Uitgebreide samenvatting voor vak Persoonlijkheidstheorie en -onderzoek
64 vues 5 fois vendu
Cours
Persoonlijkheidstheorie en onderzoek (P_BPEROND)
Établissement
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Uitgebreide samenvatting voor Persoonlijkheidstheorie en -onderzoek. Bevat alle informatie uit hoorcollege en extra's. Met dit als basis haal je het tentamen sowieso! (hiermee heb ik een 9 gehaald). Succes!
Persoonlijkheidstheorie en onderzoek (P_BPEROND)
Tous les documents sur ce sujet (17)
Vendeur
S'abonner
foudejans4
Avis reçus
Aperçu du contenu
Hoorcollege 1.1
Wat is persoonlijkheidspsychologie?
Voorbeeld instrument meten persoonlijkheid Twenty Statements test.
Oude test/vragenlijst (opent): gebruikt om te achterhalen hoe mensen over zichzelf denken.
Hij bestaat uit 20 vragen/statements die allemaal beginnen met “Ik ben…” → moet je allemaal
aanvullen.
Hoe beoordelen wij ons eigen persoonlijkheid? 3 hoofdaspecten
1. Evaluatie (pos/neg)
2. Groepsidentiteit (gebruik zelfstandignaamwoorden; vb. vrouw/student)
3. Persoonlijke eigenschappen (gebruik bijvoeglijknaamworden; vb. lang/ambitieus)
Twee tradities/benaderingen van onderzoek: sluiten aan bij
Nomothetisch: nomos = wet, these = stelling → dus de wetmatigheden in gedrag die men
probeert te achterhalen; welke dimensies er van persoonlijkheden zijn en hoe deze
gevoelens/attitude en gedrag beïnvloeden. Dit is wetenschappelijkonderzoek
Idiografisch: sluit aan bij derde niveau van onderzoek → ideo = 1 grafijn = beschrijving; dus
de beschrijving van een enkele persoon. Dit is de mental healthcare benadering, waarbij de
focus op 1 individu ligt.
Twee uitgangspunten voor zowel Nomothetisch of Idiografisch (hoe pers. wordt gezien):
1. Entiteit = eigenschappen zijn onveranderlijk, met bepaalde vaste eigenschappen (iets wat er
werkelijk is/bestaat)
2. Incrementeel = je gaat uit van het veranderlijke van de mens → eigenschappen veranderen
over de tijd en mensen veranderen gedurende hun leven (Coach kan veranderingen
bewerkstelligen, in aantal /kwaliteit toenemend)
→ deze twee uitgangspunten zijn gekoppeld aan het werk wat je kan doen als psycholoog.
Entiteits traditie vind je terug in: selectie psycholoog / diagnosticus (klinische praktijk om
mensen te diagnosticeren)
Incrementele perspectief: coach/trainings perspectief, iemand helpen zodat iemand kan
veranderen in zijn/haar persoonlijkheid (ga je dus vanuit).
Wat onderzoeken persoonlijkheidspsychologen?
Onderscheid maken in niveaus, tradities en uitgangspunten.
→ Drie niveaus van onderzoek
1. De menselijke ‘natuur’ (ras) = eigenschappen van mensen die beschrijving geven van
menselijke natuur - in welk opzicht zijn wij anders dan andere dieren.
o Laatste tijd meer bewijs dat dieren ook persoonlijkheid hebben en cognitieve taken
kunnen uitvoeren. Sommige dieren doen bepaalde taken ook beter dan mensen.
2. Verschillen tussen individuen/groepen = mate waarin je hetzelfde/gelijk bent of verschilt
van anderen in de groep waartoe je behoort of juist verschilt van andere groepen. Op
bepaalde eigenschappen kan je verschillen van een ander/anderen.
o Studenten hebben bijv vaak een hogere openheid dan mensen die niet studeren.
- Verschil in mate van openheid → Daarin kun je verschillen met andere mensen. Als
je gelijk bent op een bepaalde eigenschap, zou je hetzelfde kunnen reageren op
bepaalde stimuli zoals de ander.
3. Individuele uniciteit (uniekheid) = je kan ‘hetzelfde’ zijn op bepaalde delen. Maar de
combinatie van eigenschappen en ervaringen (herinneringen, wat je meedraagt) maakt jou
een uniek persoon. De coach gaat bijv opzoek naar jouw individuele uniekheid en in hoeverre
dat jouw leven/gedrag bepaald.
