Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting inleiding tot de psychologie (boek: Wie is de homo sapiens?) €6,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting inleiding tot de psychologie (boek: Wie is de homo sapiens?)

10 revues
 616 vues  29 fois vendu

Dit is de samenvatting van het boek en de powerpoints van het vak inleiding tot de psychologie

Aperçu 10 sur 84  pages

  • Inconnu
  • 1 août 2017
  • 84
  • 2016/2017
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (1)

10  revues

review-writer-avatar

Par: valentinacoolen • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: sayananadyrova11 • 4 année de cela

review-writer-avatar

Par: noravandenboer • 5 année de cela

reply-writer-avatar

Par: ann-sophielenaerts • 5 année de cela

Traduit par Google

Réponse supprimé par l'utilisateur

review-writer-avatar

Par: mhgb2 • 5 année de cela

review-writer-avatar

Par: mathijsboey • 6 année de cela

review-writer-avatar

Par: camilledams • 6 année de cela

review-writer-avatar

Par: audrictennis • 6 année de cela

Afficher plus de commentaires  
avatar-seller
ann-sophielenaerts
Inleiding tot de psychologie
Psychologie is de wetenschappelijke studie van het gedrag en alle factoren die het gedrag beïnvloe-
den.

 Psyche  wat er in ons brein omgaat: niet observeerbaar; omvat drijfveren, waarden en
voorkeuren; reduceerbaar tot neurale activiteit; bepaald wie we als mens zijn
 We zijn sociaal en intelligent. Verstandig genoeg om samenwerking productief te maken. Sa-
menwerking geeft synergie.
 Door sociaal zijn en intelligent zijn, hebben we de hele wereld veroverd
 Een studie van het gedrag kan niet losgekoppeld worden van:
o De ecologie van die soort (welke niche)
o De evolutionaire geschiedenis van de soort
o Een studie van de hersenen (neurowetenschappen)
 Niche = ecologie

1 Inleiding: het ontstaan van de wetenschappelijke psychologie
1.1 Een beetje geschiedenis
Onze gedachten komen vanuit 2 complementaire stromingen:

 Rationalisme (Socrates): denken en logica (wiskundige modellen als verklaringsgrond)
 Empirisme (Aristoteles): enkel kennis vergaren via ervaring en observatie
  data en theorie zijn beide noodzakelijk om tot een evenwichtige wetenschappelijke ver-
klaring te komen

In de 15de eeuw was het contrast tussen rationalisme en empirisme ook heel duidelijk:

 René Descartes: rede en reflectie belangrijker dan empirie in het ontdekken van absolute
waarheden. Zintuigelijke ervaringen waren onvoldoende om wetenschappelijke kennis te be-
reiken. Constant gefopt door zintuigen  alles in twijfel trekken, enkel eigen denken niet.
Lichaam en hersenen werken mechanistisch (ziel niet). Hersenen staan in voor logisch rede-
neren door reactie op zintuiglijke impulsen.
 John Locke: mensen geboren zonder voorkennis en ideeën. Kennis ontstaat door continue
observaties en opbouwen van ervaringen. Menselijke geest wordt volledig gevuld door empi-
rie die indrukken schept en ideeën creëert.

Psychologie ontstond uit interesse voor het menselijk bewustzijn. De wetenschappelijke psychologie
ontstond ongeveer 100 jaar geleden door de filosofische kijk op het bewustzijn te benaderen met
een fysiologische methodologie.

,Wilhelm Wundt William James
Bestudeert de onderdelen van het bewustzijn via intro- Bestudeert het bewustzijn in zijn geheel,
spectie. Psychofysica het bewustzijn stroomt
Structuralisme: Functionalisme:
 Focus: het analyseren van de componenten  Focus: onderzoek naar de func-
van het bewustzijn ties of doelen van het bewust-
 Experimenteel, systematische en objectieve zijn
observaties van bewuste ervaringen  Invloed van het Darwinisme, het
bewustzijn heeft overlevings-
waarde




B.F.Skinner - Behaviorisme Sigmund Freud – Psychoanalyse
Bestudeert enkel het observeerbare gedrag. Al het ge- Terug bewustzijn in de psychologie maar
drag was een respons op een prikkel. Alles is aange- ook het onderbewustzijn. Heel deel van
leerd, vrije wil is een illusie. Je kan mensen alles laten ons gedrag is onbewust. Bestudeert ook
doen als je ze maar op een gepaste manier straft en de onbewuste drijfveren van het gedrag.
beloont. Het onbewuste is soms zichtbaar in dro-
men en versprekingen.




