Charlotte Van Riet
Maatschappijgeschiedenis van de Klassieke Oudheid:
- ‘Syllabus’ is bij-kennis, maar kan als toepassingsvraag gebruikt worden op het examen.
- Handboek; ter aanvulling bij de lessen (zoals het boek van HiKri) L. de Blois en R.J. Van der Spek,
Een kennismaking met de Oude Wereld
- Examen; vooral de maatschappelijke evoluties zijn belangrijk
LES 1: Nabije Oosten & Homerus:
Tekst: Week 1; Homerus’ samenleving
1. Inleiding:
De Klassieke Oudheid blijft voortbestaan in allerlei artistieke vormen; architectuur,
beeldbouwkunst… maar het gaat wel om een hedendaagse perceptie; onze herwerkingen van
Klassieke elementen zijn daarom steeds wit, statig, plechtig.. omdat we dat zo associëren met de
oudheid (hoewel het er niet zo uitzag), het gaat dus om een deelse overname
Vb. Klassieke reliëfs, beelden.. werden gepolychromeerd, maar ons hedendaags idee
daarvan is dat het steeds gaat om wit marmeren objecten, omdat de verf al lang verdwenen is
Maatschappijgeschiedenis: een algemeen overzicht van de voornaamste maatschappelijke
ontwikkelingen op:
• Politiek vlak, economisch vlak, sociaal vlak, militair vlak, cultureel vlak…
Klassieke oudheid: nadruk op de oudheid van het antieke Griekenland & Rome
→Oudheid; omvat naast Klassieke Oudheid (dit is een beperking van de term oudheid; enkel Rome
& Griekenland) ook de Oudheid van het Nabije Oosten (Egypte, Klein-Azië, Mesopotamië, Perzië…)
Antieke wereld: omvat nog meer;
• Klassieke Oudheid
• Oudheid van het Nabije Oosten ‘Oudheid’
• Oude China + India
• Meso-Amerikaanse beschavingen
Hoe Dateren van de ‘Klassieke Oudheid’?:
• Bij benadering (ca.) en afhankelijk van de focus (voor ons zal het meer om het Westen gaan)
• Technologisch (Bronstijd –> IJzertijd)
• Politiek (stamstaat –> stadsstaat)
• Literair (Ilias & Odyssee; mondeling –> schrift, vb. de Odyssee is in ‘zangen’ opgedeeld;
daaraan is te zien dat de overdracht van de verhalen een lange mondelinge traditie kende
alvorens haar schriftelijke)
• Ca. 1200 v. Chr. – 500 na Chr. (ca. einde van de Myceense periode en start Griekse Dark Ages
tot het instellen van de Romeinse Republiek)
1
,Charlotte Van Riet
Begin Klassieke Oudheid: ca. 1.200 v. Chr.:
• Overgang van Late Bronstijd naar Vroege IJzertijd (In Griekse gebieden, in Rome iets later)
• ‘Periode van de Trojaanse oorlog’; literair bekend door de Ilias & de Odyssee (ca. 8ste e.)
Einde Klassiek Oudheid: ca. 500:
• Val van het West Romeinse Rijk in 476
• Nieuwe ‘barbaarse’ koninkrijken in West Europa – latere Europese landen (vb. Frankrijk)
• Overwinning Christendom op het ‘heidendom’ (vb. sluiting akademia in 529 door Byzantijnse
keizer Justinianus)
Onderverdeling binnen de Klassieke Oudheid; Griekenland:
Cycladen – Grieks: ‘kuklos’ = cirkel
Onderverdeling binnen de Klassieke Oudheid; Rome:
2
,Charlotte Van Riet
De chaos onder de ‘soldatenkeizers’ stopt pas bij Dioletianus; hij stelt het Diocletianus-edict
uit en het keizerschap wordt weer een zeer centrale macht, de senaat bestaat, maar heeft amper
invloed
De wortels van latere ‘barbaarse’ rijken (vb. Karolingers, Merovingers..) zitten al in het Late
West Romeinse Rijk
2. Nabije Oosten:
Wanneer we de ‘Oudheid’ bespreken (met dus de inclusie van het Oude Nabije Oosten) dan moeten
we de datering al laten beginnen vanaf het ontstaan van de landbouw (ca. 10.000 v. Chr.) (in de
vruchtbare sikkel)
→ Het ontstaan van de landbouw die hand in hand gaat met de overgang van het nomadisch
bestaan naar het sedentair bestaan, ligt aan de oorzaak van heel wat culturele, sociale, politieke en
economische veranderingen; een ontstaan van een centraal gezag, ‘echte’ structuren,
domesticatie…
Regenlandbouw en gevolgen:
• Overschotproductie
• Specialisatie
• Concentratie sedentaire nederzettingen
• Bevolkingsgroei
• Maar; niet zo geschikt voor droge periodes – irrigatielandbouw (ontstaan in Egypte)
Irrigatielandbouw:
• Hieronder ontstaan de 1ste belangrijke grote culturen; Mesopotamië..
