PSYCHOPATHOLOGIE EN PSYCHIATRIE KINDEREN & JONGEREN
INTRODUCTIE
1. INTRODUCTIE ONTWIKKELINGSPSYCHOPATHOLOGIE
Ontwikkelingspsychopathologie:
= studie van ontwikkelingsprocessen die bijdragen aan of beschermen tegen PP (ontwikkelingsperspectief)
= hoe ontwikkeling loopt, wat kan fout lopen & wat daarmee samen gaat
Belang ontwikkelingspsychologie & kinderpsychiatrie
Nadruk: - ontwikkelingsperspectief
- integratieve modellen
- transdiagnostische mechanismen
- multipele niveaus van analyse
2. DUNEDIN STUDY
= langstlopende longitudinale studie ter wereld (met ruim 1000 dns)
50 j geleden: hele geboortecohort beginnen opvolgen in Nieuw-Zeeland: wouden die zo lang mogelijk blijven opvolgen
Heel lage drop-out: nog meer dan 90% doet nog steeds mee
Heel lange follow-up: is nu nog steeds bezig
1 heel geboortecohort: wel geen zicht cohorteffecten
Onderzoeksvragen evolueren mee
BELANGRIJKE NAMEN: 1) Caspi 1ste publicatie gen-omgevingsinteractie: stress voorspelt depri (bij ongunstige gen-variant)
2) Moffitt belangrijke hoofdonderzoeker & eredoctoraat in 2017
3) Rutter vader van kinderpsychologie + belangrijk: genetische factoren
4) Belsky temperament-PH onderz.: individuele verschillen in vatbaarheid voor omgevingsinvloed
hoe mensen zich voelen correleert met omgeving (mensen heel gevoelig aan neg
omgeving, mss ook meer voordeel uit pos omgeving)
RELEVANTIE DUNEDIN STUDIE:
Door dns levenslang op te volgen, kan je onderzoek doen nr processen & mechanismen die rol spelen in de
ontwikkeling van problemen
Is heel ander onderzoeksdesign dan onderzoek nr processen & mechanismen die rol spelen in behoud van problemen
o Niet-klinische bevolkingsgroep => om confounding met klinische status te vermijden
o Groot aantal dns => sommige problemen lage incidentie
o Veel factoren & oog vr samenspel van factoren => somm factoren zll onverwacht significant voorspellend zijn
o Focus op meerdere niveaus van analyse
BEVINDINGEN:
(1) Zelfcontrole = beste predictor voor succesvol leven (op jongvolwassen leeftijd stabiele job, relatie,…)
o = mogelijkheid om impulsen & emoties te onderdrukken bv. Marshmellow-test
o Kan verbeterd worden!!
(2) Eerste jaren (kinder-, jeugdjaren) = heel belangrijk voor hoe leven uitdraait
(3) Kleuterleeftijd: hebben al verschillende en unieke PH
o Zijn voorspellend voor gezondheids- en emotioneel leven als volwassene
o 5 PH-types:
- Goed aangepast = 40%
- Zelfverzekerd = 28% productieve leden vd m’pij = goed
- Gereserveerd = 15%
- Ongecontroleerd = 10% minder productieve = minder goed omgeving aanpassen (interactie
- Geïnhibeerd = 7% met kind)
(4) Extra, onverwachte uitkomsten studie:
o Minder slaap => voorspelt: overgewicht en obesitas & cognitieve problemen en angstproblemen
o Meer TV => hogere cholesterolniveaus en roken & invloed op latere werkgelegenheid en inkomst
o Kids die dingen zien/horen die er niet zijn => 1/2 de ontwikkelde schizofrenie => implicatie: identificatie van
schizofreniekenmerken kan al op veel vroegere leeftijd
o Studie = generaliseerbaar (maar: meer homocide in Pittsbourgh: wapens toeg & meer suïcide in Dunedin: eco)
1
, THEMA 1: ONTWIKKELINGSPSYCHOPATHOLOGISCH REFERENTIEKADER
1. CONCEPTUEEL KADER
DEFINITIE:
Brede focus: - zowel typische als atypische ontwikkeling
- biologische, psychologische & sociaal-contextuele invloeden
- risico-verhogende & beschermende factoren
Daardoor noodzakelijkerwijze interdisciplinair: - verschillende wetenschapsgebieden, met verschillende theorieën
- macroparadigma
HISTORIEK: Psychoanalyse 1ste aandacht voor ontwikkelingspsychopathologie
1974: Achenbach Developmental Psychology: 1ste x term gebruikt + constructie meetinstrumenten om PH in
kaart te br.
