Criminologische theorieën
De klassieke theorie (1760)
Absolutisme: van lichamelijke bestraffing (=niet rationeel) naar institutionele bestraffing, die
op regels zijn gebaseerd (=rationeel). (= de ideeën van de revolutionairen (Franse revolutie))
Volk wilde spreiding der machten = meer gedeelde macht + volk wou ook inspraak, ook meer
aandacht naar rechten van de mens VAN IEDEREEN
1. Cesare Beccaria: strafrecht = inhumaan, het moet menselijker worden
Uitgangspunten: doelen van bestraffing
1. Straffen moeten afschrikken en preventief werk om criminaliteit bij anderen/recidive
te voorkomen
2. Utilitarisme: de functie van de straf moet nuttig zijn (en noodzakelijk)
3. Secularisme: scheiding staat en kerk, criminaliteit is een inbreuk van de menselijke
wet, niet van die van de kerk
4. Homo Rationalis + vrije wil van de mens: mensen die weten wat mag/ niet mag en
welke sancties er toe verbonden zijn, zullen minder snel in de fout gaan
5. Straffen mogen geen leed bezorgen, het is alleen wraak op de crimineel
6. Nulla poena sine lege: geen straffen ‘uitdelen’ als het niet in de wet staat of verboden
is door de wet
De kenmerken van bestraffing:
1. Publiciteitsbeginsel: de straffen moeten openbaar uitgevoerd (/uitgesproken) worden,
niet in het geheim
2. Subsidiariteitsbeginsel: voorkeur op minimale straffen die sneller uitgevoerd kunnen
worden, voorkomen van een disconnectie tussen misdaad en straf
3. Proportionaliteitsbeginsel: de straf moest aangepast zijn aan de daad, in proportie zijn
met de ernst ervan
een te zware straf (=disproportioneel) veroorzaakt verzet tegen de samenleving
4. Legaliteitsbeginsel: wet moet toegankelijk zijn voor iedereen, zodat iedereen ook de
sancties kent
5. Personaliteitsbeginsel: de straf mag alleen gevolgen hebben voor de crimineel, niet
voor zijn familie
6. Gelijkheidsbeginsel: iedereen moet gelijke straffen krijgen voor gelijke daden
2. Jeremy Bentham
Criminaliteit is een inbreuk op de samenleving, de collectiviteit en het geluk. Hij had een
grote invloed op de strafrechtspraktijk en penologie: panopticumgevangenis optimale
controle over iedereen, zo wordt iedereen gelijk behandelt
3. Evaluaties:
1. Sterkte: rationele visie op de mens en samenleving: mens kan hun gedrag sturen en
drempels overschrijden
2. Zwakte: oorzaken en verschillende types criminaliteit? Bestaat vrije wil echt? Geen
druk van buitenaf?
1
,De overgang naar sociologische theorieën met 3 grondleggers
Op deze theorieën zijn veel andere theorieën opgebouwd.
Zoeken verbanden tussen criminaliteit en de sociale omgeving
Ook op zoek naar oorzaken van criminaliteit
Criminaliteit abnormaal, de normaliteit komt naar boven
o Maar wat met individuele verantwoordelijkheid?
1. Adolphe Quetelet- ecologische theorie (Franstalige Belg) (1830)
Voorloper = André-Michel Guerrry: analyseerde officiële misdaadstatistieken (haalde
verschillende types aan: eigendom en tegen personen) en gebruikte kaarten op cijfers weer te
geven = mapping ook wel ‘cartografische’ school
Adolphe bekeek het sociale milieu en wilde a.d.h.v. statistische methoden de factoren die
criminaliteit beïnvloeden ontdekken. (hij is de vader van de sociale statistiek ! wel dark
number)
Hij vond dat criminaliteit werd veroorzaakt door de sociale omgeving en niet door het
individu, de impact van de sociale factoren (leeftijd 25 = maximale criminaliteit, geslacht,
woonplaats, omgeving, seizoen, klimaat, beroep, klassen, … zie boek) is veel groter dan de
vrije wil en individuele verantwoordelijkheid.
