Samenvatting basisbegrippen
van recht
DEEL I: WAT IS RECHT?
HOOFDSTUK 1: HET RECHT ALS EEN GEHEEL VAN GEDRAGSREGELS
Afdeling 1: enkele definities
Objectief recht versus subjectieve rechten
Objectief recht = geheel van gedragsregels dat in een bepaalde maatschappij in een plaats in de tijd
van toepassing is (‘verzamelterm’)
Subjectieve rechten = juridische bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject op
bepaalde zaken of jegens bepaalde personen kan uitoefenen om zijn doelstellingen te verwezenlijken
Publiekrecht versus privaatrecht
Publiekrecht = de verticale rechtsverhouding die de organisatie en het functioneren v/d overheid
regelt en de rechtsverhouding tussen verschillende overheden en tussen overheid en burgers bepaalt
Overheid staat sterker dan burger: burger ondergaat staatsgezag
Bv. Bestuursrecht, fiscaal recht, strafrecht…
Privaatrecht = de horizontale rechtsverhouding die de rechtsregels bevat die de private
rechtsverhouding tussen de burgers onderling regelt
• Vroeger: burgerlijk recht = privaatrecht nu: ruimer volgens Art. 1.1 v/h Burgerlijk wetboek
Bv. Personenrecht, familierecht, erfrecht…
BRONNEN VAN HET BELGISCH PRIVAATRECHT -> Art. 1.1 v/h Burgerlijk wetboek
• Oud BW en BW: (her)codificatie is nog niet compleet
- BW al door Napoleon ingevoerd (boeken in codex onder oud BW) °nieuwe
structuur voor BW BW onder Napoleon = Oud BW & resultaat van laatste
codificatie = BW
! nooit spreken over ‘nieuw’ BW
- BW: Arabische cijfers <-> oud BW: romeinse cijfers
Afwerking zal nog jaren duren
- Wanneer elk boek in werking is getreden? Zie codex BW onder elke titel van nieuw
boek
• Bijzondere wetten: bestaan naast het BW (staan dus niet in codex, maar zijn aanvullend)
1. Behoren tot bevoegdheid van federale overheid maar zijn (nog) niet gecodificeerd
Bv. Wetten inzake beroep
2. Behoren tot bevoegdheid van federale overheid maar zijn buiten het BW
gecodificeerd
Bv. Wetboek van Belgische nationaliteit
3. Behoren tot bevoegdheid van gemeenschappen
Bv. Adoptierecht
4. Behoren tot bevoegdheid van gewesten
1
, Bv. Begraafplaatsen en lijkbezorging
• Gewoonte: regel die voortvloeit uit een bestendig gebruik waarvan het bindend karakter
steun vindt in de algemene overtuiging
! gebruik? Enkel bron van wet als het hernomen wordt
• Algemene rechtsbeginselen: staat niet in de wet, maar volgt uit de rechtspraak
VERVANGING VAN KLASSIEKE ONDERSCHEIDEN
• Privaatrecht = sterk vervaagd
OORZAKEN: meer op int’l en Europees niveau, overheid maakt meer gebruik van private
instrumenten, meer een dwingend karakter ter bescherming van zwakkere partij
• Materieel recht = inhoud van gedragsregels die voor rechtssubjecten rechten en plichten met
zich meebrengen
Formeel recht = handhaving v/d materiele gedragsregels (bv procesrecht)
Vervaging: bv procesrecht is publiek MAAR ook burgerlijk
Rechtsfeiten, rechtshandelingen en rechtsgevolgen
Rechtsfeiten = zijn feiten waaraan de rechtsregel gevolgen verbindt (iets wat u overkomt met
rechtsgevolgen)
Bv. Geboorte en bevallig zijn rechtsfeiten afstammingsrecht heeft enorme rechtsgevolgen
Rechtshandelingen = art. 1.3, eerste lid BW
Bv. Ik treed in huwelijk, ik koop een huis
Rechtsgevolgen = gevolgen die het recht koppelt aan feiten die beantwoorden aan de hypothese die
in de norm vervat ligt
Afdeling 2: centrale elementen in het begrip recht
Universeel aanvaarde definitie voor recht bestaat niet
Een geheel van gedragsregels met bijkomende institutionele voorschriften
• Rechtsregels schrijven een gedragswijze voor en formuleren een bevel/verbod (hoe het
moet, niet hoe het is)
• Dwingend recht of openbare orde = imperatief karakter
- Men kan er niet van afwijken (art.1.3, derde lid van BW)
• Aanvullend recht = suppletief karakter
- men kan zelf een afwijkende regeling bedingen die voorrang heeft op de wijze
waarop de wet dezelfde rechtsverhouding reguleert
rechtsregels worden opgelegd door de maatschappij
• Verschilt van maatschappij tot maatschappij: wordt opgelegd door een wetgevende orgaan
Recht hinkt achterop WANT recht volgt op maatschappelijke ontwikkelingen waarin wij
te laat op inspringen
Het doel van rechtsregels: een kwalitatieve ordening v/d maatschappij
• afhankelijk van drie parameters:
- Rechtszekerheid met juridische-technische vereisten:
2
, o Voorspelbaarheid (nemo censetur ignorare legem DUS recht zou
