Interculturaliteit in het hedendaagse westerse denken:
een historisch-conceptueel kader
1. Het historische debat
Antieke oudheid vormt al rijke bron van reflecties over thema ‘interculturaliteit’ (termen
zoals ‘allochtoon’ of ‘xenofobie’ < oudheid). Volgens sommigen: Griekse geschiedschrijver
Herodotos (5de E v.Chr.) als eerste persoon duidelijk in staat genuanceerd over andere
culturen na te denken. Maar niet enkel westen over interculturaliteit nagedacht! (bv.
Chinese historicus Ch’ien of Arabische geschiedfilosoof Khaldun).
verschillende mogelijke beginpunten voor interculturaliteit, wij nemen 1492.
A) De ontdekking van Amerika (1492)
o La conquête de L’Amérique (la question de l’autre) van Tzvetan Todorov (1982)
= belangrijk werk: Todorov schrijft over de ontdekking van Amerika als de
ontdekking van ‘de ander’ (‘la question de l’autre’)
Men kreeg zich op de globale wereld
Wereld werd steeds meer netwerk van contacten waarin men elkaar ontdekte
en wederzijds ging beïnvloeden
Volgens hem ontstaat in 1492 dan moderne mens- en wereldbeeld + vraag
hoe met andere mensen dan onszelf moeten omgaan (‘la question de l’autre’)
o Grenscontacten bij de handel
Beschaving versus barbarij
o ‘Barbaar’ < Grieken: klanknabootsing/onomatopee, verwees naar een ‘brabbelaar’:
iemand die andere taal sprak dan Grieks of Grieks op onvolmaakte wijze.
o La peur des barbares van Todorov: legt uit dat woord ‘barbaar’ nieuwe betekenis
krijgt in 16de E: gaat staan voor ‘on-menselijk’: wie niet tot westerse beschaving
behoort en daar weigert kennis van te nemen kan niet als mens beschouwd worden
en is dus een barbaar.
o Er is één model om tot mensdom te behoren: het westerse (gekleed zijn, kunnen
schrijven, Spaanse taal begrijpen, de éne God vereren)
UNIVERSALISME = eigen normen en waarden voor algemeen geldende normen en
waarden aanzien. Men beschouwt zijn eigen ideeëngoed of religie als universeel,
maar baseert zich hierbij op een particuliere inhoud waaraan ten onrechte algemene
geldigheid wordt toegekend.
o Er is één beschaving; zij als beschaving gaan het andere gebied ‘civiliseren’, want zij
hebben zogezegd geen beschaving
o Die beschaving is gestoeld in het christendom 1 God
(beschaving is dus niet alleen eten en kleding enz.)
Een andere godsdienst was een belediging voor God.
In 16de E wordt universalisme dus gekenmerkt door een christelijke wereldvisie.
o UNIVERSALISME (Todorov): ik = de ander of moet de ander worden
Idee dat verschillen tussen mezelf en anderen onderschikt zijn aan de gelijkenis; de
ander is zoals ik of moet dat worden.
1
, In principe kan iedereen katholiek worden, christendom is een universalistische
godsdienst.
o Nous les autres (1989) van Todorov: denken over de ander neemt verschillende
vormen aan vanaf 16de eeuw.
o Christoffel Columbus (zie HB): ziet geen verschil met eigen cultuur (stelt bv een vraag
in het Spaans, hij denkt dat ze antwoorden maar ze verstaan hem eigenlijk niet: ziet
het als vanzelfsprekend dat de inwoners van het nieuwe gebied Spaans spreken)
blindheid voor verschil tussen ‘ik’ en ‘de ander’
o Hernán Cortés: gaat er op andere manier mee om. Hij ziet wel verschil, is er wel van
bewust dat de Azteken (in Mexico) eigen taal spreken en begroeting houdt verband
met ander geloof. Hij erktent de diversiteit aan talen en zienswijzen. MAAR
onderwerpt de Azteken en moordt vanuit westers superioriteitsgevoel
vermogen anderen als verschiillend te zien impliceert dus niet ook met respect
behandelen
self-fashioning (‘zelf-modellering’): bevestiging van een zelf tegenover negatieve
anderen (barbaren, heksen, gekken enz)
Houdt een proces van othering in = het toeschrijven van negatieve kenmerken
aan anderen om zichzelf positief te affirmeren. Kan voorbode van geweld zijn.
