Kijken naar leerlingen (ontwikkelingspsychologie)
1. Inleiding in de ontwikkelingspsychologie
In de ontwikkelingspsychologie zijn er theorieën beschreven die het belang van context en interactie
benadrukken
Ontwikkelingspsychologie is de wetenschap die de ontwikkeling bestudeert. Daarbij wordt
geprobeerd om gedrag van kinderen te beschrijven, te begrijpen en te verklaren.
De sociale omgeving, het gezin, de school en de maatschappij waarin een kind leeft en opgroeit
doorgeen de geschiedenis niet even belangrijk werkt geacht
1.1. Inleidende vragen en begrippen
Gedrag observeren is een belangrijk onderdeel om de beginsituatie van
individuele leerlingen te kennen
- Observeren gaat over het verzamelen van informatie door mensen of
kinderen systematisch en gericht waar te nemen
- Beter observeren kan uiteindelijk leiden tot een betere didactiek en
het formuleren van lesdoelen op maat
Doel: meer inzicht geven in hoe mensen veranderen over de tijd op het vlak
van diverse ontwikkelingspsychologische domeinen
- Vanaf geboorte tot in de ouderdom
- Maar focus ligt tot en met de adolescentie (= veranderingen zijn het
sterkts)
Nature: aard, wijzing naar genetische code (bv. Invloed van hormonen op de
ontwikkeling, bovengrens van de intelligentie)
Nurture: opvoeding, omgeving, onderwijs (bv. Invloed van vrienden)
Elk gedrag is een samenspel van aangeboren factoren en omgevingsfactoren
1.2. Periodes en leeftijden
Tijd is een belangrijke manier om ordening te brengen binnen de
ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingsopgaven kan je zien als psychologische opdrachten waarbij je kijkt
naar de manier waarop een kind omgaat met problemen in het leven en omgaat
met verwachtingen die de omgeving stelt.
- Die opdrachten of opgaven volgen elkaar op in een min of meer vaste
volgorde
- Als een kind die opdrachten goed doorloopt doet kennis en
vaardigheden op
- Als een kind het niet goed doet mogelijk moeilijkheden voor latere
ontwikkelingsopgaven
- Kinderen moeten voldoende ondersteund worden
o Pedagogische omgeving voldoende afgestemd moet zijn op de ontwikkelingsopgaven
die voor het kind op dat moment spelen opvoedingstaken
, 1.3. Een aantal visies op de ontwikkeling van kinderen
1.3.1.Psychodynamische benaderingen
Oorsprong: begin 20ste eeuw
Erkennen sterk de invloed van het gezin op de ontwikkeling van het kind
Focus: op wisselwerking tussen onbewuste en omgeving, ervaringen kindertijd van belang voor
sociale en persoonlijkheidsontwikkeling
Personen: Freud en Erikson vertrekken vanuit deze benadering
Techniek: droom te interpreteren, kindertekeningen te analyseren of cliënten vrij te laten vertellen
en associëren
Probleem: uitspraken moeilijk hard kunnen worden gemaakt door wetenschappelijk onderzoek,
lastig wetenschappelijk te staven
1.3.2.Behaviorisme
= leertheorieën ervaringen die nodig zijn om gedrag aan te leren
Oorsprong: eerste helft 20ste eeuw
Sterk geïnteresseerd in de ervaringen die nodig zijn om gedrag aan te leren. leren in een kwestie
van beleven ( sterke focus op nurture)
Focus: op ervaringen en meetbaar gedrag (geen dromen, gedachten, verlangens,…)
Personen: Pavlov, J. Watson en A. Bundura
Techniek: Klassieke en operante conditionering, sociaal leren
- Klassieke conditionering
o Individu leert een toekomstige gebeurtenis voorspellen
o Proef van Pavlov hond laten kwijlen na het horen van een bel
Het dier zal associatie of verbindingen maken tussen de bel en voedsel
Het is een vorm van leren waarbij een oorspronkelijke neutrale gebeurtenis
wordt verbonden met iets anders, wat een reflex uitlokt
Is de koppeling verdwenen, dan verdwijnt de geleerde associatie, maar komt
snel terug zodra het weer samen voorkomt
Geconditioneerd moeilijk af te leren
o Bv mens: moeilijk om terug voedsel te eten, waar ziek van bent geweest
o John Watson eerste die ging toepassen en observeren
Lied een baby luid en onaangenaam geluid horen en een rat zien
Kind werd na enkele keren bang van de rat en zelfs van andere kleine dieren
Hoe eenvoudig een angst ontstaat en hoe eenvoudig het aangeleerd kan
worden
- Operante conditionering
o Men leert dat gedrag aanleiding heeft tot een bepaald gevolg instrumenteel leren
Je leert bv iets te doen omdat je geleerd hebt dat er iets aangenaams volgt
- Sociaal leren
o Later ontstaan
o Leren gebeurt door observeren en imiteren (nadoen)
, 1.3.3.De cognitief-wetenschappelijke benadering
Oorsprong: tweede helft van de 20ste eeuw
Focus: wat zijn de denkprocessen die schuilgaan achter gedrag (hoe onthouden, waarnemen,
informatie verwerken, denken,…), betreft de kennis en vaardigheden om het eigen denken, handelen
en leren te organiseren, testuren en te controleren (metacognitie), Soms gelijkenis met werking
computer (= informatieverwerkingsbenadering), conditioneringen krijgen geen aandacht
Personen: Piaget
Onderwijs: hoe moeten instructies of feedback worden gegeven zodat leren optimaal wordt
1.3.4.Systeembenaderingen
Focus: focus op de interactie kind- omgeving, elke ontwikkeling is uniek, dus geen focus op
gemiddeld gedrag of universele kenmerken. Kind en omgeving vormen een dynamisch systeem dat
zoekt naar evenwicht door middel van zelforganisatie
Personen: U. Bronfenbrenner, Vygotsky
Techniek: Bio-ecologisch systeemmodel van Bronfenbrenner, dynamische systeemtheorie
Vraag: hoe kan de ontwikkeling van kind tot kind, op een bepaald domein, zo sterk van elkaar
verschillen?
1.3.5.Neurowetenschappelijke benadering
Focus: verbanden zoeken tussen functies van de hersenen en gedrag (soms gebruik van dierproeven
om theoretische modellen op te bouwen, soms observatie van patiënten met verworven
hersenletsel), soms hersenfuncties in beeld brengen met bv MRI
Voor onderwijs: Educatieve neurowetenschappen, bv rol van hersenfuncties onderzoeken in ADHD,
dyscalculie, lateralisatie in de hersenen, effect op leren rekenen, schrijven,…?
Probleem: Neuromythes zijn een probleem bv linkerhersenhelftdenkers, leerstijlen bij kinderen,…
2. De ontwikkeling van lichamelijke functies en gezondheid
2.1. Introductie
Kinderen worden groot, ze veranderen en ze groeien
We beschrijven de lichamelijke ontwikkeling van het kind van baby tot adolescent en bekijken een
aantal factoren die de groei kunnen belemmeren
2.2. Erfelijkheid en prenatale ontwikkeling
2.2.1.Zwangerschap en geboorte
Zodra de bevruchting een feit is zygote is ontstaan nu kan er door voortdurend deling van de cel
en toename in complexiteit een levensvatbaar organisme ontstaan
Overzicht van het verloop
- Bevruchte eicel: 0-2 weken
o 1 rijpe eicel beweegt zich door de eierstok op weg naar de baarmoeder zodra de
eisprong heeft plaatsgevonden
, o Onderweg kan bevruchting plaatsvinden door een zaadcel als de vrouw
geslachtgemeenschap had vlak voor of na de eisprong
o Gedurende de eerste 24 tot 36 uur na de conceptie zal de bevruchte eicel (zygote)
zich al gaan delen en na ongeveer 6 à 10 dagen gaan nestelen in de baarmoeder
- Embryo: 2-8 weken
o Het duurt rond de 40 dagen voor de eerste inwendige en uitwendige structuren van
het menselijke lichaam gevormd worden
Het endoderm (binnenste laag)
Het mesoderm (middelste laag)
Het ectoderm (buitenste laag)
o Uit het endoderm ontwikkelt zich het merendeel van de organen
o Uit het mesoderm uitwikkelen zich vooral het skelet, de spieren, het hart en de
bloedvaten
o Uit het ectoderm ontwikkelt de huis, haar zintuigen en zenuwen
- Na 8 weken
o Kloppend hartje, een primitieve bloedomloop en kunnen ogen en oren worden
onderscheiden
o Primitieve ruggengraat, armen en benen
- Foetus: 9-38 weken
o Dit stadium neemt het gros van de zwangerschap voor zijn rkeking
De gemiddelde zwangerschap duurt 40 weken
- Tussen de 37 en 42 weken zwangerschap op tijd
- Minder dan 37 weken vroeggeboorte of prematuriteit
- Minder of gelijk aan 32 weken extreme prematuriteit
o Risico’s ernstige handicaps: zowel lichamelijk als verstandelijk
Minder dan 3% leidt tot tweelingengeboorte en nog minder tot meerlingengeboorte
Vruchtbaarheidsbehandelingen, een kind krijgen op oudere leeftijden erfelijke factoren meer kan
op tweeling of meerling
Tweeling ontstaan uit 1 bevruchte eicel en een afsplitsing van die eicel in de eerste twee weken
eeneiige of monozygotische tweeling
- Hetzelfde DNA
- Genetische identiek
Tweeling ontstaan uit de bevruchting van 2 afzonderlijke eicellen die ongeveer op hetzelfde moment
werden bevrucht twee-eiige of dizygotische tweeling
Drie eicellen tryzygotische meerling
- Genetisch dus niet meer gelijkende op elkaar broers of zussen
Een combinatie van een monozygotische tweeling en een dizygotische of trizygotische meerling is
ook mogelijk
Het risico op prematuriteit en complicaties bij de geboorte is bij tweelingen groter