Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting - Psychologie van individuele verschillen (P0M07a) €7,49
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting - Psychologie van individuele verschillen (P0M07a)

 16 vues  0 fois vendu

Volledige samenvatting met alle slides in. Ik ben van de eerste keer geslaagd met deze samenvatting.

Dernier document publié: 1 année de cela

Aperçu 10 sur 124  pages

  • 19 septembre 2023
  • 26 septembre 2023
  • 124
  • 2022/2023
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (6)
avatar-seller
Audrey1234
Individuele verschillen


Inleiding

Emoties = reacties op gebeurtenissen die voor ons van belang zijn

Er zijn grote verschillen

 TUSSEN mensen in de emoties die ze ervaren = INTER
 BINNEN mensen van het ene moment op het andere = INTRA

Dergelijke verschillen bestaan niet enkel op vlak van emoties, maar ook op vlak van

 Meer algemeen: persoonlijkheid, gedrag, gedachten en gevoelens
 Intelligentie

Deel 1: Wat en hoe?

Hoofdstuk 1: Doelstellingen en geschiedenis
1. Doelstelling
Verschillende takken uit psychologie: begaan met ontdekken van “algemene wetmatigheden”

 Functieleer: hoe werkt ons geheugen, perceptie, emoties en affect? Bv. oorzaak van onze
emoties?
 Sociale psychologie: hoe is ons gedrag functie van sociale factoren? Bv. sociale oorzaken,
functie, en gevolgen van emoties?
 Biologische psychologie: hoe kunnen onze gedachten, gevoelens, en gedragingen verklaard
worden door onze biologie? Bv. neurale processen onderliggend aan emoties

Zoektocht naar algemene wetmatigheden is zeer belangrijk en waardevol, MAAR niet gehele plaatje

 WANT er zijn grote verschillen tussen en binnen mensen inzake ons gedrag, prestaties,
cognities, gevoelens, etc. bv. onze emoties

= onderwerp van psychologie van individuele verschillen

DOEL:

1. Beschrijven:
 Van verschillen: op welke vlakken verschillen mensen van elkaar/zichzelf? Welke zijn de
belangrijkste verschillen? bv. agressie, intelligentie, persoonlijkheid
 Van verbanden tussen verschillen: met wat hangen zulke verschillen samen?
2. Verklaren van verschillen: wat ligt er aan de basis van deze verschillen? genetisch?
opvoeding? biologisch? cultuur? leergeschiedenis?: verschillende niveau’s




1

, PID heeft implicaties voor alle toepassingsgebieden

1. Organisaties en bedrijven (promotie, sommige betere leiders?, gevoeliger burn-out?)
2. School en klinische psychologie( verschillen in presteren, hoe helpen?)
3. Theorie en onderzoek
Bv onderzoek van mentaal welzijn en corona  bij elke persoon andere resultaten



1.1 Wat?

1. Beschrijven van verschillen

Impliceert een vergelijking

 (Vooral) tussen mensen (tussen individuen, tussen mannen en vrouwen, tussen groepen..)
 (In mindere mate) binnen mensen (over de tijd, in verschillende situaties)

<--> Algemene psychologie: algemene wetten

 Meerdere soorten verschillen mogelijk

1. Tussen individuen = INTERINDIVIDUELE VERSCHILLEN
2. Tussen groepen = INTERGROEPSVERSCHILLEN (geslacht, cultuur, leeftijd)
 Verschil tussen jongens en meisjes in agressie, cognitieve vaardigheden, emotionaliteit
 Cultuurverschillen in intelligentie of persoonlijkheid
 Onderzoek Terraciano: culturele stereotypen
o In welke mate stereotypen kloppen
o Vragen om buurlanden te beschrijven
o Overeenkomst werkelijke en stereotypes
o Komen niet sterk overeen
3. Binnen 1 persoon = INTRAINDIVIDUELE VERSCHILLEN
= profiel over situaties of tijdstippen
4. Interindividuele verschillen in intra-individuele verschillen = INTERINDIVIDUELE VERSCHILLEN
IN PROFIELEN

