Samenvatting Profiel van de Nederlandse overheid - Politiek en Bestuur (JOUvM1.POL.2021)
17 vues 3 fois vendu
Cours
Politiek en Bestuur (JOUVM1.POL.2021)
Établissement
Hogeschool Windesheim (HW)
Book
Profiel van de Nederlandse overheid
Hele handige soort samenvatting. Alle begrippen uit het boek zijn omschreven, daarnaast staat er voor elk hoofdstuk een lijst met vragen plus antwoorden. Hierdoor kan je je kennis goed testen en tegelijkertijd leren. Dit maakt ook de samenvatting overzichtelijk.
Samenvatting Profiel van de Nederlandse overheid - De Gemeente
Tout pour ce livre (10)
École, étude et sujet
Hogeschool Windesheim (HW)
Journalistiek
Politiek en Bestuur (JOUVM1.POL.2021)
Tous les documents sur ce sujet (6)
Vendeur
S'abonner
danaelachenal
Avis reçus
Aperçu du contenu
Vragen + antwoorden Politiek
Hoofdstuk 1:
1. Geef een omschrijving van de volgende begrippen:
Bestuurskunde: De discipline (de studie) die zich bezighoudt met de voorbereiding, de bepaling, de
uitvoering en de evaluatie van overheidsbeleid
Beleidskunde: In principe is dit hetzelfde als bestuurskunde
2. Waarom is het belangrijk om je te verdiepen in de bestuurskunde?
Ten eerste helpt bestuurskunde de overheid om zelf effectiever te werken en ten tweede
helpt bestuurskunde anderen om doelgerichter met een overheid om te gaan.
Hoofdstuk 2:
1. Geef een omschrijving van de volgende begrippen:
Staat: Je spreekt van een staat als er voldaan is aan 3 criteria: (afgegrensd) Grondgebied,
(geaccepteerd) Bestuursgezag en (te onderscheiden) Staatsvolk
Overheid: Het geheel van bestuurders en bestuurlijke colleges in een staatsverband en het daarbij
horende ambtelijke apparaat
Autonomie: Gemeenten en provincies hebben een éigen huishouding’, dat wil zeggen dat zij, binnen
zekere grenzen, exclusieve taken en bevoegdheden hebben waar de andere overheden zich niet mee
mogen mengen
Medebewind: het uitvoeren van rijkstaken door de lagere overheden
Actor: Iedereen die bij een beleidsproces is betrokken
Functionele decentralisatie: wanneer een overheidsorgaan is ingesteld ter behartiging van een
bepaald doel (bijv. waterschap)
Territoriale decentralisatie: overheidsorganen die een bepaald gebied besturen (provincies en
gemeenten)
horizontale machtenscheiding: Het verdelen van de macht in drie gelijkwaardige machten, de
wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtelijke macht (trias politica)
Verticale machtenscheiding: Het verdelen van de bevoegdheden tussen de rijksoverheid, de
provincies en de gemeente (de drie bestuurslagen)
Deconcentratie: Het zich fysiek over een land verspreiden van delen van een overheid. Als voorbeeld
kunnen we regionale kantoren van de Belastingdienst noemen
Codificatie: Het op schrift stellen van recht; overheid kijkt eerst naar de ontwikkelingen in de
samenleving en stelt daarna wetten op
Modificatie: De overheid wil continu inspelen op ontwikkelingen in de samenleving en ook mogelijk
daarop vooruitlopen en ontwikkelingen beïnvloeden (modificeren)
Verzorgingsstaat: Een samenleving waar de burger van de wieg tot aan het graf wordt verzorgd
,Participatiesamenleving: Een samenleving waarbij iedereen die dat kan ook daadwerkelijk
verantwoordelijkheid moet nemen voor zijn eigen leven en voor zijn eigen omgeving
Algemeen belang: Het algemeen belang is geen eenduidig begrip. Vaak gaat het om een afweging, of
soms zelfs om een strijd, tussen deelbelangen
Poldermodel: Allerlei overlegvormen waarbij diverse belangengroepen bij elkaar aan tafel gaan
zitten
Beleid: Beleid is een plan of beleid is alles wat de overheid doet. In dit boek wordt beleid gezien als
een plan
Grondrechten: Rechten die de burger beschermen tegen de overheid
2. Welke drie machten onderscheidt Montesquieu?
De uitvoerende macht, de wetgevende macht en de rechtelijke macht
3. Waarom vindt Montesquieu het belangrijk dat deze machten gescheiden worden?
Zo houden ze elkaar in balans; geen van de machten kan zo oppermachtig worden
4. Kun je nu in Nederland deze drie machten ook aantreffen?
Op rijksniveau kan je ze grofweg onderscheiden: de Staten-Generaal (wetgevende macht), de
ministeries (uitvoerende macht) en onafhankelijke rechters (rechtelijke macht). Die scheiding
is echter niet helemaal strikt.
