Methoden
Deel 1: Achtergrond van kwalitatieve methoden
Hoofdstuk 1: Wat is kwalitatief onderzoek en was het verborgen?
Wat maakt conclusies uit wetenschappelijk onderzoek anders dan andere kennisclaims?
• Manier waarop kennis tot stand komt, de methodologie
• De methode voldoet aan wetenschappelijke kwaliteitscriteria:
1. Transparantie: Precies weten hoe je aan die kennis komt
2. Peer review: onderzoek kritisch kunnen nakijken, onderzoek repliceren en zelfde
resultaten of eventueel andere bekomen
3. Mee kunnen beoordelen of de conclusies legitiem zijn
4. Psycholoog moet vertrouwt zijn met wetenschappelijke methoden om (1),
psychologische kennis kritisch te beoordelen (2) verantwoord te gebruiken en (3)
eventueel zelf onderzoek te doen
1. Wat is kwalitatief onderzoek?
Definiërende karakteristieken (Denzin en Lincoln)
1. ‘Rijke data’: weinig vaste structuur of selectie vooraf
- Vooral rijke en diepe beschrijving (→ kwantitatief sterk ingeperkt)
- Niet gestandaardiseerd of op voorhand vastgelegd wat gecodeerd moet worden
- Open ipv gesloten vragen
2. Perspectief van het individu: betekenis van de ervaring → insiderperspectief
3. Natuurlijke settingen: belang van context → bepaalt perspectief individu
- Kenmerken van het dagelijkse leven = ECOLOGISCHE VALIDITEIT!
- Interessen in persoonlijke belevenis → bekijken in natuurlijke habitat
4. Nee tegen positivisme en dus gebruik van postmodern perspectieven
5. Aanpassen aan postmoderne sensibiliteit
6. (idiografisch, diepere band onderzoeker-participant, relatief ongestructureerd, geen
hypothesetoetsing maar theorien en concepten uitdenken)
Kwalitatief vs kwantitatief onderzoek
• Kennistheoretische benadering → ander doel van onderzoek
• Methode(n) van dataverzameling en -analyse → andere gereedschapskist
• Onderzoeksproces → andere accenten in de empirische cyclus
, 2. Wetenschap in kwalitatief en kwantitatief onderzoek
1. Kennistheoretische benadering in kwalitatief onderzoek
Kennistheorie
= epistemologie = wetenschapsfilosofie
• Hoe wordt kennis vergaard?
• Wat is de waarde van wat we weten?
• Filosofische vragen tijdens onderzoek
→ Is er een objectieve waarheid?, kan de wetenschap ons dichter brengen bij de waarheid of
niet?, kunnen wij als onderzoeker neutraal zijn of niet? Wat betekent dit voor ons onderzoek?
Houdt een visie in op:
• De staat van de wereld
• Het doel van de wetenschap
• De rol van de onderzoeker
Kennis is gebaseerd op empirisch onderzoek (kwalitatief en kwantitatief deels
gemeenschappelijk)
• Niet: door god gegeven (= theologie)
• Niet: abstract beredeneerd (= metafysica)
• Wel: gebaseerd op empirie (= moderne wetenschap)
2. De logische positivisten, behaviorisme en psychologie
Kwantitatieve kennistheorie (logisch positivisme) Kwalitatieve kennistheorie (sociaal constructivisme)
• Er bestaat objectieve kennis: De externe wereld • Er bestaat geen objectieve kennis: Hooguit bestaan
bepaalt wat waar is er meerdere manieren om de wereld te kennen →
• Onderzoek brengt ons steeds dichter bij de enkel intersubjectieve kennis: ‘kennis’ die gedeeld
“waarheid”: Wetenschap is cumulatief en leidt tot wordt door mensen met dezelfde visie
het ontdekken van de objectieve realiteit • Kennis gebaseerd op interactie
(onderzoek als ontdekkingsreis naar de schat) • Onderzoek leidt tot een waardevolle interpretatie
• Neutrale onderzoeker: Kennisproductie is van de werkelijkheid: Meerdere interpretaties
onafhankelijk van de onderzoeker; onderzoeker vullen elkaar aan (onderzoek als bouwproject)
moet ‘neutraal blijven.’ • Perspectief van onderzoeker telt: Niet alleen het
• Determinisme: leven gebonden aan fysische theoretisch perspectief maar ook sociale en
wetten, externe krachten culturele achtergrond onderzoeker is van belang
• Positivisme als grond voor behaviorisme • Nadruk op agency: zelf werkelijkheid scheppen
door interactie
Vergelijking kennistheorieën: DOEL?