Carl Rogers -Humanisme
Tegen behaviorisme (inspiratie bij dieren en niet bij
mensen). Belangrijke eigenschappen: motivatie om
onszelf te ontwikkelen en zelfbeeld. Geen slaaf van ex-
terne prikkels maar we beschikken zelf over unieke,
menselijke vrijheid. “Op zijn best is het leven een soe-
pel proces waarin niets onveranderd blijft.”

,1.2 Actuele benaderingen van het gedrag en het opkomen van neurowetenschappen
Biologische benadering Cognitieve benadering
Gedrag kan verklaard worden aan de hand van Begrijpen hoe informatie vergaard, opgeslagen
de onderliggende anatomie en biochemische en verwerkt wordt. Aan de hand van gedragsex-
processen. Verschillen tussen mensen aan de perimenten. Duidelijke link tussen bewustzijn
hand van genen + hoe hersenen werken en geheugen. (cognitie = bewustzijn)
Socio-culturele benadering Evolutionaire benadering
Gedragspatronen zijn afhankelijk van de socio- Gedragspatronen zijn het resultaat van evolutie
culturele context. Hofstedes interculturele ma- door natuurlijke selectie en dienen om adap-
nagement studie. Dubbel nationaliteiten = dub- tieve problemen op te lossen. Goede genen
bel identiteiten. naar volgende generatie. (vb. mannen beter
ruimtelijk inzicht voor jagen, vrouwen beter ge-
heugen voor planten en bessen)

Als we als mens intelligent zijn, zouden we rationeel moeten denken maar dit is niet altijd  nieuwe
stroming die onderzoekt waar irrationeel gedrag vandaan komt. Als er ogen ergens op staan (vb.col-
lectebus) , kan je meer geld ophalen dan zonder ogen (ogen=observeren guller, ethischer, meer
hulpvaardig beter resultaat )

1.3 Waarom Psychologie en neurowetenschappen voor economen?
1. Begrip voor economische anomalieën
 Afkeer voor onrechtvaardigheid  rechtssysteem. Homo economicus zou dit nooit doen.
 Vertrouwen (in bank). Homo economicus kan geen vertrouwen hebben. Geen transacties
zonder wederzijds vertrouwen.
 Belang van normen
2. Psychologie in de bedrijfskunde
 ‘Human resources’: onderdeel van de organisatie dat de noden van werknemers en werkge-
vers optimaal op elkaar afstelt.
 Elton Mayo: experimenten met optimale lichtintensiteit die productiviteit moest maximalise-
ren. Positieve resultaat hetzelfde bij hoger en lagere lichtniveaus.  conclusie: hogere pro-
ductiviteit door positieve verwachtingen door observatie. Dit fenomeen = het Hawthorne-
effect.
3. Niets is zo praktisch als een goede theorie
 Heeft linken met ecologie, biologie,…  domein overschrijdend
o Controlegevoel: voorspellingen. Controle van omgeving  beter doen. Controlever-
lies  slechter doen.
o Rattenexperiment: controlegevoel veranderen door elektrische schok. 3 groepen rat-
ten: zonder elektrische schok, elektrische schok die gestopt kan worden met een
hendel, elektrische schok die niet
zelf gestopt kan worden maar
door de rat met de hendel 
evenveel elektrische schok. 2de
groep leeft even lang als zonder
elektrische schok, 3de groep krijgt
kanker.
 Ook bij mensen is dit zo.

,o Controleverlies draagt bij tot:
 Medisch: aangeleerde hulpeloosheid
 Maatschappelijk: gevangenisstress, passievere houding van daklozen en
werklozen
o Controlegevoel draagt bij tot:
 Medisch: minder gezondheidsproblemen
 Economisch: succesvolle CEO’s, productievere werknemers

,2 De wetenschappelijke methode
2.1 De wetenschappelijke methode
Het uitgangspunt van de wetenschappen is dat er algemene wetmatigheden bestaan die via een ob-
jectieve methode kunnen achterhaald worden. Een wetenschappelijke theorie bestaat uit een set
van verklarende ideeën die gebruikt kan worden om hypothesen uit af te leiden en voorspellingen te
maken. Een theorie wordt ondersteund door empirische feiten. In de psychologie zoeken we wetma-
tigheden om verklaringen te vinden voor gedrag. (geen speculatieve verklaringen voor hic et nunc
gedrag)

Eigenschappen van wetenschappen:

 Operationeel: het moet oplosbaar zijn
 Systematisch en empirisch vastgesteld: concreet, objectief, vaak contra-intuïtief
 Falsifieerbaar zijn: het moet ontkrachtbaar zijn
 Raakpunten met bestaande theorieën: nieuwe theorie kan oude verbeteren zonder ze teniet
te doen
 Spaarzaamheid: kiezen voor de verklaring die het minst complex is
 4 gevolgen:
o Contra-intuïtief: spreekwoorden zijn correct nadat er iets gebeurd is en niet op voor-
hand
o Goede hypothesen zijn vruchtbaar: ze leiden tot nieuwe vragen en hypothesen die
getoetst kunnen worden  Wetenschappen bouwen voort op zichzelf
o Goede verklaringstheorieën passen in coherente bestaande theorieën
o Plausibele theorieën zijn (voorlopig) door geen enkel feit tegengesproken  Elke we-
tenschappelijke theorie is maar voorlopig waar

2.2 Praktische stappen in het verrichten van wetenschappelijk onderzoek
 Inductie: theorie opstellen op basis van empirische observaties  algemene regel opstellen
adh van individuele observaties vb. Charles Darwin. Je weet niet of deze theorie correct is.
 Deductie: hypothese met empi-
rische data toetsen om theorie
te bevestigen/aan te vullen: be-
gint met een stelling  gevallen
bestuderen of het klopt of niet
(meeste van de wetenschappen
functioneert zo)

2.3 Beschrijvend versus experi-
menteel onderzoek
Voorbeeld
Beschrijvend = data verzame- Observaties Wanneer gedragen mensen zich agressief op
len, geen oorzaak vaststellen het werk?
Case studies Medische geschiedenis rond het agressief ge-
drag van een psychopaat

, Correlaties Men peilt naar mogelijk agressief gedrag door
(vb. enquêtes) mensen te bevragen in hypothetische situaties
Experimenteel = oorzaak - ge- Wat is het effect van televisie op agressief ge-
volg drag van mensen?


Correlaties:

 Een relatie tussen 2 variabelen wordt uitgedrukt met een correltiecoëfficiënt
 De coëfficiënt is een cijfer tussen -1 en +1  kan negatief of positief zijn
 Hoe sterker de relatie, hoe meer het nummer +1 of -1 ligt nadert
 Correlatie impliceert geen causatie

Experimenteel onderzoek:

 Hoe verandert Y (de afhankelijke variabele) in functie van X (de onafhankelijke variabele)
 Om oorzaak en effect relaties vast te stellen vergelijkt men een experimentele (gemanipu-
leerde) groep met een controle (niet-gemanipuleerde) groep

Algemene onderzoeksvraag: is er een cau-
saal verband tussen ‘sociaal zijn’ en intelli-
gentie?

Hypothese: een gevoel van uitsluiting tast
het denkvermogen aan



Future alone groep heeft minder juiste
antwoorden en poogt minder antwoorden
dan beide andere groepen. De resultaten
houden stand als men controleert voor
gemoed




Variaties in experimentele designs (BELANGRIJK!!!)

 Meerdere afhankelijke variabelen: laat toe om een vollediger beeld te hebben van de onaf-
hankelijke variabele
 Meerdere onafhankelijke variabelen: laat toe om de aard van de interactie tussen de variabe-
len te ontdekken. Geeft een realistischer beeld van gedrag weer.(uitsluiting + persoonlijk-
heid)

Persoonlijkheid
Uitsluiting: extravert Geen uitsluiting: extravert
Context
Uitsluiting: introvert Geen uitsluiting: introvert

, Hypothese: uitsluiting heeft enkel invloed op intel-
ligentiescore van extraverte personen

Bij 2B wel interactie-effecten: introverten doen het
beter bij uitsluiting en extraverten slechter bij uit-
sluiting




2.4 Onderzoek evalueren
 Betrouwbaarheid: leveren verschillende meetinstrumenten hetzelfde resultaat  verschil-
lende keren dezelfde test afleggen en zien of het steeds hetzelfde resultaat geeft
 Validiteit: geeft de data weer wat de studie beoogt te meten (vb. omtrek van hoofd voor in-
telligentie)
 Convergentie: leveren verschillende studies dezelfde resultaten? (meta-analyse)  studie
uitvoeren op verschillende manieren
 Vertekening: zijn er alternatieve verklaringen voor de
resultaten?
o Placebo effect
o Regressie naar het gemiddelde: altijd fluctua-
ties rond het gemiddeld

,3 Neurowetenschappen
Heel hoofdstuk lezen, ppt + notities kennen

Gedrag = reactie op een prikkel



Flexibiliteit in informatieverwerking laat toe om te leren uit ervaring en om een reactie uit te stellen
of aan te passen aan veranderende omgevingen.

3.1 Werking van het zenuwstelsel
Genen coderen voor eiwitten  eiwitten als structurele
elementen (anatomie) of als communicatiemiddel zodat or-
ganen met elkaar kunnen communiceren (hormonen of ze-
nuwstelsel)




3.1.1 Het zenuwstelsel/de neuron
 Integreert externe en interne prikkels en genereert een response
 Hardware (structuur):
o Neuronen (heel verscheiden van vorm)
 Soma = cellichaam (integratie)
 Dendriet (input)
 Axon (output, transmissie)
 Software (communicatiemiddelen):
o Neurotransmitters
 Autonomisch zenuwstelsel: zenuwstelsel waar je heel weinig con-
trole over hebt.
 Somatisch zenuwstelsel: afferente (van spieren naar hersenen), efferente (van hersenen naar
spieren).
Myeline schede: omhulsel rond de axon als iso-
latie, verhoogt geleidbaarheid axon.

Eindknop (terminale knop): verdikking aan uit-
einde axon waar neurotransmitters opgebor-
gen zijn in blaasjes en vrijgelaten worden in
kloof tussen 2 neuronen.

3.1.2 De actiepotentiaal
Op het membraan is een Na+K+- pomp aangebracht zodat 3 Na+-ionen naar buiten worden gevoerd in
ruil voor 2 K+-ionen. K+ zit vooral binnen de cel en Na+ vooral buiten de cel.

,In rust is het membraan 100 keer meer toelaatbaar
voor K+ dan voor Na+. Wanneer neuron gestimuleerd
wordt door een prikkel wordt het membraan tijdelijk
meer doorlaatbaar voor Na+.Als de zenuwprikkel de cel
zodanig stimuleert dat de membraanpotentiaal een
drempelwaarde bereikt (door influx van Na+ is de bin-
nenkant van de cel veel minder negatief vergeleken
met de buitenkant), treedt er een actiepotentiaal (=
kortstondige maar duidelijke ommekeer in de potenti-
aal van de cel = depolarisatie). De membraanpotenti-
aal wordt positief. De actiepotentiaal beweegt zich voort langsheen het axon. Onmiddellijk na het
afvuren van een actiepotentiaal, heerst er een refractaire periode waarin geen nieuwe actiepotenti-
aal uitgelokt kan worden omdat het membraanpotentiaal nog steeds te hoog is.

3.1.3 De synaps
Synaps = verbinding tussen 2 neuronen. In het presy-
naptisch neuron: eindknop van axon, in post-synaptisch
neuron: begin van aangrenzende dendriet. In eindknop:
actiepotentiaal omgezet in chemische boodschap die
van presynaptisch neuron via synaptische spleet naar
post-synaptisch neuron. Dit proces = neurotransmissie.
Als actiepotentiaal eindknop bereikt, stimuleert het
blaasjes met neurotransmitters om naar celmembraan
te migreren, ermee samenvloeien en inhoud in synapti-
sche spleet vrijlaten. Daar binden neurotransmitters
zich met specifieke receptoren in post-synaptische cel.

3.2 Neurotransmitters
 Fundamentele grondleggers van het gedrag
 Bepalen verloop van informatiestroom in hersenen door IPSP en EPSP (inhiberende of excite-
rende potentiaalverandering) te veroorzaken in post-synaptische cellen
 Neuronen in de hersenen vormen neurale netwerken. Deze bestaan uit 1 of meerdere neuro-
transmitter circuits.

Acetylcholine Beweging (Curare (gif voor verlamming) is antagonist en kan binden met Ach-re-
(Ach) ceptoren en ze zo blokkeren)
Dopamine Beweging (Parkinson door afsterven neuronen met dopamine)
(DA) Motivatie/leerprocessen
Aandacht (te laag dopaminegehalte  ADHD)
Norepi- Gemoedstoestand
nephrine (NE) Opwinding
Serotonine Slaap, eetlust, agressie
Gemoedstoestand (antidepressiva verhindert afbraak van serotonine)
Endorphine Pijnstillend/ positieve emoties (=natuurlijke pijnstillers van ons lichaam)
Oxytocine Voortplanting (begin bevalling + melkproductie) Komt vrij wanneer baby zoogt 
band tussen moeder en kind versterken.

, Sociaal gedrag (wekt vertrouwen bij mensen die je goed kent maar ook wan-
trouwen bij vreemde mensen
 Psycho-actieve middelen (hallucinogenen, opiaten, kalmerende en stimulerende drugs) wer-
ken in op de neurotransmitter activiteit in de synaps
 Uiteindelijk effect is een verhoogde activiteit in het domaninergische ‘beloningsnetwerk’
(verbindt hersenstam met frontale cortex)
 Het beloningsnetwerk stuurt gedrag dat de oorspronkelijke stimulatie ervan herhaalt
 Kan verslaving tot gevolg hebben

3.3 Organisatie van het zenuwstelsel




Sympathisch Parasympathisch
Pupillen groot, droge mond, verhoogde ademhaling, ver- Pupillen klein, speekselproductie, ver-
hoogde hartslag, vrijlating adrenaline bijnier, spijsverte- minderde ademhaling, vertraagde
ring geblokkeerd, urineblaas geledigd, kippenvel, zweet- hartslag, spijsvertering gestimuleerd (=
klieren actief (fight or flight response: in noodsituaties) calorieën besparen en opsparen)


3.4 De anatomie van de hersenen
3.4.1 Het triune hersenmodel
Paul McClean: simplistische weergave

 Hersenstam en cerebellum  reptielen-
brein: zorgt voor vitale functies
 Limbisch systeem  zoogdierenbrein: emo-
ties, motivatie en geheugen
 Neocortex (cerebrum)  primatenbrein:
abstract denken en complex redeneren. Meest recente geëvolueerde deel van hersenen.
Grootste en meest ontwikkeld bij de mens.

3.4.2 Belangrijke hersendelen
Hersenstam vormt onmiddellijk verlengde van ruggen-
merg en bestaat uit aantal celgroepen (onder meer de
medulla oblongata). Zorgt voor controle van hartslag en
ademhaling. Cyclus van slaap en alertheid wordt daar ge-
regeld. Verwondingen aan medulla oblongata hebben
onmiddellijke dood tot gevolg.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ann-sophielenaerts. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

67474 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,99  29x  vendu
  • (10)
  Ajouter