+ onderzoek naar structuur PP mee getrokken
1983: Rutter hoofdstuk geschreven over developmental psychology
1984: special issue: Child development
1989: Cicchetti tijdschrift Development & Psychopathology opgericht
1995: Cicchetti & Cohen boek: “Developmental Psychopathology” ed. 1 toen veld echt geëxploreerd
2006: Developmental Psychopathology ed. 2
2016: Developmental Psychopathology ed. 3 (volume over neurowetenschappen bijgekomen)
BASISPRINCIPES:
(1) TYPISCHE & ATYPISCHE ONTWIKKELING LIGT IN ELKAARS VERLENGDE:
Wederzijdse beïnvloeding van inzichten vanuit typische naar atypische ontwikkeling (en dus ook omgekeerd)
o Door typische ontwikkeling te onderzoeken => ook over atypische ontwikkeling leren (bv. separatie-angst)
o Door atypische ontwikkeling te onderzoeken => ook info over typische ontwikkeling (bv. hersenletsel)
Ondersteund door meeste psychiatrische problemen zijn dimensioneel (= continuüm of dimensie)
o categoriale benadering, maar wel handig voor behandeling (wel cut-off score om te zien welke groep
hulp nodig heeft)
(2) CONTINUÏTEIT & DISCONTINUÏTEIT:
Continuïteit = geleidelijk aan vooruitgaan discontinuïteit = breuklijn, ineens ander G of niveau functioneren
Continuïteit op verschillende manieren bekijken:
Mean-level continuïteit Gemiddelde niveau van bepaalde trek/symptoom blijft gelijk over de tijd
- Over de hele bevolking => % blijft hetzelfde
- Scores over de ontwikkelingsfasen heen: altijd ongeveer hetzelfde
- In somm ontwikkelingsfasen zijn er ‘normatieve mean-level veranderingen’
(bv. antisociaal G in adolescentie, depressie in adolescentie,..) dan geen mean-
level C = gem niveau varieert over de ontwikkelingsfasen
Rangorde continuïteit Individuen behouden over de tijd hun positie in de rangorde van de groep
- Individuen meten, dan rangordenen (A = laagste score, D = hoogste score)
- Na tijd opnieuw meten en kijken naar de rangorde: bv. A nu nog steeds A
(dus laagste score) => rangorde continuïteit
Continuïteit kan homo- Homotypisch = rangorde & manifestatie blijven gelijk
& heterotypisch zijn Heterotypisch = rangorde blijft gelijk, maar manifestatie verandert
Continuïteit van gedragsprobleem, maar manifestatie verandert: bv. kind
met G-problemen: eerst fysieke agressie, dan indirecte, dan bedekte,…
Verschillende niveaus: - enge zin (separatie-angst => depri)
- brede zin ( angst ST => depri)
- heel brede zin ( ODD => depri)
Onderzoek naar H&H:
Cohortstudie: 8 PP-symptomen (opgedeeld in intern, extern-vrees, extern-
distress) werden gemeten op 7,5 en op 14 jaar
Statistische analyses: kijken welk model beste past (3 modellen)
Bevindingen model 3 meest aanneembaar:
- Voor alle symptomen: homotypische continuïteit
- Tussen aantal symptomen ook heterotypisch (binnen & tss dimensies)
Mate van continuïteit Geldt niet per se voor heel de groep mogelijk subgroepen
kan verschillend zijn voor Bv. G-problemen: 4 subgr: 1) life course persistent = altijd hoog = continuïteit
subgroepen 2) adolescent onset = problemen nemen toe = discont
2
, 3) childhood limited = hoog in kindertijd, dan afn = disc.