Inter Intergroep Intra




Tussen personen Binnen 1 persoon
Tussen mannen en vrouwen




2

, 2. Beschrijven van verbanden tussen verschillen

Beschrijven van verschillen inzake?  2 grote deeldomeinen

Cognitief functioneren Persoonlijkheid
 Intelligentie, IQ : prestaties op  Affectieve en sociale domein bv.
cognitieve taken (product) karakter, emoties, sociaal gedrag
 Cognitieve stijlen *: manier van = PID van persoonlijkheid
verwerken bij cognitieve taken (proces)
bv. analytisch vs. holistisch
= PID van intelligentie en cognitieve stijlen


 Verschillen op vlak van 1 variabele

Bv. geslacht, intelligentie, zelfwaarde, SES in verband brengen met verschillen op vlak van andere
variabele Bv. agressie/woede, profielen van agressie/woede over situaties

 Hoe hangen deze samen??

1.2 Doel?

1. Zicht te krijgen op structuur van verschillen tussen mensen en hoe verschillen op
verschillende vlakken onderling samenhangen
2. Verschillen verklaren: wat ligt er aan de basis van deze verschillen?

 Verschillende niveau’s Bv agressie: mogelijke oorzaken?

Wat ligt aan de basis van deze verschillen? (genetisch, opvoeding, biologisch, cultuur?)

Proximale verklaringen Distale verklaringen
= factoren die in de tijd en ruimte min of meer = factoren die verderaf liggen in de tijd
samengaan met te verklaren (verbanden tussen)  Vb. Evolutionaire theorieën van
verschillen geslachtsverschillen, genen, gebeurtenissen in
 Vb. Fysiologie en emoties; hitte en agressie vroege levensfasen, bv. Hechtingstheorieën


1.3 Door wie?

Wie beoefent de psychologie van verschillen? Wetenschappers of leken?

 Beter verwijzen naar onderscheid tussen expliciete vs impliciete theorieën over IV

Expliciete theorieën over verschillen Impliciete theorieën over verschillen
 De theorieën en bevindingen in de wetenschappelijke  De impliciete opvattingen die elke mens heeft over de
en publieke wereld over de aard en oorzaken van aard en oorzaken menselijk gedrag en verschillen
verschillen tussen mensen tussen mensen
 Voor anderen kenbaar want vb. gepubliceerd  Niet rechtstreeks kenbaar voor anderen
 Doorgaans door wetenschappers uitgevonden,  Kunnen onrechtstreeks onderzocht worden (afgeleid
geformuleerd worden), vb. via inferenties die persoon in kwestie
 Behoort tot domein van PID maakt
 Doorgaans door leken uitgevonden en door
wetenschappers onthuld, of door media beschreven
 Behoort tot domein van persoonsperceptie, sociale
cognitie (sociale psychologie)

3

, Elke mens is een (minstens impliciete) differentieel psycholoog

De twee zijn niet onafhankelijk! Maar beïnvloeden elkaar:

Expliciete theorieën worden gecontamineerd door impliciete theorieën:

1. Via de wetenschapper:

 Deze is ook leek, met eigen vooroordelen, partijdigheid. Moet zich hiervan bewust zijn
 Bv geslachtsverschillen in de psychologie en hersenwetenschappen (Boek Cordelia Fine)
 Gould “Mismeasure of Man” beter eigen vooroordelen of opvattingen te erkennen dan te
doen alsof ze er niet zijn of je ze kan negeren

2. Via de proefpersoon:

 Onderzoek waarop expliciete theorieën gebouwd zijn, worden regelmatig gecontamineerd
door impliciete theorieën:
 Demand effects, zelfrepresentatie, etc
 Bv. in vragenlijstonderzoek waarin men zichzelf of anderen beoordeelt, zijn antwoorden
gefilterd door impliciete theorieën van diegene die rapporteert

Ook omgekeerd:

Impliciete theorieën worden beïnvloed door expliciete theorieën:

→ Onderzoeksresultaten verspreiden zich via media, populaire wetenschappelijke literatuur, en gaan
mee bepalen hoe we verschillen tussen mensen percipiëren