Er zijn mensen die meer in zo’n beïnvloedende omstandigheden zitten dan anderen. De
neiging tot criminaliteit verhoogt in bepaalde omstandigheden.
Middelen en bedoeling samen kunnen leiden tot criminaliteit, maar de ene pleegt zwaardere
feiten dan de andere.
Verhouding oorzaken en effecten criminaliteit: oorzaken hetzelfde? Effecten ook hetzelfde.
Evaluaties:
1. Sterkte: meer aandacht naar de sociale context van criminelen, empirische basis
2. Zwarte: statistieken zijn onbetrouwbaar door dark number,…, Lombroso met zijn
biologische theorieën schoof veel sociologische theorieën aan de kant
2. Karl Marx – economische theorie (Duitser)
1. Het economisch determinisme:
Criminaliteit wordt veroorzaakt door de economie. De samenleving wordt door de
economie en dus het arbeidsproces (productiemiddelen en -krachten) bepaalt.
Hoe efficiënter het proces, hoe sterker de industrie, hoe meer het oplevert maar hoe groter de
kloof (arbeider – kapitaalbezitter) en spanningen leidt tot veel sociale problemen
Het kapitalisme is ontstaan na de economische verandering van de industriële revolutie en de
ideologische verandering van de Franse Revolutie van 1789.
2. Het dialectisch materialisme:
De infrastructuur/ benedenbouw (= de onderdrukten) de suprastructuur/ bovenbouw
(=degene die druk uitoefeningen op de onderdrukten).
De bestaande ongelijkheden worden door dit systeem geproduceerd.
2
, Arbeiders doen alles om te overleven, dus ook ‘survival crime’, ze bevinden zich in slechte
werk- en leefomstandigheden
De problemen in de samenleving worden veroorzaakt door de mensen, niet door de
staat zelf
De staat verdedigt zichzelf en haar structuur via bestraffing
MAAR: het probleem = de staat is het bezit van de machtigen = de bezittende klasse
De heersende klasse ‘gebruikt’ de wet/recht om hun eigen belangen in stand te houden
en de sociale problemen van zich weg te duwen
Criminaliteit = een opstand tegen de bezittende/heersende klasse door tegen de
wet/recht in te gaan. Het is een klassenstrijd waarbij de lagere klassen opkomen tegen
de heersende klassen
3. Het wetenschappelijk socialisme:
Veranderingen in de samenleving = onvermijdelijk, die arbeiders die opkomen zijn met veel
meer dan de heersende klasse, het is ‘logisch’ dat ze dit doen.
Evaluaties:
1. Sterkte: heropleving van deze theorie rond 1960, aandacht voor de complexe interactie
2. Zwakte: te veel nadruk op het economische aspect, de arbeiders worden allemaal
miserabel voorgesteld. !In de realiteit heeft het communisme gefaald
3. Emile Durkheim – structurele (anomie) theorie (Fransman)
Hij bekeek de grondoorzaken van criminaliteit, dat zou komen door de spanningen in de
samenleving
De functie van criminaliteit in een samenleving: het is noodzakelijk en normaal = de
normaliteit
Anomie = verdwijning van de normen
De context van de maatschappij = wanorde
o Veel belangstelling naar stabiliteit en instabiliteit in een samenleving
Hoe komt die wanorde tot stand? Hoe kunnen we de orde herstellen?
Uitgangspunten:
1. Stelt normaliteit van criminaliteit voorop, het is niet iets abnormaals: iets dat veel
voorkomt zoals criminaliteit = normaal
2. Hij heeft een externe en neutrale houding t.o.v. de samenleving op de fenomenen te
bekijken
Sociologen moeten alle componenten van de samenleving bekijken, ze moeten een totaal
beeld hebben. Ze bestuderen sociale feiten = ideeën die zich uiten in gedragingen en
geïnternaliseerd worden in de samenleving leidt tot een collectief bewustzijn. Zoals BV:
regels
Die regels zouden de samenleving/het geheel in stand, het is niet altijd stabiel, er moeten
verandering zijn = nuttig en noodzakelijk
DUS; normaal = verschijnselen die algemeen, noodzakelijk en nuttig zijn
3