Dit is een volledige begrippenlijst die essentieel is voor het leren van de landelijke kennisbasistoets Nederlands. Voor elke PABO verplicht.
Dit document bevat een volledige begrippenlijst met alle begrippen die je moet weten voor de LKT toets. Van domein 1 t/m domein 9 is alles beschreven.
Begrippenlijst LKT Nederlands
Boek: basiskennis taalonderwijs
Hoofdstukken:
o Domein 1: mondelinge taalvaardigheden
o Domein 2: woordenschat
o Domein 3: beginnende geletterdheid
o Domein 4: voortgezet technisch lezen
o Domein 5: begrijpend lezen
o Domein 6: stellen
o Domein 7: jeugdliteratuur
o Domein 8: taalbeschouwing
o Domein 9: spelling
1
,Hoofdstuk 1 Mondelinge taalvaardigheid
Theorieën over taalverwerving:
o Behaviorisme: kinderen leren taal door imitatie. De meest frequente
woorden, worden als eerst geleerd. Goedkeuring van ouders speelt een
belangrijke rol.
o Creatieve constructietheorie: kinderen beschikken over een
aangeboren taalvermogen, waarmee ze op een creatieve manier zinnen
kunnen opbouwen. De volgorde wordt bepaald door de biologische rijping.
o Interactionele benadering: men benadrukt dat het taalaanbod van de
omgeving en de interactie tussen een kind en andere sprekers belangrijk is
bij het leren van de taal.
In het taalverwervingsproces onderscheiden we de perioden:
1. Prelinguale periode: 0-1 jaar. Voor de eerste woordjes, nog geen taal.
a. Fase 1 = huilen (tot 6 weken)
b. fase 2 = vocaliseren (tot 4 maanden)
c. fase 3 = vocaal spel (tot 7 maanden)
d. fase 4 = brabbelen (vanaf 6 maanden)
2. Linguale periode
a. Vroeglinguale periode (1 - 2,5 jaar. Brabbelen wordt betekenisvol,
geen concrete uitspraak, een/ twee en meerwoordzinnen. 500
woorden op 2e verjaardag)
b. Differentiatiefase (2,5 - 5 jaar. Morfologie + pragmatiek. 1000
woorden op 3e verjaardag. Overgeneralisatie)
c. Voltooiingsfase (5-9 jaar. Niet veel nieuwe woorden. 5-6 jaar =
3000 actieve woorden en 6000 passieve woorden. Morfologie +
syntactisch. Veel foutieve zinnen verdwijnen in groep 3)
Overgeneralisatie: wanneer je een regel toepast in alle gevallen
o Voorbeeld: het zijn kinderen – dus ook zolderen (i.p.v. zolders)
Tweedetaalverwerving:
o Simultane taalverwerving: voor het derde levensjaar beginnen met het
aanleren van de tweede taal.
o Successieve taalverwerving: na het derde levensjaar beginnen met het
aanleren van de tweede taal. Je leert met kennis uit je eerste taal. Tweede
taal wordt beïnvloed.
o Interferentiefouten: voort komen uit de verschillen tussen eerste en
tweede taal (klanken en lidwoorden).
Spreekstrategieën:
o Oriënteren op spreekdoel
o Oriënteren op het onderwerp en het inzetten van eigen kennis
o Oriënteren op het soort spreektaal
o Oriënteren op het publiek of de gesprekspartners
o Reflecteren op de spreektaak
o Monitoren van de spreektaal
o Evalueren van de spreektaal
2
, Luisterstrategieën:
o Globaal luisteren: globaal alles volgen, begrijpen van de informatie,
begrijpend luisteren.
o Intensief luisteren: alle details in je opnemen, volledig beeld krijgen.
o Kritisch luisteren: mening vormen, beoordelen waar of niet waar, vragen
stellen.
o Gericht luisteren: geïnteresseerd, als je iets wilt weten.
Spreekdoelen:
o Informeren: feitelijke informatie overbrengen.
o Amuseren: vermaken, boeien of ontroeren van lezers.
o Instrueren: spreker wilt iets uitleggen of verduidelijken.
o Overtuigen: spreker wilt luisteraar overhalen van een standpunt of
mening.
Luisterdoelen:
o Iets te weten willen komen.
o Een bepaald gevoel willen ondergaan.
o Zich een mening willen vormen.
o Een bepaalde handeling willen uitvoeren.
o Een spel mee willen spelen.
Actief luisteren: maximaal inzetten om de spreker te volgen en te begrijpen.
Gesprekssoorten:
o Monoloog: 1 actieve spreker.
o Dialoog: 2 personen als spreker, om de beurt.
o Groepsgesprek: 2+ personen als spreker, beurtelings.
Luistervaardigheid: betekenis koppelen aan klanken. De luisteraar moet
beschrijvingen volgen, gevoelens en meningen begrijpen, inhoud interpreteren
en uitleg volgen.
Sociale taalfunctie: betrekking op interactie.
Cognitieve taalfunctie: verwijzen naar betekenis.
Tekstrelaties:
o Vraag-antwoord
o Chronologisch (en toen)
o Voorbeelden
o Vergelijken (maar)
o Middel-doel (want)
o Voorwaardelijk (als)
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur biancakoster. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.