VANDAAR: belang van goed en correct interpreteren en communiceren van onderzoeksresultaten
door wetenschappelijk opgeleide psychologen

2.Geschiedenis
2.1. De benaming differentiële psychologie

Henri & Binet (1895, l’Anneé Psychologique)

 Kondigen nieuwe discipline aan: La Psychologie Individuelle
 Oplossen van 2 problemen
1. Hoe variëren psychische processen van individu tot individu (inter-individuele verschillen)
2. Hoe variëren psychische processen onderling binnen een individu (intra-individuele
verschillen): welke hangen samen, welke zijn de belangrijkste etc.

William Stern (1900)

 “Über Psychologie der individuellen Differenzen: Ideen zu einer differentiellen Psychologie“
 1ste gebruik term Differentiële Psychologie
 3-voudige taakomschrijving voor differentiële psychologie/PID
1. Beschrijven van aard en grootte verschillen in psychisch leven tussen individuen en
groepen (vb. rassen, geslachten, klassen) (beschrijven)
2. Hoe manifesteren deze verschillen zich (vb. handschrift, gelaatsuitdrukkingen)
(methode)
3. Welke factoren bepalen verschillen (vb. erfelijkheid, cultuur) (verklaren)




4

,Robert Yerkes (1913)

Eenheid brengen in takken van psychologie die vergelijken: comparatieve psychologie

 Object of vergeleken groepen is van ondergeschikt belang
 Indien men maar de vergelijkende of correlationele methode gebruikt

Opmerkingen:

1. Individuele psychologie  niet meer gebruikt om differentiële psychologie/PID aan duiden:
 Te veel connotatie met specifieke psychoanalytische theorie (Adler)
 Verwijst ook naar intra-individuele verschillen binnen één persoon = personologie
2. Comparatieve psychologie: focus op experimentele dierstudies
3. De term differentiële psychologie wordt niet zo vaak meer gebruikt
 Domein te groot geworden: psychologie van de intelligentie en
persoonlijkheidspsychologie
 Gebruiken hier soms als overkoepelende term voor psycho van verschillen tusse mensen



2.2. Meten en beschrijven van individuele verschillen

2 belangrijke onderzoeksvragen:

1. Meten en beschrijven van individuele verschillen en verbanden tussen verschillen
2. Verklaringen voor deze verschillen
 Proximale verklaringen
 Distale verklaringen

Hoewel psychologie als wetenschap slechts recente geschiedenis heeft (oprichting lab Wundt in
Leipzig 1875/1879), reeds lang nagedacht over deze vragen

1. Oude China (2200 vC)

 Driejaarlijkse testafnames van ambtenaren bv. toekennen promotie (muziek, boogschieten,…)
 Tot in moderne tijd
 Na bezoek diplomaten en missionarissen uit Engeland (19e eeuw): competitieve
ambtenarenexamens in Engeland

2. Pythaghoras (600 vC)

 Centrale figuur van broederschap dat zich toelegde op theologie, filosofie en wetenschap
 Broederschap had allerlei regels, taboes en geloften van geheimhouding, was zeer selectief
 Pythagoras ontwikkelde toelatingstest op basis van leer van fysionomie: innerlijke
persoonlijkheidseigenschappen (kunnen zwijgen) worden afgeleid uit uitwendige,
observeerbare persoonskenmerken (vb. gelaatsuitdrukking, lichaamshouding)

3. Plato (427-347 vC)

 Beschrijft ideale Staat als plaats waar individuen die taken toegewezen krijgen waarvoor best
geschikt
 Stelt: geen twee personen exact gelijk geboren; mensen verschillen qua natuurlijke
begaafdheden
 Stelt militaire geschiktheidstests op om soldaten van ideale Staat te selecteren


5

,4. Theophrastus (327-287 vC)

 Collectie van persoonlijkheidsschetsen: ‘Karakters’: persoonlijkheidstypen, bv. de veinzer, de
vleier, etc…
= eerste systematische studie van karakterverschillen

