MODULE 6: PATHOLOGISCHE BEGELEIDING
DEEL 1: PARENTERALE THERAPIE
- INLEIDING
o 45-75% vh lichaamsgewicht is water
35-45% intracellulair vocht
20% extracellulair vocht
10-15% interstitieel (tussen weefsels)
5% intravasculair
o Input en output= VOCHTBALANS
Vochtgehalte vh lichaam moet op peil gehouden w. Vochtverlies door urine,
waterdamp, transpiratie, ontlasting, …
o Functies vh water
Oplosmiddel, transportmiddel en warmteregulatie
o Lichaamsvocht bevat
Water
Elektrolyten en ionen
Kristalloïden of micro-moleculen (G en Ureum)
Colloïden of macro-moleculen (EW en Koolhydraten)
o INTRA_VENEUZE THERAPIE
= het toedienen van vocht, bloed of geneesmiddel via een vene ad zv
- DOEL PARENTERALE THERAPIE
o Diagnosemiddel
Hemodynamische metingen
RX- of scopieonderzoeken
o Totale parenterale nutritie
KT: perifeer
LT: centraal
Supplementaire of totale vocht- en voedingstherapie
1. Onderhoudstherapie
Voorzien dagelijkse behoefte aan: H2O, elektrolyten, calorieën
In stand houden vocht- en elektrolytenbalans
Bv. post-operatief
2. Vervangingstherapie
Hertsel van kwantiteit oa. post-operatief, multitrauma, brandwonden, braken
en diarree
3. Correctietherapie
Herstel van kwaliteit bij gestoorde elektrolytenbalans en herstel vh zuur-base
evenwicht
, 4. Medicamenteuze therapie
Onderbroken-ononderbroken toediening
Infuusvloeistof als oplosmiddel
Snelle werking noodzakelijk => bolus of IV shot of push
- SOORTEN OPLOSSINGEN
1. Oplossingen naar concentratie
a. ISOTONISCHE oplossingen
= osmotische druk v vloeistof = aan die vh bloed
= 300mEg/l of mOsml/l
Glucose 5%, NaCl 0,9%
b. HYPERTONISCHE oplossingen
= osmolariteit > die vh bloed
> 310 mOsm/l
.
Glucose 10-20%, NaCl 2-5%
Enkel IV
Voorkeur langzaam infunderen => anders overvulling
Geven sneller tromboflebitis en hoge concentraties vereisen centrale katheter
c. HYPOTONISCHE oplossingen
= osmolariteit < die vh bloed
Hypotonax
d. ISOVISKEUZE of COLLOÏDALE oplossingen
= bevatten grote moleculen opgelost in H2O
Zijn altijd hypotoon en w gebruikt om bloedvolume te vergroten bij shock
OVERVULLING!!!
Soorten
Dextranhoudend
Gelatinehoudend
2. Oplossingen naar samenstelling
a. Koolhydraten: mono-, di- en polysachariden
Monosacchariden
o Bij te grote aanvoer/concentraties
Hyperglycemie, irritatie venenwand
o Glucose 5%
o NOOIT SAMEN MET BLOED => KLONTERS
, b. Eiwitten (AZ)
Indicaties: hypoproteïnemie en negatieve stikstofbalans
Vamin-Glucose
Noodzakelijk weefselsynthese
AP:
o Geleidelijk opstarten en afbouwen (40dr/min)
o Lichtgevoelig -> donker bewaren
o Bewaren en toedienen op kamerT
o Na opening zsm toedienen
o Prikkelend venewand
o EW steeds samen toedienen met Glucose-oplossingen
o Luchtfilter gebruiken bij glazen flessen
o Nooit medicatie toevoegen aan EW-oplossingen
c. Lipiden
Indicaties
o Pre- of postoperatieve bijvoeding
o Polytrauma
o Malabsorptie
Minder aangewezen: leveraandoeningen, hyperlipaemie, trombo-
embolische aandoeningen, …
AP:
o Controleer vooraf de oplossing qua structuur (fijn) en kleur (melk)
o Progressief opdrijven en langzaam afbouwen
o Mag via perifere katheter
o Flacon niet schudden
o Allergische reacties !!!
o Geen medicatie toevoegen
o Regelmatig labo-urineonderzoek noodzakelijk
d. Elektrolyten
NaCl 0,9%
Indicaties
o Openhouden vene, transportvloeistof
o Solvens medicatie
o Vochtaanvulling, voorkomen dehydratatie
o Langzaam en gecontroleerd toedienen bij pte met oedemen, hart-en
nierziekten
e. Spoorelementen of oligo-elementen en vitamines
Vitamines: belangrijk voor biochemische reacties
Oligo- of spoorelementen
o Koper, zink, mangaan
o Rol als hoofdbestanddelen van vele fundamentele stoffen zoals
hormonen, enzymen, …