5. Waarom is 1848 een belangrijk jaartal voor de Nederlandse geschiedenis?
In dit jaar vond de grondwetswijziging plaats die het begin betekende van de
‘gedecentraliseerde eenheidsstaat’ zoals we die nu nog kennen.
6. Noem drie belangrijke historische stromingen in de Nederlandse politiek en omschrijf deze
kort.
Liberalisme; staat voor vrijheid van het individu. Het socialisme; staat voor een rechtvaardige
samenleving met meer sociale gelijkheid. Christendemocratie; zit tussen beide stromingen in,
centraal staat denken aan naastenliefde en solidariteit
7. Hoe wordt vanuit de drie verschillende politieke stromingen aangekeken tegen een
onderwerp als ‘het verlenen van vergunningen’?
8. Waarom is politieke vernieuwing lastiger dan het soms lijkt?
9. Kun je een politieke vernieuwing van de laatste jaren noemen?
Na de tweede oorloog nemen vooroorlogse partijen een nieuwe vorm aan, tweede helft van
de jaren 60’ en begin jaren 70’ werden nieuwe partijen opgericht.
10. Wat is het verschil tussen ‘klassieke grondrechten’ en ‘sociale grondrechten’?
Klassieke grondrechten zijn zaken waar de overheid zich niet mee mag bemoeien terwijl
sociale grondrechten zaken zijn waar de overheid zich juist wel mee moet bemoeien
, 11. Leg uit waarom het een paradox is om protestkiezers aan je te willen binden.
Je hebt wel keizers, maar als het protestkiezer stemt niet op zijn voorkeur maar uit protest.
En protestkiezers brengen hierdoor de democratie in gevaar.
12. Waarom kun je niet spreken van de overheid?
Omdat er niet één overheid bestaat. De overheid bestaat in feite uit een heleboel
verschillende overheden
13. Wat zijn kenmerken van de Nederlandse overheid?
De onderverdeling in een wetgevende, een uitvoerende en een rechterlijke macht.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat.
14. Wat is het verschil tussen ‘territoriale decentralisatie’ en ‘functionele decentralisatie’?
Territoriale decentralisatie gaat over een bepaald gebied en functionele decentralisatie gaat
over de behartiging van een bepaald doel.
15. Waarom zouden de drie bestuurslagen die Nederland kent, volgens Toonen, steeds moeten
zoeken naar een evenwicht?
Anders hebben overheidslagen de neiging om zichzelf te zien als de ‘laag’ die het belangrijkst
is
16. Noem drie verschijningsvormen van deconcentratie.
Inspecties, directie, consulentschappen
17. Waarom wordt nu steeds vaker afgezien van deconcentratie?
Geconcentreerde rijkdiensten worden juist weer samengevoegd en gaan weer centraal
werken
18. Op welke wijze kan een overheid ‘het algemeen belang’ behartigen?
Door te kiezen uit deelbelangen
19. Waarom bestaat ‘het algemeen belang’ niet?
Algemeen belang is geen eenduidig begrip. Het algemeen belang bestaat uit heel veel
verschillende deelbelangen. Vaak gaat het om een afweging, of zelfs om een strijd, tussen
deelbelangen.
20. Wat wordt er bedoeld met het Nederlandse ‘poldermodel’?
Dat Nederland niet kiest tussen deelbelangen maar juist alle deelbelangen zover dat mogelijk
is tegemoet te komen. Dat komt onder meer tot uitdrukking in allerlei overlegvormen
waarbij diverse belangengroepen bij elkaar aan tafel zitten.
21. Waarin verschillen de twee definities van ‘beleid’, en waarom is het zinnig om met twee
definities van ‘beleid’ te werken?
Beleid is een plan en beleid is alles wat een overheid doet. De twee betekenissen voegen iets
aan elkaar toe.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur danaelachenal. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.