o Bartolomé de las Casas: Het dispuut van Valladolid (1550)
Ziet dat ze agressief te werk gaan (kleine genocide onder mom van beschaven
van volkeren)
Schrijft daarover aan de koning, dan komt dispuut van Valladolid (niet echt
dispuut, meer soort colloquium/debat: verschillende geleerden zetten
standpunt uiteen of men juist bezig is in kolonies, de vraag stond centraal of
het geoorloofd was geweld te gebruiken om ‘indianen’ aan te zetten zich te
bekeren tot het christendom)
De las Casas kende tijdens zijn verdediging het woord ‘barbaar’ verschillende
betekenissen toe, kon besluiten dat Spanjaarden net zo goed ‘barbaars’
genoemd konden worden.
o Michel de Montaigne, “Chacun appelle barbarie ce qui n’est pas de son usage”
(iedereen noemt barabarij wat afwijkt van zijn/haar eigen gebruiken)
Beroemd essay (‘Des cannibales’) geschreven over barbaren en beroemde
uitspraak
Wel nog idee dat westerse beschaving superieur is
met Las Casas en Montagne dus opkomst van vormen van relativistisch denken over
diversiteit
Tegenstelling ‘beschaving/barbarij’ zal tot in 20ste E belangrijke component blijven van het
westerse denken en sterk ingezet worden om het kolonialisme te rechtvaardigen. Woord
‘barbaar’ krijgt vanaf 18de E ook temporele dimensie: leven niet enkel buiten Europa, maar
ook achtergebleven in tijd: zal de ‘beschavingsmissie’ van kolonialisme sterke impuls geven.
Die tegenstelling zorgt voor schaamte over eigen cultuur bij gekoloniseerde volkeren en
sterke assimilatiedrang tov het Westen (bv. boek Peau noire, masques blancs (1952) van
Fanon)
2
,B) Verlichting: cultuur-neutraal universalisme
o Universalisme wordt in ander discours verdergezet: nieuwe vorm van universalisme
niet meer wortels in het geloof maar in de rede
o Van (universalistisch) geloof naar (universalistische) rede
Van geloof naar rede: we zijn allemaal gelijik; niet omdat we in ons hebben katholiek te worden,
maar omdat we allemaal kunnen praten en bepaalde redeneringen kunnen volgen: we zijin
allemaal voorzien van verstandelijke vermogens waardoor mensen elkaar, over alle
grezen heen, kunnen begrijpen
o Beschaving = kennis, ontwikkeling (belangrijk symbool van de verlichting:
Encyclopédie (Diderot en d’Alembert, 18de E): boek waarin men alle kennis
probeerde bij elkaar te brengen)
o Verlichting is ‘cultuurneutraal’ (cultuurneutrale visie maar woord ‘cultuur’ bestaat
wel nog). Culture verschillen (voor zover die bestaan) zijn ondergeschikt aan het
grote rationele (als je elkaar niet begrijpt moet je taal leren).
Verlichting wil uitgaan van neutraliteit ten aanzien van specifieke kenmerken van elk
persoon: ras, sekse, overtuigingen, geloof enz. dus ook cultuur: rechten van de mens
zijn altijd en overal zelfde, onafhankelijk van zijn/haar cultuur.
Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger (1789)
o Alle mensen worden gelijk geboren, met recht op dezelfde rechten.
o Indien verschillen op voorgrond treden: moeten genegeerd worden: niemand mag
gediscrimineerd worden, iedereen is evenveel waard.
o Burgerschap ontstaat, idee dat alle mensen grote gemeenschap vormen. Opkomst
van begrip ‘kosmopoliet’ of wereldburger komt ook op.
o Niemand staat in principe hoger, als die hogere positie inneemt is dat omdat jij die
positie verleent.
In theorie iedereen dus gelijk, maar concrete omstandigheden kunnen tot grote verschillen
leiden. Daarom verlichting veel aandacht aan onderwijs, want kan mensen uit armoede en
onwetendheid tillen.
woord ‘beschaving’ blijft erg belangrijk, maar nu in zin van kennis en ontwikkelijk.
