Economie
Hoofdstuk 1 Wat is economie
Inhoud
1. Onderwerp en invalshoek
2. Een eenvoudige economische kringloop
2.1 Consumptie
2.2 Productie, toegevoegde waarde en inkomen
2.3 Economische agenten
2.4 Een kringloop
3. Welvaart en economische groei
3.1 Van arm naar welvarend
3.2 Niet alleen meer, maar ook anders
4. Productiviteit als motor van onze welvaart
4.1 De speldenfabriek van Adam Smith
4.2 Het doemscenario van Malthus
4.3 Ricardo en de voordelen van internationale handel
1. onderwerp en invalshoek
Enkele definities:
▪ ‘Economics is the study of economies.’ : verschil economische wetenschap en economie als
studieobject.
▪ ‘The science which studies human behavior as a relationship between ends and scarce means which
have alternative uses.’ : wetenschap die menselijk gedrag bestudeert. Individu met beperke
middelen waar ze veel mee willen bereiken = spanningsveld. Vb geld en tijd keuze maken aan wat
wat we ons geld en tijd aan besteden , want het kan niet tegelijkertijd. Vb kiezen om te studeren wilt
zeggen dat je geen wereldreis kan maken.
▪ ‘Economics is the study of how human beings coordinate their wants and desires, given the
decision-making mechanisms, social customs, and political realities of the society.’ : beslissingen
maken wordt beïnvloed door het land waar je woont;
,sEconomie:
• een menswetenschap
• bestudeert menselijk gedrag
• niet het onderwerp, wel de invalshoek bepaalt de essentie van economie : onderwerpen
benaderen via economische invalshoek. Vb inversteren in preventie, kosten baten analysen maken
Kijk onderwerpen
Economen denken na om zelf het gewenste gedrag te creëren. Vb boete verhogen om druggebruik te
verminderen
Externe effecten , speltheorie sommige beslissingen van mensen zijn niet sociaal wenselijk daar
komen mensen dus tussen.
2.1 Consumptie
Welvaart van een maatschappij hangt af van de behoeftebevrediging (consumptie) van de leden van
die samenleving (consumenten)
▪ Sparen = niet-consumeren
• Sparen = uitgestelde consumptie
Niet 100% van inkomen wordt gespendeerd aan consumptie , dus sparen mensen.
▪ Consumptiegoederen:
• De meeste consumptiegoederen verdwijnen door ze te gebruiken:
▪ Maaltijden, benzine,…
• Duurzame consumptiegoederen verslijten wel, maar worden niet onbruikbaar: ▪
Smartphone, kleding, woonhuizen, auto’s,…
2.2 Productie
Productie omvat alle activiteiten waardoor
• goederen en diensten tot stand gebracht worden, en
• op de gepaste tijd en plaats ter beschikking worden gesteld
▪ Productieproces: zet inputs ( lopende input , alle elementen afzonderlijk) om in output ( bereikte
product na het proces)
Dit proces zal de waarde van output verhogen aan dan alle inputs afzonderlijk
▪ Inputs:
• Lopende inputs ( grondstoffen en hulpstoffen)
• Productiefactoren: bijv. arbeid ( in geautomatiseerde bedrijven minder van belang en
kapitaal ( al de factoren die je nodig hebt voor de output te bereiken)
,▪ Eenvoudig voorbeeld: een broodjeszaak
2.2 Productie, toegevoegde waarde en inkomen
▪ Doel van de productie:
• Waarde output > waarde van de lopende inputs
▪ Verschil = bruto toegevoegde waarde
▪ = de waarde die arbeid en kapitaal aan de lopende inputs hebben toegevoegd
• Als we ook depreciatie aftrekken: netto toegevoegde waarde
▪ Wat kan uitgekeerd worden als vergoeding aan de productiefactoren
▪ Inkomen = toegevoegde waarde
▪ Uitbreidbaar tot de volledige economie:
• Productie door bedrijven, ook door overheid
• Creatie van toegevoegde waardes, de som is:
• bbp = bruto binnenlands product = som van toegevoegde waarden , 500 miljard België
Graadmeter om te zeggen of het goed gaat met de economie ( goede welvaart).
, Economische agente
Economische agenten: personen en instellingen die beslissingen nemen betreffende activiteiten als
productie, consumptie, maar ook aan- en verkoop van goederen en diensten, sparen, het toestaan of
opnemen van leningen,...
▪ Drie soorten beslissingsnemers
• Gezinnen ( de individuele mens)
• Ondernemingen
• Overheid ( belastingen en subsidies )
Eenvoudig economisch kringloop
3.1 Van arm naar welvarend
▪ Het ‘bbp per capita’ is een van de meest gebruikte welvaartsindicatoren, ‘inkomen per hoofd’
▪ Zowel bbp als de totale wereldbevolking zijn explosief gegroeid (tabel 1.1)
▪ Vaar jaar 1 tot jaar 2015: • totale wereldbevolking: factor 32,5
• bbp: factor 563,9
▪ bbp uitgedrukt in 1990-ppp-dollars waardoor de bedragen te vergelijken zijn doorheen tijd en
ruimte