursbeslissing. De RvS beschikt over een schorsings- (erga omnes, ex nunc), vernietigings- (erga omnes, ex
tunc), en uitzonderlijke over een hervormingsbevoegdheid.
Het vermoeden van wettigheid kan, en in voorkomend geval, moet, vooraf aan het jurisdictioneel beroep worden weerlegd
bij de hogere bestuursoverheid. Het vermoeden van wettigheid kan voor de hogere bestuursoverheid worden weerlegd
in het kader van het algemeen facultatief bestuurlijk toezicht, bv. het Vlaams Gewest over de beslissing van een
gemeente, of moet worden weerlegd bij de hogere bestuursoverheid in het kader van het door de rechtszoekende
verplicht uit te putten bij wet georganiseerd bestuurlijk beroep, bv. bij weigering van een bouwvergunning door het
College van Burgemeester en Schepenen is de rechtsonderhorige door de wet verplicht een beroep in te stellen bij de
bestendige deputatie die de beslissing neemt in laatste aanleg en waartegen vervolgens pas een jurisdictioneel beroep
mogelijk is. De hogere toezichthoudende-/beroepsoverheid beschikt/kan beschikken over een schorsings- (erga omnes,
ex nunc), vernietigings- (erga omnes, ex tunc) en hervormingsbevoegdheid.
Bij een hervormingsbevoegdheid komt de hervormde beslissing in de plaats van de initiële beslissing. In beginsel hebben
bestuurlijke rechtshandelingen enkel gevolgen voor de toekomst (ex nunc) en niet voor het verleden (ex tunc). Het
principe van niet-retroactiviteit van bestuurshandelingen is immers een algemeen rechtsbeginsel. Niettemin zal steeds
in concreto de betrokken wet die het betrokken bestuurlijk beroep organiseert, geraadpleegd moeten worden. Er bestaan
immers uitzonderingen op het principe van het verbod van non-retroactiviteit van bestuurlijke rechtshandelingen. De
retroactiviteit is toegestaan wanneer de wet erin voorziet, om de continuïteit van de openbare dienst te verzekeren of om
een ongelijke behandeling te herstellen in het voordeel van de betrokkene, bv. Art. 83, §1 KB 25 november 1991: (…)
“Wanneer deze beslissing het administratief beroep gegrond verklaart, herziet de directeur zijn beslissing met
terugwerkende kracht tot op de dag van haar inwerkingtreding”.
De beslissing is niet bekleed met gezag van gewijsde. De toezichts- of beroepsbeslissing is bekleed met een weerlegbaar
vermoeden van wettigheid, waardoor dergelijke beslissing op zijn beurt kan worden weerlegd door de rechtsonderhorige
voor de rechter in het kader van een jurisdictioneel beroep.
Tot slot kan het vermoeden van wettigheid door het bestuur zelf worden weerlegd in het kader van individuele
beslissingen volgens de leer van de intrekking binnen een termijn van 60 dagen. De onwettige bestuurshandeling zal
hierdoor door de administratieve overheid die de handeling zelf verrichte, ex tunc tenietgaan (erga omnes). Indien een
onwettige beslissing niet is aangevochten door de rechtsonderhorige voor de rechter of niet is ingetrokken door het
bestuur zelf binnen de termijn van 60 dagen, wordt de beslissing definitief. De intrekkingsbeslissing is op zijn beurt
bekleed met een weerlegbaar vermoeden van wettigheid, waardoor dergelijke beslissing nadien kan worden weerlegd
door de rechtsonderhorige voor de rechter in het kader van een jurisdictioneel beroep. Het bestuur kan een onwettige
materiële wet in een individueel geval niet buiten toepassing laten (Art. 159 Gw is enkel van toepassing voor rechters),
maar kan wel de materiële wet opheffen of wijzigen (erga omnes, ex nunc)
- Uitvoerbare kracht: Een eenzijdige administratieve handeling bindt de burger zonder zijn toestemming en is
onmiddellijk uitvoerbaar, maar dat betekent nog niet dat de administratie zelf tot gedwongen uitvoering kan overgaan
zonder dat zij zich daarvoor tot de rechter dient te wenden. De administratie beschikt evenwel over een
administratief sanctierecht, onder rechterlijk toezicht, waardoor men zonder materiële dwang de naleving van
de rechtsregels kan afdwingen, bv. d.m.v. een administratieve boete, maar wanneer een burger weigert een
verplichting uit te voeren die hem is opgelegd, kan de gedwongen tenuitvoerlegging nodig zijn die in beginsel enkel
mogelijk is na tussenkomst van de rechter, tenzij de wet dwanguitvoering toelaat (Art. 12 en 16 Gw), d.i.