4) low = altijd laag niveau = continuïteit
(3) MEERDERE NIVEAUS VAN ANALYSE:
Ontwikkeling gebeurt in een context: - context heeft verschillende niveaus
- die niveaus interageren met elkaar op elk moment en over de tijd
Model van Bronfenbrenner:
Microsysteem Patroon van activiteiten, rollen & interpersoonlijke relaties, die de zich ontwikkelende persoon
ervaart in een bepaalde setting met bepaalde fysieke & materiële kenmerken
Omgeving waar kind onmiddellijk in opgroeit; heel invloedrijk
Bv. gezin, school, crèche
Mesosysteem De onderlinge relaties tussen 2 of meer settings, waarvan de zich ontwikkelende persoon actief deel
uitmaakt
Verbindingen tss de microsystemen; betrokkenheid van microsystemen op elkaar
Bv. ouders die babbeltje gaan doen met de juf
Exosysteem Settings waaraan de zich ontwikkelende persoon niet actief deelneemt, maar die indirect invloed
hebben
Systeem waar kind geen deel van uitmaakt, maar wel bepalend voor zijn/haar ontwikkeling
Bv. werkcontext van ouders, school zus/broer
Macrosystee Cultuur-maatschappelijke factoren, die vorm & inhoud van micro, meso en exosysteem mee bepalen
m Het geheel van maatschappelijke, culturele factoren, juridische context,…
Bv. schoolklassen in versch landen (jongens en meisjes wel/niet samen)
o Ecologische omgeving = genest geheel van concentrische cirkels
o Later toevoeging 5de systeem “chronosysteem” = verandering over de tijd:
- Tijdsdimensie inbrengen: al die dingen spelen zich af over de tijd
- Al die dingen/systemen zijn ook nog zelf in ontwikkeling
KERNCONCEPTEN:
1) RISICOFACTOREN & BEVORDERENDE FACTOREN:
Statistische associaties, dus: - geen conclusies over causaliteit mogelijk (dus altijd: voorspelt NIET de oorzaak)
- uitspraken op groepsniveau (niet over 1 individu)
- als tegelijk gemeten, ook geen uitspraken over tijdssequens (temporele volgorde;
bv. als je stress en depri symptomen tegelijk meet, weet je niet wat voorafgaat aan wat )
Risicofactor Factor die meer ongunstige ontwikkeling voorspelt voorspelt negatieve ontwikkelingsuitkomst
Bevorderende factor Factor die meer gunstige ontwikkeling voorspelt voorspelt een positieve ontwikkelingsuitkomst
Risicoproces Mechanisme dat verantwoordelijk is voor de link/associatie tussen bepaalde risicofactor &
ontwikkelingsuitkomst
Kwetsbaarheids- of Factor die associatie tussen risicofactor & ontwikkelingsuitkomst versterkt
potentiërende factor - Kwetsbaarheidsfactoren = factoren in individu
- Potentiërende factoren = factoren in de omgeving
Protectieve factor Factor die associatie tussen risicofactor & ontwikkelingsuitkomst verzwakt
D OPM: kwetsbaarheid kwetsbaarheidscontinuüm:
Y-as = stress & x-as = kwetsbaarheid => die 2 combineren = drempel (rechte daarin)
DUS: hoe minder weerbaar (meer KW), hoe minder stress er nodig is om over de drempel te gaan
2) TRANSACTIONEEL MODEL:
Een veelheid van factoren op verschillende niveaus van analyse binnen het individu &
in de context spelen een rol in ontwikkeling
Doorheen ontw: staan die factoren in dynamische interacties met elkaar (over de tijd)
Doorheen die transactionele processen versterken factoren elkaar multiplicatief effect
o 1 risicofactor heeft doorgaans weinig impact
o “multiplicatief effect” = met de toename v/h aantal risicofactoren stijgt de impact snel ( versterken elkaar;
niet additief: niet gewoon optellen factoren versterken elkaar echt)
Transactionele processen knn tot escalatie van problemen leiden, maar omgekeerd: knn ook ontwikkeling in
gunstige zin sturen:
o Positieve spiraal = ontwikkeling in gunstige zin sturen (bv. kind tof => pos reacties => veel kans om soc VH bijstel.)
o Vicieuze spiraal = escalatie problemen (bv. kind soc onhandig => neg reacties => minder kans om soc VH bij te
stellen => minder aangepaste soc strategieën => meer voorspellend vr PP )
3