Niveau 1: Menselijke natuur
Datgene waar alle mensen gelijk zijn aan alle anderen (mensen)
Denken aan dat mensen gelijk zijn; capaciteit hebben om lief te hebben, behoefte hebben om met
anderen te zijn → fundamentele behoeften die voor alle mensen gelden/spelen.
Zijn mensen zo verschillend van de meeste dieren?
Persoonlijkheid: valt heel erg mee hoe anders wij zijn. Steeds meer onderzoek toont aan dat
dieren ook persoonlijkheden hebben (muizen, apen, wormen).
Vb. studie Gosling et al. – “It’s official: Dogs do have personalities.” Persoonlijkheid van
honden net zo makkelijk/accuraat te testen en te beschrijven als die van mensen.
, o Bewijs gevonden door hond te beschrijven (eigenaar en bekende) correlatie
o Persoonlijkheid hond had dezelfde mate v voorspelling vh gedrag als voor de mens.
o Persoonlijkheid voorspellen op basis van foto’s van de hond. De correlaties vrij laag,
maar wel significant dezelfde relaties tussen de persoonlijkheid van de hond en de
hond zelf EN tussen de persoonlijkheid van de mens en de mens zelf.
Persoonlijkheid bij dieren: Karakter.
Video; universeel biologisch principe → omdat je onder veel zoogdieren karaktereigenschappen vindt
(T vorm met varkens. Ene bekijkt vreemd object wel, ander geeft er geen aandacht aan of ratten in
nieuw omgeving; agressieve dieren gaan meer en sneller op onderzoek uit).
Belangrijk element is dus het verschil in dieren waarop zij reageren op de omgeving
Niveau 2: Verschillen tussen individuen / groepen.
Waar mensen gelijk zijn aan sommige andere mensen
Je bent gelijk aan een vriend/vriendin → maar ook andere eigenschappen en verschilt op bepaalde
eigenschappen. Verschillen kunnen komen door verschillende groepen (mannen & vrouwen)
Vb. artikel “Nog harder dan jongens”: als je naar de straat kijkt zijn jongens agressiever dan
vrouwen verschil tussen groepen.
o Maar als je goed gaat kijken naar de inhoud van aggresie van mannen en vrouwen
verschilt dit op bepaalde elementen.
o Vertoont in aantal gevangenen in 2015 (NL) = 16 (man) VS 1 (vrouw)
Verschil in hoe mannen en vrouwen agressie tonen
o Mannen uiten agressie eerder fysiek (dingen kapot maken/gewelddadig → agressie
gericht op dingen)
o Agressie van vrouwen eerder gericht op sociale omgeving (op mensen). Vrouwen zijn
eerder geneigd te schreeuwen/nagels gebruiken/roddelen.
Dus enorme groepsverschillen → de vraag: welke eigenschappen liggen daaraan ten grondslag?
Niveau 3: Individuele uniciteit
Mate waarin ze niet gelijk zijn aan anderen
Sommige eigenschappen maken een individu uniek en zoals niemand anders.
Slide: stukje op internet over Baudet → vanwege de foto die hij online had gezet, zijn veel
reacties op geweest; vaak worden er eigenschappen aan iemand gelinkt (door bijvoorbeeld
deze foto; hij wil aandacht,hij is een exibisionist, narcistisch)
Eigenschappen die je kunt toeschrijven aan een bepaald persoon
Stukje over Teresa May → zij wordt ook beschreven door mensen van buitenaf.
“Ze is niet heel warm maar wel loyaal ten aanzien van de mensen waarmee ze werkt.”
Uitgangspunten: entiteit - incrementeel
“Pursuit of Happiness” → stukje video over deze uitgangspunten. “Don’t let anybody tell you that
you can’t do something → you have a dream? Go get it”
Wat je in dat fragment ziet: Will smith begint met een entiteits perspectief (ik was onder het
gemiddelde; dus jij zou ook onder het gemiddelde zijn. Dat kun je niet veranderen) → vervolgens
verandert ie naar incrementeel perspectief: laat nooit iemand je vertellen dat je iets niet kunt doen.