dwangbevel, bv. Art. 94 KB 17 juli 1991, of tenzij het algemeen belang in dringende uitzonderlijke gevallen eist dat
de administratie gezagshalve maatregelen neemt om haar beslissingen te doen uitvoeren, d.i. bij noodsituaties, bv.
de politiediensten hebben het recht om samenscholingen uiteen te drijven die de uitvoering van een wet hinderen
(Art. 22 Wet 5 augustus 1992 op het politieambt)




2

,Administratieve overheid
De administratieve rechtshandeling gaat uit van een bestuur, d.i. een administratieve overheid. Het begrip
‘administratieve overheid’ is niet gedefinieerd in de wet omdat het een evolutief begrip is.
Wat is het belang van het begrip ‘administratieve overheid’?
- Afbakening van de rechtsmacht van de RvS (Art. 14 RvS-wet): De RvS, afdeling bestuursrechtspraak heeft een
schorsings- en vernietigingsbevoegdheid t.a.v. eenzijdige administratieve rechtshandelingen van Belgische
administratieve overheden die uitvoerbaar zijn en indien de verzoeker blijk geeft van een persoonlijk belang dat
individueel en rechtstreeks is.
- Bepalen van toepassingsgebied ratione personae van veel publiekrechtelijke wetten, bv. Wet 29 juli 1991 betreffende
de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen. In de parlementaire voorbereidingen van deze wet worden
administratieve overheden omschreven als “alle organen van nationaal, communautair, gewestelijk, provinciaal of
gemeentelijk bestuur die belast zijn met een openbare dienst en die niet behoren tot de rechterlijke of de wetgevende
macht”.
De rechtsleer stelt: “Het karakter van administratieve overheid bezitten de niet onder de rechterlijke of onder de
wetgevende macht ressorterende instellingen of lichamen die door een openbare macht zijn opgericht om in een
openbare dienst of in een dienst van openbaar nut te voorzien, waarvan die macht de organisatie regelt en de werkwijze
of de statuten bepaalt en kan wijzigen, én waaraan de bevoegdheid is opgedragen om beslissingen vast te stellen die
uitwerking hebben t.a.v. derden”
Elementen van de definitie:
- Negatieve criteria: Een instelling mag niet behoren tot de wetgevende of rechterlijke macht, bv. de hoven en
rechtbanken, de Senaat, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de deelparlementen, het Rekenhof, Comité I en P,
het Grondwettelijk Hof, de Hoge Raad van de Justitie,…
- Positieve criteria: Een instelling is een administratieve overheid wanneer het door de overheid is opgericht, wanneer
de werking bepaald wordt door de overheid, wanneer de instelling erkend is door de overheid, wanneer de instelling
onder toezicht staat van de overheid, wanneer de instelling belast is met een taak van openbare dienst, wanneer de
instelling het algemeen belang behartigt,… doch het beschikken over imperium wordt beschouwd als
doorslaggevend criterium om als administratieve overheid te worden gekwalificeerd (rechtspraak HvC). Dit heeft o.a.
tot gevolg dat rechtspersonen met een private rechtsvorm (al dan niet opgericht door een overheid) toch kwalificeren
als “administratieve overheid” wanneer zij in het kader van de hen toegewezen publiekrechtelijke opdracht belast
zijn met eenzijdige beslissingsbevoegdheid.
Bv. De Lijn is opgericht bij decreet, maar ressorteert niet onder de wetgevende of
rechterlijke macht. Het decreet regelt de organisatie, werkwijze en statuten, kan deze
wijzigen of kan de dienst afschaffen.
