Hoofdstuk 14: Macro-economische analyse
Aggregaten = optelsom micro-economische variabelen
1. De economische kringloop en de wet van Say
Tegenover productiestroom goederen staat inkomensstroom = geldstroom
Gezinnen verkrijgen inkomens, hiermee kunnen ze
- Consumptiegoederen kopen
- Inkomen opzijzetten = sparen = lek in de kringloop
Wet van Say: elk aanbod schept eigen vraag
- Micro economisch: p q (enkel partiële analyse betrekking op 1 product)
- Macro-economisch: rekening met terugkoppelingseffect (PQ stroomt terug naar consumenten)
aanbod en productie: → op KT: q
→ op LT: q verticaal door stijgende lonen p = MK
2. Het belang van geld
Geld = algemeen ruilmiddel
Aan kringloop goederen en diensten beantwoordt kringloop van geld
- Beide kringlopen geven dezelfde onderliggende econ realiteiten waar + hebben zelfde waarde
- Verstoringen in geldkringloop vaak effecten op onderliggende reële grootheden
Definitie geld: totale geldhoeveelheid
- Voorraadvariabele (M) = hoeveelheid geld dat mens op bep moment aanhoudt (niet alleen cash)
- Stroomvariabele: geldwaarde productie (PQ) = stroom /diensten die gedurende bep periode
worden verhandeld op outputmarkten
- Omloopsnelheid (V) = aantal keer dat bestaande geldvoorraad wordt gebruikt in transacties
geld kan meerdere keren gebruikt worden: #transacties/bep periode
Identiteit van Fischer: 𝑃 ∙ 𝑄 = 𝑀 ∙ 𝑉
- Q en V zijn constant (V vaak cte), stel M dan:
- P = algemeen prijspeil koopkracht = inflatie (inflatie sterke correlatie geldstroom)
- P = algemeen prijspeil koopkracht = deflatie aankopen uitstellen (vicieuze cirkel)
1