5. Navarro (1530-1589)

 “Examen de ingenios para las ciencias”  boek met grote invloed
 Grote individuele verschillen, zowel in intelligentie als specifieke vaardigheden
 Oorzaken: lichaamssappen, klimaat, brein,…
 Verschillende beroepen vereisen verschillende vaardigheidspatronen

→ Belang van goede professionele diagnostiek door de staat, zodat men jongeren kan verplichten het
kennisdomein te bestuderen waarvoor meest geschikt

 Voordeel voor staat
 Voordeel voor individu: geen tijd en moeite verspillen 

 nog steeds relevant omtrent debat van ijkingstoetsen enzo


6. Galton (1822-1911)

 Sterk geïnteresseerd in individuele verschillen:
exclusieve aandacht voor gemiddelde vergelijkt hij met toerist die na bezoek aan Zwitserland
zou zeggen “if the mountains could be thrown into its lakes, two nuisances would be got rid
at once ”
 Pionier in:
- Ontwerpen van allerlei meetinstrumenten om verschillen te meten (fluitjes, druk op
stoelen, cardiograaf en bloeddrukmeter, vingerafdrukken)
- Interesse in meten van “mentale kracht” (obv motorische beperkingen bij personen met
mentale handicap) → Stelde vast dat uiteenlopende vaardigheden onderling
samenhangen
- Aanleggen databestanden
- Statistische analyses: berekenen frequentieverdeling verschillende variabelen, aanzet tot
correlaties (samenhang variabelen)
- Discussies over nature-nurture, eugenetica


7. Cattell (1860-1944)

 Doctoraatsstudent van Wundt: was in eerste plaats enkel geïnteresseerd in algemene
wetmatigheden
 Toch: doctoraat over individuele verschillen
 Keerde terug naar VS en werd daar eerste professor in de psychologie
 Grote rol in amerikaanse wetenschap (bv. AAAS, Science)
 Geïnteresseerd in ‘mental tests’: metingen van individuele vaardigheidsverschillen
 Gaf, zoals Galton, voorkeur aan elementaire sensori-motorische taken, bv. afstand tussen
twee tactiele sensaties


8. Alfred Binet (1857-1911)

6

,  Individuele verschillen in hogere processen zijn sterker dan deze in elementaire sensori-
motorische taken → focussen op hogere processen
 Ontwikkelt: Echelle métrique de l’intelligence, later omgevormd tot Stanford-Binet test
(Terman)= eerste officiele intelligentietest (ter detectie van zwakbegaafde studenten)


9. Rest vorige eeuw

 WO I + 1ste helft 20eE: rekrutering verschillende functies, detectie van “combat stress” (PTSS)
 Meting en beschrijving van individuele verschillen belandde in 1960’s in crisis

2 problemen

1. Meeste gebruikte individuele verschildimensies hebben vrij sterke waardenconnotatie
(intelligentie, vriendelijkheid, impulsiviteit)
 Aan ordening ligt altijd ordening op goed-slecht continuum vast
 Kritiek leidde in cognitieve domein tot ‘evaluatief neutraler’ onderzoek naar cognitieve
stijlen (bv. analytisch versus holistische stijl)
2. Problemen met treklabels
 Filosofisch-ideologische bezwaren tegen het onderbrengen van mensen in hokjes en
vatten van persoonlijkheid met treklabels
- Desindividuerend: elke persoon is uniek
 Empirische bezwaren
- Individuele gedragsverschillen zijn niet consistent over verschillende
tijdstippen en situaties (Mischel, 1968)

Assumptie: cross-situationele consistentie Cross-situationele inconsistentie




2.3. Proximale verklaringen van individuele verschillen

1. Psychologische verklaringen

= Schrijven IV toe aan verschillen op basisvaardigheden of basisdimensies van de persoonlijkheid

Bv Plato: ontleedt de ziel in twee/drie delen Bv. Huarte
 Rationele ziel: intellectuele  Belangrijkste individuele verschildimensies geassocieerd met wat
 “Irrationele” ziel: verlangen en begeerte toen belangrijkste cognitieve functies van de geest waren (begrijpen,
 (begeestering: aanzet tot actie) geheugen en verbeeldingskracht)
o Bv. filosofisch-theologische scholastiek: begrijpen
o Bv. prediken: verbeelding
 Structuur van de voornaamste vaardigheidsdimensies: begrijpen en
verbeelden sluiten elkaar uit (je kan maar 1 talent hebben)