Ook via de rechtspraak van de RvS en het HvC kan men het begrip ‘administratieve overheid’ invulling geven. De gewone
hoven en rechtbanken zijn bevoegd voor geschillen omtrent burgerlijke en politieke rechten (144-145 Gw). M.b.t. de
politieke rechten kan evenwel de RvS expliciet bevoegd zijn gemaakt. Daarnaast is de RvS belast met de controle in het
objectief contentieux van de bestuurshandelingen (Art. 146 Gw). Indien een conflict van attributie bestaat (Art. 158 Gw),
omdat de gewone rechter en de administratieve rechter zich beide bevoegd of onbevoegd verklaren, wordt dit opgelost
door het HvC, dat imperium van zeer groot belang acht voor de kwalificatie als administratieve overheid. Bijgevolg kan
men zien wat de inhoud van ‘administratieve overheid’ is in de jurisprudentie van de RvS of, wanneer een conflict van
attributie rijst, in de jurisprudentie van het HvC.
Een administratieve overheid moet zijn opgericht door de overheid, maar dit wordt ruim opgevat:
- Organieke administratieve overheden: Door de overheid opgericht bij of krachtens een wet, bv. NMBS, Dienst
Vreemdelingenzaken, een ministerie, de VDAB, de RVA, de Lijn, de gemeente, Bpost, UGent,… De oprichting door de
openbare overheid impliceert evenwel niet dat de betrokken instelling steeds moet worden geacht als administratieve
overheid te handelen, daar men moet kijken naar de aard van de bevoegdheid.
- Functionele administratieve overheden: Niet door de openbare macht opgericht, maar wel door de openbare macht
belast met een publiekrechtelijke opdracht waartoe deze entiteiten krachtens de wet imperium hebben gekregen, bv.
VUB en KUL hebben de bevoegdheid tot het nemen van examen- en studievoortgangbeslissingen. Gezien het groot
belang van imperium kunnen bijgevolg rechtspersonen met een private rechtsvorm alsnog gekwalificeerd worden als
administratieve overheid wanneer zij in het kader van hun publiekrechtelijke opdracht belast zijn met imperium
(rechtspraak HvC)




3

, Administratieve sancties: het bestuursmiddel verbonden aan het imperium
De administratieve overheid wordt bevoegd geacht krachtens een wet, decreet of ordonnantie om de naleving van het
publiekrechtelijk voorschrift af te dwingen en de niet-naleving van een publiekrechtelijk voorschrift te sanctioneren
binnen de grenzen die door de wet, decreet of ordonnantie worden bepaald, om zo eigenmachtig de rechtsorde te
herstellen en te komen tot normbekrachtiging d.m.v. het opleggen van administratieve sancties. Het administratief
sanctierecht wint aan belang als gevolg van de toenemende overheidsbemoeiing in het bedrijfsleven, het leefmilieu en de
volksgezondheid, een onaangepastheid van de strafrechtelijke sanctie, overbelasting van het parket en het feit dat
administratieve sancties minder krenkend zijn voor de eer daar ze niet in het strafregister worden opgenomen.
Moet een administratieve sanctie als een straf worden beschouwd?
- Vrijheidsberovende straffen worden opgelegd door de (gewone) rechter (Art. 12 Gw)
- Strafsancties worden opgelegd door de (straf)rechter (Art. 7 Sw.)
- Administratieve sancties worden opgelegd door het bestuur
- Administratieve sancties met punitief karakter worden opgelegd door het bestuur
Kwalificatieproblematiek:
- Organiek criterium: De maatregel is een administratieve of een strafrechtelijke sanctie naargelang de instantie die de
sanctie oplegt, nl. een bestuur of een strafrechter.
- Materieel criterium: Administratieve sancties moeten de wet en de ABBB eerbiedigen. Strafsancties moeten
daarentegen aan procedurele en materiële waarborgen voldoen die vervat zijn in de verdragen inzake mensenrechten
(Art. 6 EVRM en 14 BUPO), de Grondwet en de algemene beginselen van het strafrecht. Als rechtsonderhorige is een
strafrechtelijke sanctie bijgevolg beter gewaarborgd. Het EHRM en het Grondwettelijk Hof kijken toe of de straf al dan
niet een straf uitmaakt de zin van Art. 6 EVRM. Indien een sanctie internrechtelijk wordt gekwalificeerd door de
wetgever als administratieve sanctie, kan door het EHRM of het Grondwettelijk Hof anders worden beslist, waardoor
de sanctie alsnog de waarborgen moet genieten van Art. 6 EVRM. M.a.w. is de internrechtelijke kwalificatie door de
wetgever enkel doorslaggevend bij de kwalificatie als strafsanctie.