‘voorspelbaar’ moeten zijn)
Burger moet voldoende mogelijkheden hebben om vooraf
precies te weten welk gedrag van hem wordt verwacht
o Vastheid: frequent veranderen van gedragsregel? voorspelbaarheid in
gedrang
o Algemeenheid: moeilijk om overzicht te bewaren en globaal lijn te zien (op
elke regel zijn er immers wel uitzonderingen)
o Onderlinge consistentie: wetgever verandert wet DUS enkele andere wetten
zouden ook moeten veranderen
Gevaar op tegenstrijdigheden neemt toe naarmate complexiteit
van recht toeneemt
- Rechtvaardigheid
o Evolutief = veranderen met de tijd
MAAR harde kern van te respecteren waarden
Wat nu rechtvaardig is of over 20j is anders
Bv. In BEL: mensen van hetzelfde geslacht kunnen trouwen
Vroeger: oog om oog, tand om tand
- Doeltreffendheid
o Middelen aangepast aan doelstellingen
o Memorie van toelichting = doelstellingen v/d wetgever, wetten evolueren,
juristen + mensen van verschillende disciplines (bv. Psychologen,
wetenschappers…) komen samen om te onderzoeken of de doelstelling is
bereikt
= systeem van wetsevaluatie
Handhaving van rechtsregels door of krachtens het maatschappelijk gezag
• Uitvoerde macht (bv. Koning, regering) wetten ten uitvoer leggen
• Rechterlijke macht (bv. Magistratuur) sanctionering van overtredingen v/d rechtsregel
RECHT IS DUS:
Een geheel van gedragsregels en ermee samenhangende institutionele voorschriften
Uitgevaardigd en gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag
Met oog op een rechtszekere, rechtvaardige en doeltreffende ordening v/d maatschappij
Hoofdstuk 2: relati viteit van deze benadering
Niet overal een stelsel van gedragsregels
1. ‘common law’: recht stamt af van vroegere Engelse recht
2. ‘marxisme’: onderdrukking van lagere klassen door de heersende klasse
3. ‘Afrikaanse traditionele recht’: verzoening!
4. Verre oosten: sociale gedragsregels!!
CONCLUSIE: minder focussen op de ordende functie van het recht, maar meer nadruk op
humaniserende functie van recht en de rechtspraktijk
3
, DEEL II: BASISBEGRIPPEN
HOOFDSTUK I: RECHTSSUBJECTEN
Afdeling 1: begrippen
Rechtssubject = degene voor wie de rechtsnorm gevolgen (rechten en plichten) meebrengt, in wiens
hoofde rechten en plichten bestaan of kunnen bestaan
1. Natuurlijk persoon
2. Rechtspersoon: natuurlijke personen kunnen zich hierin engageren
Persoon = iedere drager van rechten en plichten
Juridische persoonlijkheid = geheel van rechten en plichten v/e rechtssubject (een persoon)
1. Staat van de persoon
2. Bekwaamheid van de persoon (zie hoofdstuk 2)
Staat van de persoon = het geheel van bepaalde hoedanigheden van een persoon die zijn
rechtspositie in de maatschappij en de familie bepalen en hem onderscheiden van andere personen
(art. 6, § 2 oud BW) (onderscheid m.b.t. het bezit en de uitoefening van rechten)
1. Staat in maatschappij: nationaliteit,…
2. Staat in familie: adoptie, trouwen (-> scheiding -> rechtspositie verandert)
3. Staat als enkeling
o Fysieke elementen: leeftijd (-> meerderjarig worden -> evolutie van
handelingsonbekwaam naar handelingsbekwaam) / levend of dood
o Psychische elementen: mentale gezondheid (niet meer helder kunnen
nadenken, rechter verklaart hem onbekwaam)
o Civielrechtelijke elementen tot identificering van de persoon: naam ->
plaatsing binnen bepaalde familie – voornaam -> onderscheid binnen familie
Verkrijging van deze elementen is afhankelijk van:
- Rechtsfeiten: bv overlijden (lijk > juridische persoonlijkheid eindigt bij het overlijden)
- Materiële rechtshandelingen: bv erkenning van kind door vader
- Rechterlijke uitspraken: bv echtscheidingsvonnis
- Een wet: bv personen kunnen Belgische nationaliteit krijgen (naturalisatiewetten)
Burgerlijke staat v/e persoon = art. 6, § 1 oud BW
<-> burgerlijke stand = rechtsfeiten en rechtshandelingen vaststellen die de staat v/d
persoon bepalen of wijzigen
Bezit van staat = sociaal gedrag = impliceert een behandeling v/d persoon en feitelijk gedragingen v/e
andere betrokkene, die wijzen in de richting v/d uitoefening van rechten en de naleving van plichten,
inherent verbonden aan de staat in familie
= schijntoestand die juridisch wordt erkend
Functies in het afstammingsrecht:
- Enkelvoudig karakter: er kan maar 1 persoon ten aanzien van meerdere mannen
Tweezijdig karakter: er kan maar 2 personen bezit van staat hebben, ten aanzien van
moeder & vader (of meemoeder)
4