2. Biologische verklaringen

7

,= Humorale theorie

 Hippocrates (460 -370 BC)
- In het lichaam nemen de vier oerelementen (lucht, aarde, vuur en water) de vorm aan
van vier sappen of humores: bloed, zwarte gal, gele gal en flegma
- Ziekte = stoornis in evenwicht tussen de vier sappen
 Galenus (130-200 AD)
- Met een overwicht in elk van de vier humores is een bepaald temperament verbonden
 Hippocrates en Galenus
- 4 types personen obv hoeveelheid van bepaalde lichaamsvochten
1. Slijm – flegmatisch: kalm, bedacht
2. Bloed --sanguinisch: levendig, gelukkig
3. Gele gal – cholerisch: vlug kwaad
4. Zwarte gal – melancholisch: pessimistisch
 Nog steeds weerspiegeld in ons taalgebruik
 MAAR geen empirische ondersteuning (toch nog in gebruik tot 18 de E bv. Lavaters
Physiognomische Fragments zur Beförderung der Menschenkennis und Menschenliebe)


3. Frenologie

Gall (1758-1828) & Spurzheim (1776-1832)

2 assumpties:

1. Mentale functies zijn gebaseerd op specifieke processen gelokaliseerd in welbepaalde
hersengebieden
2. Intensiteit van deze functies wordt gereflecteerd in de omtrek en de externe topografie van
de schedel

Taxonomie van 35 mentale functies (of vermogens): 21 affectieve (bv. hoop, desctructiviteit) en 14
intellectuele vermogens (perceptie, reflectie)

 Grote inzicht bleek vooral in 1ste assumptie te zitten ;-)


2.4. Distale verklaringen van individuele verschillen

1. Horoscopale astrologie

 Ontstaan voor 1000BC in Babylonie (Z-Irak); 4 de E BC: dierenriem en 12 tekens
 Relatieve positie van planeten op moment van geboorte bepalen/beïnvloeden/hangen
samen met persoonlijkheid en gebeurtenissen in levensloop
 Revival in renaissance tot op heden
 Evidentie?
- Onbestaande voor verbanden/constellaties
- Gevaarlijke implicaties: leren en ervaring spelen ondergeschikte rol
 HOEWEL: onderzoek bv. over geboorte seizoensgebondenheid van schizofrenie
- (Europa en VS: maart-april > 10% hoger aantal): verklaart meer dan genetische factoren!
- Mogelijke verklaring: gebrek aan UV tijdens zwangerschap?
- Heeft echter niets met stand van planeten te maken

2. Constellatie

8

, = relatieve belang van mens die bij geboorte meekrijgt vs leren/ervaring: nature vs nurture

Plato (427 – 347 vC) Augustinus (354-430) René Descartes (1596- John Locke (1632-1704)
=reminiscentietheorie 1650)

 Kennis = kennis van Vormen  Ziel is  Aanvankelijk: alle  Verzet zich tegen idee
(= objectieve werkelijkheid) immaterieel en mensen hebben van aangeboren
 Ziel = eeuwig en onverwoestbaar van bij de geboorte ideeën, universeel
onafhankelijk van lichaam  Vermogens van hetzelfde vermogen aanvaarde ideeën
en kende de Vormen al van ziel zijn (rede) om waar van  Eerder: geest is “Tabula
voor ze in lichaam was aangeboren vals te rasa“: eenvoudige
 Kennis en leren = naar onderscheiden ideeën worden
boven halen wat we reeds  Later: verschillen ontvangen in de geest
weten bij geboorte maar  Reflectie eenvoudige
 Grote nadruk op constellatie, kan getraind ideeën resulteert in
aangeboren eigenschappen worden complexe ideeën
→ tegensteling empiristen en
rationalisten

