De hoge raad hanteert niet meer dan eens het ruime wederrechtelijkheidsbegrip. De ruime opvatting
wordt toegepast in gevallen waarin de daders van een vermogensdelict, ook wanneer zij eventueel
wel degelijk over een zeker eigen recht beschikken, gebruik maken van een methode die op zichzelf
zo onbehoorlijk, zodat van de gehele gang van zaken rond het feitelijk gebeurde niet kan worden
gezegd dat deze toets het recht “in de ruimste zin van het woord” kan doorstaan.
Wederrechtelijkheid betekent volgens deze ruime opvatting in strijd met het objectieve (geschreven
en ongeschreven recht), maatschappelijk onbetamelijk en onduldbaar.
De leer van de formele wederrechtelijkheid: De wederrechtelijkheid wordt opgevat als in strijd met
de wet. Wie de strafwet overtreedt handelt per definitie wederrechtelijk, tenzij de wet zelf de
wederrechtelijkheid opheft. (rechtvaardigingsgrond of rechtvaardigende schulduitsluitingsgrond)
De leer van de materiële wederrechtelijkheid: Wanneer geen van de rechtvaardigingsgronden
voldoet kan de materiële wederrechtelijkheid nog steeds afwezig zijn. Dit is wanneer de
wederrechtelijkheid van een daad ontbreekt op gronden die niet rechtstreeks door de wetgever zijn
voorzien. ( buitenwettelijke strafuitsluitingsgronden)
Causaliteitsvraag
1. De heersende leer is de leer van de redelijke toerekening. Uit het letale longembolie arrest
blijkt dat ter beantwoording van de vraag of sprake is van causaliteit dient te worden
beoordeeld of het gevolg redelijkerwijs aan de verdachte toe te rekenen is.
2. Uit het arrest injecteren met hiv besmet bloed komt dat moet worden vastgesteld dat het
gedrag een onmisbare schakel heeft gevormd of heeft moeten kunnen vormen in de
gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid en dat het aannemelijk is dat het gevolg met
een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van de verdachte is
veroorzaakt.
3. Uit het arrest bloedvergiftiging volgt dat een hoogst onwaarschijnlijke mogelijkheid van een
alternatieve gang van zaken niet aan bewezenverklaring van de causaliteit in de weg staat.
4. T.a.v. die alternatieve mogelijkheid: welke betekenis komt toe aan medische omissie?
5. Uit aortaperforatie en Haarlemse doodslag volgt dat het ontbreken of tekortschieten in zorg
van anderen daargelaten hun verantwoordelijkheid daarvoor de verdachte niet ontheft van
zijn aansprakelijkheid voor het door hem begane feit. Het feit dat medische zorg nodig was,
was immers te wijten aan de verdachte.
6. Uit de noot van Hart bij Haarlemse doodslag bleek dat de causaliteitstoerekening van de
situatie afhangt.
a. Als de gedraging niet-letaal letsel veroorzaakt en bij medische ingreep een grove fout
wordt gemaakt die dood veroorzaakt is dit niet aan verdachte toe te rekenen
b. De gedraging veroorzaakt een letsel dat uit zichzelf niet dodelijk is, maar waaruit
complicaties ontstaan die wel tot dood leiden, hier wel toerekening (letale
longembolie arrest)
c. Gedraging verdachte veroorzaakt letsel dat uit zichzelf dodelijk is, overlijden had
echter bij eerder, beter of ander medisch ingrijpen voorkomen kunnen worden. Wel
toerekening (aortaperforatie en haarlemse doodslag)
7. Conclusie schrijven of er causaliteit kan worden aangenomen.
Als er een situatie is omschreven zoals in het niet behandelde longinfectie arrest moet dit arrest
worden meegenomen. Het gaat hier om een fundamentele bijdrage aan het gevolg door het
slachtoffer zelf.
, Sport en spelsituatie (toestemming gelaedeerde)
1. In het arrest leestafel zooien is vastgesteld dat een beroep op een spelsituatie niet slaagt
indien er sprake is van een zeer gevaar zettend handelen en een niet door spelregels
afgebakend spel.
2. In het arrest Sliding is vastgesteld dat er 2 soorten gedragingen zijn die niet onder de sport &
spel exceptie vallen:
a. Gedragingen die feitelijk en vaak evident buiten het spel lijken te vallen.
b. Gedragingen die wel binnen de sportuitoefening vallen, maar duidelijk de spelregels
overtreden.
Poging (art 45 Sr)
1. Ziet de mogelijke poging op een misdrijf? er moet specifiek bepaald kunnen worden om
welk misdrijf het gaat.
2. Is er sprake van een voornemen? voornemen kan worden gelijkgesteld met opzet &
voorwaardelijk opzet is voldoende indien de vorm van opzet uit de DO dit toelaat. (Inrijden
op agent arrest)
3. Voorwaardelijk opzet heeft 3 componenten:
a. Risicocomponent: er is een aanmerkelijke kans (HR heeft in hiv besmetting gesteld
dat de aanmerkelijke kans afhankelijk wordt gesteld van de omstandigheden van het
geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en
omstandigheden waaronder deze is verricht. (niet aanvaard in Hiv besmetting 1
arrest omdat aangaan van seksuele contacten door iemand met hpv virus nog niet
zozeer met zich meebrengt dat een zodanig grote kans op besmetting ontstaat)
mag niet worden gekeken naar de (ernst van de) aard vh gevolg) + vuurwerkbom op
ME bus (geen nieuwe toevoeging slechts een voorbeeld op het gebied van
aanmerkelijke kans)
b. Kenniscomponent: dader heeft wetenschap van de aanmerkelijke kans
c. Wilscomponent: dader heeft de aanmerkelijke kans aanvaard (In het Porsche arrest
blijkt dat uit contra-indicaties kan blijken dat iemand een bepaald gevolg juist niet
heeft gewild, in dat geval kan er niet worden gesproken van bewuste aanvaarding en
dus niet van voorwaardelijk opzet)
4. Heeft het voornemen zich door een begin van uitvoering geopenbaard? gematigd
objectieve leer: kijken naar of de gedragingen van verdachte gevaarlijk zijn & wat de wil is.
a. Uitzendbureau cito: is de handeling naar uiterlijke verschijningsvorm gericht op
voltooiing van het misdrijf? Kijk naar de zichtbare gedragingen
b. Grenswisselkantoor: heeft de verdachte een gedraging verricht waarmee hij kenbaar
uitvoering geeft aan zijn voornemen?
c. Met zand gevulde videodozen: bij delicten met een verhullend karakter mag er
worden ingegaan op de indruk van de gedraging op een gemiddelde rechtsgenoot.
Objectieve opvatting: er is ook sprake van dergelijke uiterlijke verschijningsvorm
indien de voorwerpen niet direct waarneembaar waren voor iedere gemiddelde
burger, maar welke achteraf toch zijn vastgesteld. Uiterlijke zichtbaarheid ten tijde
van de poging dus niet vereist.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ykehekking. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.