De criteria die door het EHRM en het Grondwettelijk Hof worden gebruikt om uit te maken of er sprake is van een
straf- of administratieve sanctie, d.i. de engel criteria:
- Internrechtelijke kwalificatie
- Aard van de overtreding: De sanctie wordt beschouwd als strafrechtelijke sanctie wanneer ze de beteugeling
beoogt van de overtreding van een norm die bedoeld is om fundamentele maatschappelijke waarden te
beschermen. De sanctie wordt beschouwd als administratieve sanctie wanneer de overtreden norm niet bedoeld
is zulke waarden te verdedigen, bv. normen die verplichtingen opleggen aan een beperkte kring van personen.
- Aard van de straf en de strafmaat: De aard van de straf en de strafmaat: Een maatregel is een straf wanneer hij
met het oog op de bescherming van de maatschappij wordt opgelegd en de overtreder zijn vrijheid beperkt of hem
materieel raakt om zo herhaling te voorkomen. Een maatregel is een administratieve sanctie wanneer hij wordt
opgelegd met het oog op het verzekeren van de goede werking van de dienst.
Het Hof van Cassatie heeft in zijn rechtspraak lang vastgehouden aan de wil van de interne wetgever om uit te maken of
een sanctie al dan niet als strafrechtelijke sanctie moest worden beschouwd, waardoor het Hof in een arrest had beslist
dat fiscale administratieve geldboeten die neerkwamen op het dubbel van de ontdoken of niet-tijdig betaalde belasting,
geen straffen zijn in de zin van Art. 6 EVRM. Nadien heeft het Hof van Cassatie evenwel zijn rechtspraak herzien en heeft
het in arresten aangenomen dat de administratieve geldboete onder bepaalde omstandigheden wel kan worden
beschouwd als een straf in de zin van Art. 6 EVRM en 14 BUPO, d.i. een administratieve sanctie met een punitief
karakter, die bijgevolg dezelfde waarborgen geniet als een strafrechtelijke sanctie.
In arresten van 1999 en 2002 heeft het Hof van Cassatie bepaald wanneer sprake is van een administratieve sanctie met
punitief karakter:
- De sanctie betreft niet slechts een bepaalde groep met een particulier statuut
- Men schrijft een bepaald gedrag voor en op de niet-naleving ervan wordt een sanctie gesteld
- De sanctie vergoedt niet enkel de schade, maar wil herhaling van gelijkaardige handelingen voorkomen
- De sanctie stoelt op een norm met een algemeen karakter, waarvan het oogmerk preventief en repressief is
- De sanctie is zeer zwaar, gelet op het bedrag ervan
Wanneer een administratieve sanctie een punitief karakter heeft, legt het bestuur de sanctie op, maar wanneer de
rechtsonderhorige tegen deze sanctie in beroep gaat, moet hij kunnen beschikken over een rechter die voldoet aan de
vereisten van Art. 6 EVRM, nl. een onafhankelijke en onpartijdige rechter die beschikt over volle rechtsmacht, d.i. de
bevoegdheid om de beslissing van het bestuur te hervormen op feitelijke en juridische gronden (EHRM, Silverster’s
Horeca Services (4 maart 2004)). Heeft de RvS volle rechtsmacht overeenkomstig Art. 6 EVRM? De RvS beschikt over een
vernietigingsbevoegdheid (Art. 14 RvS-wet), maar in de regel niet over een hervormingsbevoegdheid, waardoor de RvS
aanvankelijk geen volle rechtsmacht heeft, maar de RvS, het HvC en het GwH oordeelden desondanks dat de RvS beschikt
over een onafhankelijke en onpartijdige rechter die beantwoordt aan de kwalificatie van Art. 6 EVRM omdat de RvS in het
kader van een beroep tot nietigverklaring een wettigheidstoezicht uitoefent, wat inhoudt dat de RvS uitspraak kan doen
over zowel de feitelijke als de juridische geschilpunten, de juistheid, pertinentie en toelaatbaarheid van de motieven kan
nagaan waarop de bestreden beslissing steunt en kan beoordelen of er een evenredigheidsverband bestaat tussen de
gedraging en de sanctie. Het EHRM heeft in 2018 geoordeeld dat de RvS een rechter is die beschikt over volle rechtsmacht
in de zin van Art. 6 EVRM.



4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur VueR. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €15,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

75632 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€15,49
  • (0)
  Ajouter