Persoonlijkheidstheoriën
1. Entiteitstheorie (Entity theory): Menselijke eigenschappen (zoals persoonlijkheid) liggen
vast; het is onmogelijk om deze te veranderen (nature beliefs)
2. Incrementele theorie (incremental theory): Menselijke eigenschappen liggen inet vast en
zijn tot op grote hoogte vormbaar (nurture beliefs)
Dus nature VS nurture belief.
Verschillen: in de mate waarin het implicatie heeft voor het type werk wat je gaat doen
Nature belief: eerder diagsnose terechtkomen
Nurture belief: eerder richting de therapie/coaching om mensen te veranderen
DUS BESTAAT PERSOONLIJKHEID? → door meerdere onderzoekers gesteld. Want als je echt
steeds kan veranderen, dan zijn er niet echt vaste kernpunten.
Afhankelijk van welke theorie je steunt
,Hartshorne & May, 1928: Kinderen geobserveerd in verschillende situaties waarin altruistisch gedrag
vertoond kon worden:
Data van hiervoor werd bestudeerd door Walter Nischel→ weinig overeenstemming met gedrag in
ene situatie met gedrag in andere situatie, terwijl je zou verwachten dat iemand consistent zou zijn ⇒
dus zwakke verbanden
Walter Nischel, 1968 : Nee. Iemand gedraagt zich niet heel consistent. Hangt meer af van de
situatie dus kan je niet zeggen dat het door de persoonlijkheid komt/bestaat.
WAT VERSTAAT MEN ONDER PERSOONLIJKHEID? = Is de verzameling van trekken en
mechanismen binnen het individu: deze zijn georganiseerd en relatief constant en beïnvloeden
iemands interacties met, en aanpassingen aan, de binnen psychische, fysieke en sociale omgeving.
ANALYSEREND
1. Is de verzameling psychologische trekken = karakteristieken die beschrijven hoe mensen van
elkaar verschillen
o de beschrijving van de gemiddelde behoeften (tendencies) van een persoon
2. En mechanismen = het proces van persoonlijkheid – betrekken cognitieve processen die een
informatieverwerkingsactiviteit met zich meebrengen
3. Binnen het individu = iets wat een persoon in de loop van de tijd en in situaties met zich
meedraagt
4. Deze zijn georganiseerd en relatief constant
o Georganiseerd = de eigenschappen & mechanismen zijn niet zomaar willekeurig, ze
zijn op een coherente manier met elkaar verbonden.
o Duurzaam = eigenschappen & mechanismen blijven consistent in de tijd
5. En beïnvloeden = persoonlijkheidskenmerken en -mechanismen kunnen een effect hebben
op het leven van mensen
6. Iemands interacties met, = met inbegrip van percepties, selecties en evocaties en
manipulaties
7. In aanpassingen aan,
o Aanpassing = centraal kenmerk van persoonlijkheid betreft de adaptieve functie - het
bereiken van doelen, het omgaan met, aanpassen en omgaan met de uitdagingen en
problemen waar we mee te maken hebben als we door het leven gaan.
8. De binnenpsychische, fysieke en sociale omgeving.
(schema tekenen)
Persoonlijkheid bestaat uit: bepaalde structuur, samenhang en gedrag min of meer stabiel (1, 3, 4)
Omgeving gaat over: fysiek, sociaal (8), intrapsychisch (onder omgeving geplaatst omdat het te
maken heeft met verleden wat iemand met zich meedraagt/herinneringen; is een omgeving voor de
persoon).
Relatie tussen omgeving en persoonlijkheid: Als je in bepaalde omgeving bent krijg je bepaalde
gevoelens, gedragingen en gedachten (5): de 3 g’s van de psychologie:
deze worden bepaald in bepaalde beslisregels (op basis van bepaalde input vd omgeving
ontstaat er een “als - dan mechanisme” → Als ik dit… dan dat….
Als ik tijgertje tegenkom, dan loop ik om want ik wil hem niet tegenkomen.
Als ik in een bepaalde omgeving kom, dan voel ik me op een bepaald manier en heb ik
bepaalde gedachten, waardoor je je op een bepaald manier gaat gedragen.