Positivisme (kwantitatief) Postmodernisme (kwalitatief)
• De waarheid kennen 1. Relativisme: Een perspectief laten zien
door toets aan externe - Sociaal engagement: aandacht perspectief minder machtigen
realiteit (realisme) 2. Sociaal constructivisme: Meerdere perspectieven combineren in dialoog
- SE: laat zien hoe mensen samen werkelijkheid kunnen veranderen
Soorten onderzoeksstijlen
1. Agency: Focus op interactie, microniveau → visie op wereld bepaald door persoonlijke interacties
2. Structure: Focus op maatschappij, macroniveau → visie bepaald door sociale structuren
, Neutrale onderzoeker?
Kwalitatief perspectief: Onderzoeker kán nooit neutraal zijn want iedere persoon (= onderzoeker) is
áltijd vormgegeven door, en functioneert in, een bepaald sociaal / cultureel / wetenschappelijk
systeem dat richting geeft aan:
1. De interesse in en formulering van de onderzoeksvraag
2. Keuze van de methode van data-collectie
3. Interpretatie van de data
→ Neutraliteit is onmogelijk, wat cruciaal is, is transparantie! (eens je een koe ziet, zie je nooit meer
iets anders= onze kennis stuurt onze observatie van de wereld)
2. Kwalitatief onderzoek in de empirische cyclus
Onderzoek beweegt zich voortdurend heen en weer van theorie naar data en van data terug naar
theorie
Deductie Inductie
• Je vertrekt van een algemene theorie waaruit je • Je vertrekt van beperkte data (een initiële intuïtie
toetsbare uitspraken afleidt (‘hypothesen’) Bijv. en/of een beperkt aantal observaties) Bijv. je
‘Meisjes zijn minder goed dan jongens in wis- en professionele ervaring dat je als fysicaleraar meisjes
natuurkunde’ moeilijker gemotiveerd krijgt voor je vak EN/OF de
• Toetsbare hypothesen: bevinding dat minder meisjes dan jongens wiskunde
- Meisjes zullen een lagere score halen op een of natuurwetenschappen kiezen als studies
natuurkunde test dan jongens • Uit die data leid je vervolgens een algemene theorie
- Meisjes moeten harder werken om hetzelfde punt af Bijv. meisjes worden minder gesocialiseerd om
te halen natuurwetenschappen leuk te vinden dan jongens
Kwalitatief onderzoek = geschikte basis voor inductie
• Rijke beschrijvingen
- Niet onmiddellijk reduceren tot preselectie!
• Nadruk op het perspectief van een individu
- I.p.v. reduceren tot 1 of enkele gedragskenmerken die je standaard kunt meten bij grote
aantallen!
• Oog voor dagelijkse leven in een specifieke sociale en culturele omgeving
- I.p.v. individuele reacties los van die omgeving te bestuderen in labo of testsituatie!
Kritiek van kwalitatieve onderzoekers op deductie
• Hoe kom je aan nieuwe inzichten/ theorieën?
→ ‘black box’ van kwantitatief onderzoek
(patronen van data en dus inductie, maren zeggen
ze nooit)
• Inzichten in bestaande theorieën worden alleen
aangeleverd door de elite/mainstream
→ perspectief van minder machtigen en/of vanuit
andere culturen dan westerse ontbreekt
Recept avontuur
Nomothetisch idiografisch
,Voorbeelden beperking hypothetisch deductief onderzoek
1. Waarom studeer jij psychologie?
• Zelfbeschikkingstheorie (“self determination theory”)
➔ Eigen keuze leidt tot hogere motivatie
➔ Die theorie is vaak getest met experimenteel onderzoek.
2. Taak: puzzels maken
• Experimentele conditie: eigen keuze puzzel
• Controle: PL kiest puzzel
➔ Hoelang werkt dn aan puzzel
→ Hypothese bevestigd: Participanten werken langer na eigen keuze (Zuckerman et al.)
