Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting - Personen- en Familierecht (RB3702) €8,89   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting - Personen- en Familierecht (RB3702)

1 vérifier
 70 vues  11 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Volledige samenvatting lesstof

Aperçu 4 sur 98  pages

  • 15 septembre 2023
  • 98
  • 2018/2019
  • Resume

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: rosaliappalladino • 9 mois de cela

avatar-seller
Blok 1 De persoon

Leereenheid 1 De plaats van personen -en familierecht

Tekstboek H1

EHRM 13 juni 1979, NJ 1980, 462 Marckx-België
Schending artikel 8 en 14 EVRM recht op eerbiediging ‘family life’. De Belgische wet maakte een
onderscheid tussen ‘wettige’ en ‘natuurlijke’ kinderen voor wat betreft het afstammingsrecht. EHRM
oordeelde de inbreuk als onvoldoende objectief en redelijk gerechtvaardigd.
Twee elementen waren bijzonder:
1. Kinderen die uit een niet-huwelijksrelatie werden geboren, moesten door hun moeder worden
erkend om een familierechtelijke betrekking te vestigen tussen moeder en kind. Door dit
onderscheid werd Paula Marckx voor een dilemma geplaatst. Als zij als ongehuwde moeder
het kind zou erkennen, dan zou dat in erfrechtelijk opzicht bezwaarlijk zijn. Zij zou dan
beperkt worden in haar bekwaamheid om aan het kind bezittingen te schenken of na te laten.
Zou zij aan de andere kant Alexandra niet erkennen, dan zou dat betekenen dat Alexandra
rechtens geen moeder zou hebben.
2. Bovendien bleef de omvang van de familierechtelijke betrekkingen door erkenning beperkt tot
de relatie tussen moeder en kind. Dat betekende in casu dat het kind (Alexandra) door de
erkenning enkel familie werd van haar moeder (Paula), maar niet van de verwanten van Paula;
dus ook niet van de moeder van Paula (de grootmoeder van Alexandra).

De eerbiediging van het ‘family life’ brengt zowel positieve als negatieve verplichtingen mee voor de
lidstaten die partij zijn bij het EVRM. Een positieve verplichting betekent dat een lidstaat tot (actief)
handelen verplicht is. Lidstaten moeten er namelijk voor zorgen dat hun wetgeving in
overeenstemming is met het EVRM. Negatieve verplichtingen gaan veel minder ver voor lidstaten. Op
grond van een negatieve verplichting moet een lidstaat zich van inmenging onthouden.

In het arrest is sprake van een positieve verplichting. Volgens het EHRM impliceert het recht op
eerbiediging van het ‘family life’ onder meer dat de lidstaten bij het treffen van familierechtelijke
regels moeten zorgdragen dat betrokkenen een normaal familieleven kunnen leiden en dat de lidstaten
zich daarbij moeten hoeden voor elke discriminatie die op geboorte binnen of buiten het huwelijk
berust (art. 8 jo art. 14 EVRM).

De Nederlandse rechter kan in geval van strijdigheid tussen een nationale wetsbepaling en een (direct
werkende) bepaling uit het EVRM:
− de wetsbepaling zo interpreteren dat de strijdigheid met het EVRM wordt opgeheven
− de gewraakte wetsbepaling buiten toepassing laten
− zelf een voorziening treffen waardoor een lacune in het recht wordt opgeheven
− de verdragsschending constateren maar het aanpassen van het recht aan de wetgever overlaten.

De auteurs van het tekstboek (Van Mourik en Nuytinck) zijn van mening dat de werking van het
EVRM zowel een positief als een negatief aspect heeft voor de Nederlandse rechtsorde. Als positief
aspect zien zij dat, wanneer de Nederlandse wetgeving door maatschappelijke ontwikkelingen is
achterhaald dan wel hiaten vertoont, de rechter in het concrete geval tot een bevredigende oplossing
kan komen door toepassing van artikel 8, al dan niet in verbinding met artikel 14 EVRM. Het begrip
‘family life’ is immers zeer rekbaar. Als negatief aspect zien zij, dat juist door die oprekking van het
begrip ‘family life’ het gevaar loert van rechtsonzekerheid. De burger weet van tevoren nooit precies
waar hij aan toe is.