Als alle mensen gelijk zijn, kunnen zij ook alles leren.
C) Romantiek: identiteit en particularisme
o De romantiek introduceert het particularisme
o Particularisme impliceert de opkomst van het moderne begrip ‘identiteit’. Identiteit
bestond al, maar was nog geen vraagstuk (hoefde je nog niet over na te denken, bv.
obv afkomst enz, identiteit werd niet in vraag gesteld): vanaf romantiek wordt
identiteit wel een vraagstuk.
Want invloed van verlichting: hiërarchisch geordende samenleving verdwijnt, mensen moeten
opnieuw hun plaats in samenleving bepalen, niet langer gegeven dus voor zichzelf vinden; in 19de
E ontstaat dan zoektocht naar diepere ik van elk persoon, een ik dat iemand uniek maakt en
verschillend van alle andere mensen.
Moderne begrip van identiteit wordt geboren: ieder mens bepaalde identiteit en moet die zelf
ontdekken om ‘authentiek’ te zijn. Wie diepere ik niet vindt, raakt vervreemd van zichzelf.
o UNICITEIT EN AUTHENTICITEIT
3
, Identiteit is hiermee verbonden, je moet naar identiteit op zoek gaan, je kan verkeerd
leven in opgedrongen realiteit maar is niet wie jij echt bent
Is reactie op verlichting (gelijkheidsideaal): reactie op idee ‘iedereen gelijk’
Ook reactie op moderniseringsproccesen (ontworteling)
zoektocht krijgt dus ook iets collectiefs
o Van een uniek ‘ik’ naar een uniek ‘wij’ (zoektocht) CULTURALISME
= menselijk handelen wordt bepaald door een particuliere cultuur
! culturalisme ≠ cultuur
Door industriële revolutie (18de E): proces van verstedelijking (veel mensen van platteland naar
stad: diepe gevoelens van ontworteling), als reactie op die ontworteling: ook zoektocht naar een
uniek ‘wij’: gevoel tot grotere gemeenschap te behoren om te onderscheiden van anderen.
o Invloed van Johann Gottfried Herder (18de E): ook begrip Volksgeist
Voor hem was cultuur iets wat gemeenschappen diep verbond en mensen
fundamenteel bepaalde en dus onderscheidde van andere culturele
gemeenschappen. Dit ‘culturalisme’ <-> verlichtingsidee van universele beschaving
(ant verlichting: cultuurneutrale visie op beschaving + zag beschaving als te verwerven via
scholing)
o Visie op cultuur binnen culturalisme:
Cultuur =
Wat een gemeenschap verbindt (vroeger was dat religie; katholieke geloof)
Wat ons wezenlijk onderscheidt van anderen
Vanaf romantiek is cultuur dus verbindende factor voor een gemeenschap, maar ook wat
onderscheidt van andere groepen.
Gevolg 1: van ‘beschaving’ naar ‘cultuur’
o Belangrijke evolutie! Want tov een beschaving staat ‘barbarij’, tov een cultuur staan
‘andere culturen’ (cultuur ook als onderscheidende factor)
o = van universalisme
naar particularisme (culturen)
o = van wat ik kan verwerven
naar wat mij bepaalt vanaf geboorte
PARTICULARISME
= filosofische stroming die het bestaan van algemeen geldende normen of waarden
ontkent, of ondergeschikt maakt aan specifieke (groepsgebonden) normen of
waarden
PARTICULIERE IDENTITEIT
= bestaat uit specifieke kenmerken die je doen verschillen van ‘de mens’ in zijn
algemeenheid of als biologische soort
Gevolg 2: opkomst NATIE-STAAT
o ‘staat’ = gemeenschap van burgers (< verlichting)
Idee van gemeenschap van burgers met zelfde rechten en plichten, kunnen macht deligeren aan
een hogere macht
o ‘natie’ = verbondenheid door cultuur (< romantiek)
Staat wordt ook verbonden door een cultuur, door een verleden (als men dat verleden niet kent
gaat men uitvinden verbeelding speelt grote rol om natiestaat tot stand te brengen; hoe
4