3. Het belang van keuze
• Voor huwelijksgeluk (gelukkiger als je geen keuze hebt)
• Klopt zelfbeschikkingstheorie wel voor niet-Westerse culturen waar ouders huwelijkspartner
kiezen → nee, de theorie is enkel westers perspectief (zonder inductie nooit geweten)
Van inductie naar deductie
• zelfbeschikkingstheorie niet zonder meer veralgemeenbaar naar
niet-westerse culturen
Ander voorbeeld van kwalitatief onderzoek
Onderzoek over pesterijen
DEFINITIE ‘PESTERIJEN OP HET WERK’ (Baillien et al, 2007) 5
• ‘het negatief behandelen van andere medewerkers gedurende een zekere periode’ (meestal
minimaal 6 maanden)
• ‘het negatief gedrag is systematisch en het doelwit kan zich moeilijk verdedigen’
• ‘… kan psychische, fysieke of seksuele vormen aannemen’
• ‘… richt zich op de persoon (bijv. beledigingen, vernederingen) of diens functioneren op het
werk (bijv. uitsluiting, tegenwerking)
, De onderzoeksvraag
Wanneer moet je geen kwalitatieve data gebruiken? Wanneer wel kwalitatief?
• Hoe vaak komt pesten voor? (hoeveelheid) • Hoe ontstaat en verloopt pesten?
• Komt pesten meer voor in deze situatie? (vgl) • Wanneer escaleert pestgedrag?
• Hangt slachtoffer worden van pesterijen samen met • Hoe beleven slachtoffers pesten?
iets anders (samenhang) • Wanneer slaat een conflict om tot pesterijen?
• Zijn pesterijen gevolg van … (gevolg van 1 specifiek) • Waarom komt pesten vaak voor?
Dus kwantitatieve data Dus kwalitatieve data
1. Frequentie 1. Ontstaan en verloop
2. Verschillen (tussen organisaties, persoonlijkheden,..) 2. Subjectieve beleving
3. Algemeen verband (met persoons of situatie 3. Specifieke context (waar, wanneer,..)
kenmerken)
4. Oorzaken
De gereedsschapskist
Data en analyse (onderzoeksopzet)
Meervoudige gevalsstudie (zie college 9 over onderzoeksopzet!)
• Settings: 19 organisaties in Vlaanderen (in verschillende sectoren: industrie, diensten, non-
profit)
• Participanten: 87 ‘pestexperten’ met verschillende perspectieven op pesterijen binnen hun
organisatie: (bijv. leidinggevenden, vertrouwenspersonen, vakbondsafgevaardigden …)
• Gevallen: 56 ‘pestcasussen’ waarvan 24 reconstructies door 2 of meer experten (bijv.
verschillende perspectieven van leidinggevenden en vertrouwenspersonen)
Kwalitatieve interviews met pestexperten (zie colleges 2&3 over zelfrapportage!)
2 interviewers
• Precieze reconstructie recente casus (in afgelopen 2 jaar)
• Discussie en reflectie op casus
• Toetsing procesmodellen uit literatuur aan casus
Dataverwerking en inhoudsanalyse (zie colleges 6 & 7 over data-analyse!)
• Geluidsopnamen, woordelijke transcripten
• Casusanalyse: samenvattende beschrijving per casus
• Procesanalyse: benoemen processen
• Citaten groeperen onder processen als illustraties
, Empirische cyclus
DEDUCTIE: theorie → hypothesen INDUCTIE: Bevindingen en conclusies
DUS toetsing procesmodellen uit literatuur aan inductief enkele elementen toevoegen (die later toetsbaar
casus zijn) vanuit de casus zelf, om zo een meer volledig beeld te
krijgen van hoe frustratie of een conflict tot pesterijen kan
leiden
Strain
Theory
Meid wordt gepest omdat ze beter presteert dan
haar baas
Conflict
theory
Meid wordt gepest omdat ze niet overeenkomt met
andere verpleegster qua kennis en ervaring
→ Naar voor schuiven van nieuwe theorie, volledig inductief
→ niet echt kennen eigenlijk, gewoon weten dat je aan deductie en inductie moet doen
Inductie en deductie in kwalitatief onderzoek
• Nadruk op inductie, maar ook op deductie!
• Beschrijvingen brengen ervaringen in kaart om zo nieuwe inzichten te krijgen, bestaande
theorie aan te vullen, of nieuwe theorie te ontwikkelen
• Bijv. steun voor ‘strain theory’ vanuit daderperspectief (deductie) + aanvulling vanuit
slachtofferperspectief (inductie) → vicieuze circel van pesterijen
,Kennisbenadering: sociaal constructivisme
• Meerdere interpretaties vullen elkaar aan → verschillende perspectieven in 1 casus
- Bijv. slachtofferperspectief verschillende daderperspectief: afzijdigheid en normvervaging
van slachtoffer rechtvaardigen pestgedrag in ogen van dader --> vicieuze cirkel van
pesterijen
• De onderzoeker is niet neutraal! → Theoretische uitgangspunten en positie onderzoeker
spelen een rol in het onderzoek
- Bv. organisatiepsycholoog focust op verandering in organisatie, rol leidinggevende … in
pesterijen (bijv. Vertrouwenspersoon aanduiden)
- Bv. klinisch psycholoog focust op ondersteunen van individuele slachtoffers van
pesterijen (bijv. sociale vaardigheden trainen)