• Ontstaan in Mesopotamië; 6de – 5de mill. v. Chr.
• Belangrijke onderverdeling van taken die een centraal gezag/organisatie nodig hebben
waardoor stilaan staatsvorming doen ontstaan
Belangrijke rijken:
• Egypte – 3de – 2de mill. v. Chr.:
o Oude Rijk
o 1ste tussenperiode
o Middenrijk
o 2de tussenperiode
o Nieuwe Rijk
• Mesopotamië – 3de – 2de mill. v. Chr.:
o Sumerië – Akkadische Rijk – Oud Assyrische Rijk (uit het Akkadische rijk) – Oud
Babylonische Rijk (uit het Sumerische rijk)
o Persepolis; monumentaliteit als legitimering van macht; grote trap
• Hethietenrijk – 2de mill. v. Chr.
• Assyrische Rijk – 750 – 650 v. Chr.:
o Heel militair gericht; annexaties, belegeringen…
• Perzische Rijk – 560 – 330 v. Chr.
o Ruitervolk uit de Eurazische steppe
3
, Charlotte Van Riet
→ Het ontstaan van die rijken doet ook belangrijke religies ontstaan, politieke systemen, militaire
krachten… om een rijk uit te bouwen en samen te houden; allemaal ten gevolge van landbouw.
De rijken ontwikkelen ook allen een eigen cultuur doormidden van taal, schrift.. en
daaropvolgend ontstaan er ook conflicten en annexaties tussen gebieden; dit zorgt ervoor dat er een
voortdurend komen en gaan is van Rijken & culturen
3. Vroege Griekse samenleving:
Belangrijke culturen:
• Egeïsche cultuur:
o Kreta: Minoïsche cultuur; 3de mill. v. Chr. – ca. 1200 v. Chr.
▪ Vb. Minoïsch paleis van Phaïstos
▪ Vb. Knossos
▪ Het ommuren of versterken van de paleizen was hier niet perse nodig en
daarom kenmerken de paleizen zich door een meer open architectuur (dat
wil niet zeggen dat Kreta geen militaire macht kende)
▪ Kunst is zeer typerend; heel veel florale figuren en zeedieren
o Cycladische eilanden; Cycladische cultuur; 3de mill. V. Chr. – 1100 v. Chr.
▪ Grote cycladische muren
o Mycene/ Griekse vasteland; Myceense cultuur; 2de mill. v. Chr. – 1100 v. Chr.
▪ Vb. Leeuwenpoort
▪ Typische burchten met dikke stenen muren = citadel (versterkte/ommuurde
stad op een heuvel)
▪ Centraal gelegen megaron = troonzaal/vergaderzaal met centrale haard (ook
op Kreta was dit bekend)
▪ Militair zeer sterk; in de kunst veel weergegeven, vb. in statussymbolen
(schilden, zwaarden, vaatwerk…) (wordt ook in verband gebracht met
Agamemnon – de Griekse koning – die deel uitmaakt van het sterkste rijk op
dat moment, nl. Mycene)
▪ De koning is op alle domeinen de sterkste
▪ Paleiseconomie, arbeidsverdeling
o Geometrische Periode; enkel geometrische motieven vanaf 1100 v. Chr.
• Ca. 1200 v. Chr.; einde van de Minoïsche en Myceense beschaving (ook het Hethieten Rijk en
een verzwakking van Egypte en het Oud-Assyrische Rijk)
→ Oorzaken; invallen van nomadische volkeren uit centraal Europa?, Sterke
klimaatveranderingen?, Andere?...
Vb. Santorini (Italiaanse naam) zware vulkaanuitbarsting waardoor een centraal deel
in zee is gestort en ze haar ronde vorm is verloren -> de vulkaanuitbarsting kan de Minoïsche
beschaving enorm hebben beïnvloed door tsunami’s; kan ook een oorzaak zijn?
• Fenicische steden:
o Handel
o Contact Griekenland
o Fenicisch schrift: wortels voor het Grieks alfabet
o Stad Tyrus: sticht de stad Carthago in Afrika
4