Beslisregels die ervoor zorgen dat er een bepaalde uitkomst is (bijv: vermijdingsgedrag etc)
Vervolgens; gevoelens, gedachten en gedragingen → (6) leiden tot een bepaalde
1. Perceptie van de omgeving: mate waarin iemand de omgeving ziet als irritant of fijn en je
dus bepaalde selectie van een omgeving maakt (in deze omgeving wil ik bv niet zijn, dus
ik loop een rondje andere omgeving)
2. Evocatie: oproepen van bepaald gedrag in bepaald omgeving
3. Manipulatie: mate waarin iemand het gedrag van anderen manipuleert om te zorgen dat
de omgeving/dat voldoet aan zijn eigen wensen.
actieve manier om omgeving te veranderen
Adaptatie (7): het zou kunnen dat iemand zichzelf aanpast en besluit op een andere manier met die
omgeving om te gaan → probeert zichzelf dus te veranderen, dus zelfs eventueel zijn persoonlijkheid
, probeert te veranderen.
Al deze elementen hebben te maken met persoonlijkheid; interactie met de omgeving
Moet de elementen van de omgeving en persoonlijkheid weten
Moet de onderliggende mechanismen weten en hoe deze de omgeving/persoon zelf
veranderen.
Gaat over individuele verschillen tussen mensen op bepaalde eigenschappen
INDIVIDUELE VERSCHIL MAKEN TUSSEN; PERSOONLIJKHEID
Fysieke individuele verschillen: lengte, aantrekkelijkheid, kleur haar etc
Psychologische individuele verschillen:
o Intellectueel: kennis, vaardigheden, talenten etc.
o Niet-intellectuele (niet over cognitieve vaardigheden)
→ Fleeting/kortstondige: emoties, gevoelens ⇒ NIET over persoonlijkheid
→ Enduring/langdurige
- Specifiek: gewoonten, attitudes (wanneer je je tandenpoetst, hoe je
je haar kamt) -> vertoning bijzonder gedrag als het ware
- Algemeen: persoonlijkheid
Het gaat dus over: algemeen langdurige niet -intellectuele psychologische individuele verschillen.
Onderscheid maken tussen: hoe specifieke of algemene langdurige niet-int psy. ind. vers.
en tussen specifieke of algemene langdurige intellectuele psy. ind. vers.
Het een kan in verband staan met het ander:
o Bepaald persoonlijkheid = bep. temperament = bepaald karakter/gewoontes/attitudes
Persoonlijkheidsexpressie/expressie eigenschappen verschillen per cultuur
MANIER 1 ERNAAR KIJKEN:
Temperament en talent → waarvan men denkt dat het meer een
biologische inslag heeft.
In het midden staan meer de dingen die meer in de kant van
nurture staan.
Daar tussen in staan: persoonlijkheid en intelligentie en onder
specifiek staan een aantal woorden die met die woorden te
maken hebben Ene vorm waarbij ind. vers. tussen mensen
worden uitgedrukt...
MANIER 2 ERNAAR KIJKEN
Persoonlijkheidstrekken Hiërarchie = waarbij mensen bepaalde eigenschappen hebben en obv die
eigenschappen bepaalde gedragingen vertonen.
Omdat ze bepaalde gedragingen vertonen hebben ze bepaalde eigenschappen.
Eigenschappen gerangschikt adv hierachie, bv. conscientieusheid
Domein/Factor hoogste orde trek/trade (meest
algemene) = consciëntieusheid
Facetten van trait lage orde trekken (omvatten het) =
ijver en ordelijkheid
Gecontextualiseerde facet hoe expressie van elk
facet is in bep. context = dmv. vragen
Gedragingen die mensen kunnen vertonen als ze
ijverig zijn op school of op werk: specifieke
elemtenten/gedragingen binnen context
TERUG NAAR MISCHEL: bestaat persoonlijkheid?
Eerder Walter Mischel: persoonlijkheid bestaat niet (zwakke verbanden studie). Het boek dat hij
hierover geschreven heeft grote impact gehad op de persoonlijkheidspsychologie, omdat tot jaren
80 weinig gedaan aan de persoonlijkheidspsychologie (want bestond zogenaamd niet)
Werd gezien als iemand die onderzoek “tegen zat” (kritiek toen Jack Block prijs kreeg)
Aanvulling op eerder onderzoek (1968) → nog een onderzoek door Walter; in 1982.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur foudejans4. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.