➔ Onderzoekers hanteren eigen denkkader dat mee richting geeft aan het onderzoek
6. Conclusie
1. Methode(n) van dataverzameling en -analyse → eigenheid van kwalitatieve data!
2. Kennistheoretische benadering → sociaal constructivisme!
3. Onderzoeksproces → nadruk op inductie
DUS DE CYCLUS
Onderzoeksvraag
Gereedschapskist kwalitatief onderzoek
Onderzoeksopzet
Dataverzameling en -analyse
Deductie en inductie bij bevindingen en conclusies
, Deel 2: Hoe kwalitatieve data verzamelen
Hoofdstuk 2: zelf-rapportage
1. Wat is zelf-rapportage
Zelf-rapportage is de enige manier om iets te weten te komen over hoe mensen iets ervaren en wat
hun gevoelens en gedachten zijn (helemaal niet zo slecht als wetenschap doet blijken)
Definitie zelfrapportage
• Informatie die de persoon zelf geeft
• Vaak over gevoelens, gedachten, etc.
• Perspectief op gedachten en gevoelens van een persoon op bepaald moment
Verschillende vormen
1. Vragenlijsten (gesloten zijn kwantitatief, open kwalitatief)
2. Dagboeken
3. Interviews
4. Narratieven
Hangt af van context
Perspectief kan verschillen naargelang:
• Tijdstip
• Context
- De huidige belevingen van de respondent
- De vragen die je stelt en hoe je ze stelt
- De relatie tussen respondent en interviewer
→ Contextualiseren is raadzaam!: zelfrapportage begrijpen in bepaalde context
2. Wanneer zelf-rapportage
Wat wel Wat niet
1. Achtergrondinformatie van de 1. Toekomstige gevoelens
deelnemer Bv voorspellen van toekomstig geluk →
2. Gevoelens geen verschil na een jaar hoewel
3. Attitudes en meningen mensen denken op voorhand dat ze niet
4. Intenties en verwachtingen gelukkig gaan zijn
5. Kennis 2. Verbanden
6. Gedrag Bv redeneren voor eigen gedrag → film
→ met laatste 2 opletten omdat moeilijk in over arme mensen: boren in gang of
algemene termen rapporteren niet → mensen denken dat er verschil is
in ratings, maar is er niet
, 3. Zelf-rapportage en kennistheorieën
‘Problemen’ met zelf-rapportage
1. Kwantitatieve oplossingen
1. Geen retrospectieve bevraging
Hoe langer geleden, hoe moeilijker om ‘objectief’ te zijn, want:
• Mensen kunnen een slecht geheugen hebben
• Socio-culturele ‘scripts’ van hoe iets zou-moeten zijn, vullen ontbrekende info aan
→ Tijdspanne beperken: Bv. WHO Quality of Life scale: Denk aan de voorbije 2
weken. Hoe tevreden was u met uw gezondheid / sociale relaties / uiterlijk / etc
→ DAGBOEKSTUDIES!
2. Voorkomen van sociale wenselijkheid
Mensen willen zich op een sociaal acceptabele manier voorstellen, vooral wanneer:
• Het gaat over gevoelige thema’s
• de anonimiteit niet gegarandeerd is
• Bepaalde formuleringen gebruikt worden:
o Zou telefoneren tijdens het rijden verboden moeten worden?
o Moet telefoneren tijdens het rijden aan banden worden gelegd?
→ LET OP FORMULERING VAN DE VRAGEN!
3. Controleren voor Ja-knikken/neeknikken
Deelnemers hebben tendens om in te stemmen (of juist niet) met de items uit de vragenlijst
ongeacht de inhoud ervan.
→ Reverse items + reverse scoren
2. Kwalitatieve oplossingen
• Zichtbaar maken van relatie & context
• Zelf-reportage als co-constructie gesitueerd in relatie tussen onderzoeker en respondent
Dus moet duidelijk zijn:
• Wie is de onderzoeker/interviewer?
• Wat is zijn/haar relatie tot het onderwerp?
• Wat is zijn/haar relatie tot de respondent?
• Wat is belangrijk voor de respondent?
• Hoe wil deze zich presenteren? →’ wel in staat motieven te kennen?’ Is positivistisch!