3. Watson

 Een van de grondleggers van behaviorisme
 Persoonlijkheid = conditionering van S-R associaties (Little Albert: vreesconditionering van 9-
11mnd oude “Albert” met geluid en rat in 1920, pas in 2010 teruggevonden; died in 2007)
 Individuele verschillen zijn resultante van verschillen in leergeschiedenis
 Die ene van geef me 12 gezonde kinderen en ik maak ze tot alles wat ik wil


4. Darwin

 Begin 19de eeuw had natuurlijke theologie veel aanhang:
- Schepping is statisch (na 6 dagen voltooid)
- Argument van ontwerper (organismen zijn zo goed aangepast omdat schepper zo wijs is)
 Darwin, obv systematische observatie:
- Schepping is dynamisch, steeds in evolutie
- Natuur zorgt zelf voor aangepastheid van organismen via natuurlijke en seksuele selectie
 Publiceert in 1859 “On the origin of species by means of natural selection”

Natuurlijke en seksuele selectie (1859: On the origin of species):

1. Binnen elke species meer individuen geboren dan overleven tot geslachtsrijpheid (altijd
verlies)
2. Er is natuurlijke variatie in de eigenschapen van nakomelingen (natural variation), en deze
individuele verschillen binnen species zijn tenminste gedeeltelijk toe te schrijven aan
verschillen in erfelijke constellatie
3. Sommige eigenschappen stellen individuen van de soort beter in staat te overleven en zich
voort te planten
 Nakomelingen erven die (variatie in) eigenschappen over van de varianten die meer
succes hadden om te overleven en zich voort te planten
 Genen spelen belangrijke rol: leidde tot oa evolutionaire psychologie (deel 2)



9

, 5. Galton

 Bestudeert, geïnspireerd door werk Darwin, overerving mentale eigenschappen
 Idee: genialiteit is erfelijk
 Stamboommethode:
- Genialiteit = .025 % besten
- Studie 1000 genieën in 300 families
- Neem meest prominente figuur: kijk of er bij familie (broers, zussen, ouders,grootouders,
kinderen, kleinkinderen) nog genieën voorkomen

Conclusies:

 In families van genieën komen meer genieën voor dan men obv toeval kan verwachten
 Hoe kleiner verwantschap, hoe kleiner kans op genie
 Genialiteit is uitsluitend een zaak van erfelijke constellatie “nature prevails enormously over
nurture”

MAAR  Rol van het milieu! (confounding van gelijkaardig milieu bij stamboommethode) (zie verder)

Verregaande eugenetische conclusies: belangrijk kwaliteit menselijk ras opdrijven door mechanisme
van natuurlijke selectie te versterken, dwz voortplanting van goede individuen bevorderen en
voortplanting door minderwaardige individuen tegengaan



6. Rest vorige eeuw

 Eugenetische beweging kende hele schare aanhangers
- Citaat van Terman: only recently have we begun to recognize how serious a menace it is
to the social, economic and moral welfare of the state. It is responsible for the majority of
cases of chronic and semi-chronic pauperism. The feeble-minded continue to multiply.
Organized charities often contribute to the survival of individuals who would otherwise
not be able to live and reproduce. If we would preserve our state for a class of people
worthy to possess it, we must prevent, as far as possible, the propagation of mental
degenerates curtailing the increasing spawn of degeneracy.
- Was gemeengoed in jaren 20-30: gedwongen sterilizatie, huwelijkswetten,
immigratiewetten, Nazisme
 Discussie over nature vs. nurture is allesbehalve vrijblijvend – en is nog steeds actueel
 Bv. interventies voor en bij het begin van het leven,vb. testen om syndroom van
Down op te sporen
 Eindideaal van eugenetici is wereld van perfecte mensen, dus geen individuele verschillen
(maar is dit wel goed voor de populatie?)
 Is echter ook eindideaal van mensen met Watsoniaans idee dat alle individuele verschillen
door opvoeding kunnen opgeheven worden
 Bovendien: Erfelijkheid  Is niet zozeer of-of maar en-en (zie later)




10

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Audrey1234. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

53340 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,49
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté