OPGAVEN EN OPLOSSINGEN
MONITORATEN
GRONDWETTELIJK RECHT EN
STAATSRECHT
1
,Voorbereiding monitoraat I - Hiërarchie der rechtsnormen
Te kennen pagina’s.:
Handboek “Grondwettelijk recht” van professor Sottiaux, p. 71-102.
Praktische afspraken
- Kom voorbereid naar het monitoraat: bestudeer de leerstof grondig en maak de
oefeningen die vooral op Toledo gepost worden.
- In het monitoraat krijg je nog extra oefeningen. Deze mogen mee naar huis genomen
worden
- Er wordt actieve deelname verwacht
- Bij vragen: collectieve sessies / per e-mail/ individuele bespreking
- Het volstaat niet om te slagen dat je enkel de thema’s van de monitoraten kent, de
vragen komen uit de gehele cursus, maar over deze thema’s zullen wel zeker
examenvragen worden gesteld.
Oefeningen
Opgave – Duid telkens aan of de stelling juist of fout is en verduidelijk waarom. (Vermeld ook of
het gaat om rechtstreekse toepasselijkheid, voorrang of directe werking):
1. Volgens het monistische stelsel verwerft een regel van internationaal recht pas de status van
geldig recht in de nationale rechtsorde nadat ze is omgezet door een regel van nationaal
recht.
Fout, dit is zo volgens het dualistische systeem
Een regel van internationaal recht heeft onrechtstreekse validatie bijvoorbeeld door een
omzettingswet. Volgens het monistische systeem daarentegen is die tussenstap daarentegen
niet nodig: een bindend internationaal verdrag maakt automatisch deel uit van de nationale
rechtsorde. Er is sprake van een rechtstreekse validatie of rechtstreekse toepasselijkheid
(direct applicability). Daartoe is uiteraard wel vereist dat het verdrag geldig is tot stand
gekomen is in de nationale en internationale rechtsorde. Volgens sommige auteurs
impliceert de monistische opvatting dat de nationale en internationale rechtsordes één
geheel vormen en dat volgens het dualistische model de internationale en nationale
rechtsorde gescheiden blijven. Deze ordes verschillen dan ook eens onderling erg: in de
internationale rechtsorde staan de staten en andere volkenrechtelijke subjecten tegenover
elkaar, terwijl de nationale rechtsorde de binnelandse betrekkingen tussen de overheid en
de rechtshorigen en tussen de rechtshorigen onderling regelt.
2. De uitdrukking ‘Bundesrecht bricht Landesrecht’ wordt gebruikt wanneer de federale en
deelstatelijke rechtsnormen in een federale staat gelijke rechtskracht hebben.
Fout, in de uitoefening van de gedeelde of concurrerende bevoegdheden geldt deze regel.
Deze stelt dat er voorrang wordt verleend aan de federale norm op deelstatelijke norm.
Zowel de Duitse als de Amerikaanse grondwet bevatten een duidelijke regel in die zin
2
, 3. In het arrest Honeywell achtte het Duitse Bundesverfassungsgericht zich bevoegd om te
oordelen of de Europese instellingen hun bevoegdheden niet te buiten zijn gegaan.
Juist. Uit Honeywill acht het Bundesverfassungsgericht zichzelf bevoegd om ultra vires
controle uit te oefenen op handelingen van de instellingen van de Europese Unie, maar
belangrijk hierbij te nuanceren is dat het Hof zich terughoudend zal opstellen aangezien het
Hof van Justitie op grond van Artikel 19 VEU de taak heeft het Verdrag toe te passen en uit te
leggen. Het is dus in de eerste plaats aan hen de grenzen van de toegekende bevoegdheden
uit te spreken. Het Duitse Grondwettelijk Hof zal slechts een bevoegdheidscontrole
doorvoeren wanneer de handelingen van de Europese instellingen manifest de aan de Unie
toegewezen bevoegdheden te buiten gaan. Het moet met andere woorden om een
“voldoende gekwalificeerde” schending gaan.
Opgave
Op 25 juni 1998 werd op de Vierde Ministeriële Conferentie “Environment for Europe” in
Aarhus het “Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en
toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden” (kortweg Verdrag van Aarhus)
ondertekend.
Het Verdrag werd door België geratificeerd op 21 januari 2003. ( = Een Internationaal
verdrag)
De preambule bij dit verdrag luidt als volgt:
“Erkennend dat adequate bescherming van het milieu van wezenlijk belang is voor
het welzijn van de mens en het genot van de fundamentele mensenrechten,
waaronder het recht op leven zelf,
Tevens erkennend dat een ieder het recht heeft te leven in een milieu dat passend is
voor zijn of haar gezondheid en welzijn en de plicht heeft, zowel individueel als
tezamen met anderen, het milieu te beschermen en te verbeteren in het belang van
de huidige en toekomstige generaties,
Overwegend dat, om dit recht te kunnen doen gelden en deze plicht te kunnen
vervullen, burgers toegang tot informatie, recht op inspraak in de besluitvorming en
toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden moeten hebben, en in dit
verband erkennend dat burgers bijstand nodig kunnen hebben om hun rechten uit te
oefenen, (...)
Zich ervan bewust dat het aannemen van dit Verdrag ertoe zal bijdragen deze
doelstellingen te bereiken”
Artikel 9 van dit verdrag bepaalt het volgende:
3
,“1. Elke Partij waarborgt, binnen het kader van haar nationale wetgeving, dat een
ieder die meent dat zijn of haar verzoek om informatie ingevolge artikel 4
veronachtzaamd, ten onrechte geheel of gedeeltelijk afgewezen of anderszins niet
beantwoord is in overeenstemming met de bepalingen van dat artikel, toegang heeft
tot een herzieningsprocedure voor een rechterlijke instantie of een ander bij wet
ingesteld onafhankelijk en onpartijdig orgaan.
(...)
2. Elke Partij waarborgt, binnen het kader van haar nationale wetgeving, dat leden
van het betrokken publiek (...) toegang hebben tot een herzieningsprocedure voor
een rechterlijke instantie en/of een ander bij wet ingesteld onafhankelijk en
onpartijdig orgaan, om de materiële en formele rechtmatigheid te bestrijden van enig
besluit, handelen of nalaten vallend onder de bepalingen van artikel 6 en, wanneer
het nationale recht hierin voorziet en onverminderd het navolgende derde lid, andere
relevante bepalingen van dit Verdrag.
(...)
3. Aanvullend op en onverminderd de in het voorgaande eerste en tweede lid
bedoelde herzieningsprocedures, waarborgt elke Partij dat leden van het publiek,
wanneer zij voldoen aan de eventuele in haar nationale recht neergelegde criteria,
toegang hebben tot bestuursrechtelijke of rechterlijke procedures om het handelen
en nalaten van privé-personen en overheidsinstanties te betwisten die strijdig zijn
met bepalingen van haar nationale recht betreffende het milieu.
4. Aanvullend op en onverminderd het voorgaande eerste lid, voorzien de in het
voorgaande eerste, tweede en derde lid bedoelde procedures in passende en
doeltreffende middelen, met inbegrip van, zo nodig, een dwangmiddel tot
rechtsherstel en zijn zij billijk, snel en niet onevenredig kostbaar. Beslissingen
ingevolge dit artikel zijn schriftelijk of worden schriftelijk vastgelegd. Beslissingen van
rechterlijke instanties, en waar mogelijk van andere organen, zijn voor het publiek
toegankelijk.”
(...)”
4
, Monitoraat II–Kenmerken van de Belgische staatsinrichting
Te kennen leerstof:
- rnrs 102-108; 701-703: volksraadpleging
- rnrs 181-201: einde federale en deelstatelijke zittingsperiode
- rnrs 215-238: parlementaire onschendbaarheden
- rnrs 337: politieke verantwoordelijkheid
- rnrs 183-195; 344-356: moties van wantrouwen en vertrouwen
- rnrs 357-377: onderzoeksrecht
- rnrs 418-419; 440-442: benoeming regering
- rnrs 478-488: regeringsontslag
- rnrs 489-497: lopende zaken
- rnrs 498-507: onschendbaarheden regering
OEFENING 1
PARLEMENTAIRE ONVERANTWOORDELIJKHEID
ART 58 GW
<-> PARLEMENTAIRE ONSCHENDBAARHEID = ART 59 GW
Dries Van Langenhove richtte in 2017 de studentenbeweging Schild&Vrienden op die
wilde staan voor een ‘positief’ nieuw Vlaams-conservatisme met anti-
migratiestandpunten. Sinds de ‘Pano’-reportage in september 2018, waarin het
magazine van de VRT na maandenlange infiltratie heel wat gesprekken uit de geheime
chatgroepen van Schild&Vrienden openbaar maakte, ligt de heer Van Langenhove
onder vuur voor de radicale en soms ronduit racistische standpunten en memes die door
de leden gedeeld werden. Ook tips over schietlessen, wapenvergunningen en wapens
werden er gedeeld. Van Langenhove is daarna ook effectief in verdenking gesteld door
het parket van Oost-Vlaanderen.
Stel dat na het zien van de ‘Pano’-reportage enkele parlementsleden besluiten om een
parlementaire onderzoekscommissie op te richten om te onderzoeken hoe sociale media
omgaat met politieke propaganda en of er wel voldoende opgetreden wordt tegen hate
speech op het internet.
5