1

,Leereenheid 2 Algemene bepalingen

Tekstboek: hoofdstuk 2

Uit artikel 1:2 volgt dat rechtssubjectiviteit aanvangt bij de geboorte − de fictie die in artikel 1:2 is
neergelegd, heeft niet tot doel de rechtssubjectiviteit uit te breiden tot vóór de geboorte, maar artikel
1:2 beoogt de belangen van een eenmaal geboren persoon te behartigen ten aanzien van feiten die zich
tijdens de zwangerschap hebben voorgedaan (denk aan erfrechtelijke consequenties). Zo zal het op
grond van artikel 1:2 mogelijk zijn dat een kind reeds voor de geboorte wordt erkend, hetgeen leidt tot
vaderschap over het kind dat uit de zwangerschap voortkomt. Dit houdt weer verband met artikel 1:3.
Indien geen huwelijk, maar erkenning van het kind is sprake van een eerstegraads bloedverwant in
rechte linie, ook buiten huwelijk, door geboorte (art. 1:3, eerste lid jo art. 1:197 jo 1:198), omdat een
erkenning (evenals een adoptie overigens) telt als een geboorte.

Artikel 1:3 geeft de basis voor het beantwoorden van de centrale vraag: wie is familie van wie en in
welke graad? Of en zo ja, in welke graad bloed- of aanverwantschap bestaat.
Bloedverwantschapsberekeningen zijn met name relevant in het kader van het erfrecht.

Wanneer iemand overlijdt zonder een uiterste wilsbeschikking te hebben gemaakt en er zijn geen
kinderen, maar wel een echtgenoot, erft de echtgenoot alles. De langstlevende geregistreerde partner
is met de langstlevende echtgenoot gelijkgesteld. Wat ten aanzien van de echtgenoot wordt opgemerkt,
geldt dus ook voor de geregistreerde partner. Als er behalve de langstlevende echtgenoot ook een of
meer kinderen van de overledene zijn, zijn zowel de langstlevende als de kinderen erfgenaam. De
achterblijvende echtgenoot verkrijgt echter van rechtswege en rechtstreeks alle goederen van de
nalatenschap. Elk kind verkrijgt als erfgenaam − eveneens van rechtswege − een niet-opeisbare
geldvordering ten laste van de langstlevende echtgenoot, overeenkomend met de waarde van zijn
erfdeel. Is er geen echtgenoot, dan erven de kinderen alles in gelijke delen.

Rechte linie – ascendenten/descendenten, ouders en kinderen
Zijlinie – niet zijnde rechte linie. Om verwantschap in de zijlinie in graden aan te geven moet men
vanaf het ‘startpunt’ eerst de gemeenschappelijke stamvader of stammoeder vinden en vandaar weer
‘afdalen’ tot het doel is bereikt.

Voorbeeld 1: Johanna en Pieter zijn echtgenoten. Door een huwelijk ontstaat tussen de echtgenoten
geen bloedverwantschap en geen aanverwantschap: Johanna en Pieter zijn niet verwant.
Na overlijden Pieter trouwt Johanna met Karel. Er bestaat aanverwantschap tussen Karel en Harry (in
dezelfde graad als er bloedverwantschap bestaat tussen Karels geregistreerde partner Johanna en
Harry) in de tweede graad, rechte linie. Pieter is de grootvader van Harry. Bloedverwantschap in de
tweede graad in de rechte linie.

(P†) x J x K

L

MxS C x O

Y N H

Yolanda (erkend) en Nadine zijn nichtjes. Bloedverwantschap in de vierde graad in de zijlinie. Sander
en Lenny zijn halfbroer en halfzus. Bloedverwantschap (zij het alleen van moeders kant) in de tweede
graad in de zijlinie. Otto en Lenny zijn zwager/schoonzuster. Otto is de echtgenoot van Carla. Hij is
slechts aanverwant aan Lenny als er bloedverwantschap bestaat tussen Carla en Lenny. Die
bloedverwantschap is er: tweede graad (zij het alleen van moeders kant, in de zijlinie), dus Otto is
aanverwant aan Lenny in de tweede graad in de zijlinie.



2

,Voorbeeld 2: Wil men de verwantschap weten tussen A en diens nichtje, de dochter van de broer van
A, dan moet men eerst een stap naar boven (vader of moeder van A en diens broer is de
gemeenschappelijke stamouder), dan één naar beneden (broer) en vervolgens nog één naar beneden
(dochter van broer). Tussen A en diens nichtje bestaat dus bloedverwantschap in de derde graad in de
zijlinie. Een dochter van een oom (broer van vader) A is in het spraakgebruik ook een nicht van hem.
De verwantschapsgraad is echter anders: de gemeenschappelijke stamouder is nu de grootouder van A
van wie zowel vader als oom afstammen (tweede graad); dan telt men oom als derde en diens dochter
als vierde graad.

Voorbeeld 3: Indien de verwekker van een kind ná de geboorte in het huwelijk treedt met de moeder
van het kind (en niet heeft erkend), ontstaat tussen verwekker en kind van rechtswege
aanverwantschap in de eerste graad = juist. Er is dus geen sprake van bloedverwantschap tussen de
verwekker en het kind. Volgens artikel 1:3, tweede lid, ontstaat door een huwelijk aanverwantschap
tussen de ene echtgenoot (i.c. de verwekker) en de bloedverwanten van de andere echtgenoot (i.c. de
moeder van het kind), en wel in dezelfde graad als er bloedverwantschap bestaat tussen die andere
echtgenoot en diens bloedverwant. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, bestaat tussen moeder en kind
bloedverwantschap in de eerste graad, zodat door het huwelijk aanverwantschap in de eerste graad
ontstaat tussen de verwekker en het kind. Tussen de verwekker en het kind bestaat geen juridische
bloedverwantschap, zolang hij het kind niet heeft erkend. Het huwelijk van de verwekker met de
moeder van het kind brengt daar geen verandering in.

Moeder

Bart x Maria

kind kind

Indien gehuwd:
Maria en Bart: tussen echtgenoten bestaat geen verwantschap
Maria en kind(eren): eerste graad bloedverwantschap in rechte linie door geboorte
Bart en moeder: eerste graad bloedverwantschap, rechte linie.
Bart en kind(eren): eerste graad bloedverwantschap in rechte linie door geboorte
Moeder en kind(eren): tweede graad bloedverwantschap in rechte linie.
Maria en moeder: eerste graad aanverwantschap (omdat eerste graad bloedverwantschap bestaat met
Bart) in rechte linie. Indien overlijden Bart, erft echtgenote alles. Andere verwanten komen pas aan de
beurt als er geen echtgenoot en geen kinderen zijn.

Indien niet gehuwd, kind wel erkend: idem als gehuwd (schuin) behalve dat:
Moeder en Maria zijn niet aanverwant
Indien overlijden Bart, dan valt in alle genoemde situaties Maria als erfgerechtigde weg. De
kinderen/het kind erven alles in (gelijke delen). Wanneer Maria geen levend geboren kinderen ter
wereld brengt, erft Barts moeder alles (art. 4:10, eerste lid, sub b).

Indien niet gehuwd, kind niet erkend: idem als gehuwd (schuin) behalve dat:
Bart en kind(eren): tussen Bart en de kinderen bestaat zonder erkenning geen bloedverwantschap of
juridische vader-kindrelatie.
Moeder en kinderen: door ontbreken van verwantschap met Bart, ontbreekt verwantschap met moeder.
Moeder en Maria zijn niet aanverwant.




3

, Leereenheid 3 Naam en woonplaats

Tekstboek: hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4

Voornaam
De aangever bepaalt in principe welke de voornamen van het kind zijn. De abs moet echter weigeren
in de geboorteakte namen op te nemen die ongepast zijn of overeenstemmen met bestaande
geslachtsnamen (tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn). De abs is dus bevoegd (eigenlijk
verplicht, gezien de bewoordingen van art. 1:4, tweede lid) zo’n naam te weigeren. De beoordeling
van de vraag of een naam ongepast is als voornaam en hij de naam dus moet weigeren komt hem toe.
Hij heeft dus enige marge. Indien geen andere naam is benoemd, zal de abs ambtshalve een voornaam
geven.

Voornaamswijziging
Een voornaam is de naam die in de geboorteakte is opgenomen. Voornaamswijziging geschiedt nooit
van rechtswege. Daar is een beschikking van de rechtbank voor nodig. Is een voornaam foutief
geschreven of gespeld, dan kan de ambtenaar van de burgerlijke stand deze fout ambtshalve herstellen
(zie art. 1:24a, tweede lid). In beginsel mag de abs, nu de akte is opgemaakt, deze niet zelfstandig
wijzigen. Dit hangt samen met de bewijskracht van akten van de burgerlijke stand (zie art. 1:22). De
normen waaraan een verzoek tot voornaamswijziging wordt getoetst, staan deels in de wet en zijn
deels in de rechtspraak ontwikkeld.

Bij de beoordeling van een verzoek zal de rechter eerst kijken of (1) een voldoende zwaarwichtig
belang bij de inwilliging aanwezig is. Dit criterium is niet in artikel 1:4, vierde lid, opgenomen, maar
wordt in de rechtspraak afgeleid uit de wettelijke terminologie dat wijziging kan worden gelast. Bij
positieve beantwoording van deze vraag beoordeelt de rechter vervolgens (2) of de gevraagde naam
geoorloofd is naar de maatstaven van artikel 1:4, tweede lid: de voornaam mag niet ongepast zijn als
voornaam en niet overeenstemmen met een achternaam, tenzij deze ook als voornaam gebruikelijk is.

Achternaam
De regels voor naamsverkrijging hebben een ingrijpende wijziging ondergaan. Vroegere naamrecht
betekende in geval van erkenning rechtswege de naam van de vader. Nu kunnen ouders kiezen welke
geslachtsnaam hun kind zal dragen. Echter, indien de ouders van een kind niet uiterlijk bij de
geboorteaangifte van het kind of bij latere erkenning een keuze hebben gemaakt omtrent de
geslachtsnaam van het kind, verkrijgt een staande huwelijk geboren kind de naam van de vader en
krijgt of behoudt (bij latere erkenning) een buiten huwelijk geboren kind de naam van de moeder (art.
1:5, tweede, vierde en vijfde lid).

Bij de achternaam heeft de abs geen discretionaire bevoegdheid. In beginsel hebben alleen de
(juridische) ouders een beperkte keuzemogelijkheid.

Achternaamswijziging
Achternaamswijziging kan veelal plaatsvinden zonder rechterlijke tussenkomst, namelijk als er
verandering komt in de familierechtelijke betrekkingen, met name tussen kind en vader. Ook een
gezagswijziging kan soms gepaard gaan met een wijziging van de achternaam (zie art. 1:253t, vijfde
lid en art. 1:282, zevende lid). In een aantal van deze gevallen vindt naamswijziging overigens slechts
dan plaats als de ouders hiervoor uitdrukkelijk kiezen. Bijvoorbeeld: een buiten huwelijk geboren, niet
erkend kind wordt erkend: naam moeder wordt naam vader, mits beide ouders hier bij de erkenning
uitdrukkelijk voor kiezen (art. 1:5, tweede lid).

Voor een achternaamswijziging op verzoek is ook geen rechterlijk ingrijpen vereist. Daarvoor dient
men zich (vormvrij) tot de Koning te wenden (zie art. 1:7). Indien het verzoek wordt afgewezen, kan
men daartegen in beroep komen bij de bestuursrechter. De normen waaraan een verzoek tot
achternaamswijziging wordt getoetst, zijn te vinden in het Besluit Geslachtsnaamswijziging. Te
denken aan de categorie kennelijk onwelvoeglijke of bespottelijke namen (art. 1, sub a, van het


4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur kimmhokke. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73918 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€8,89  11x  vendu
  • (1)
  Ajouter