Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Materieel Strafrecht E-cluster HAN + jurisprudentie benoemd bij relevante onderwerpen. €4,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Materieel Strafrecht E-cluster HAN + jurisprudentie benoemd bij relevante onderwerpen.

 15 vues  0 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Bij deze biedt ik mijn samenvatting voor Materieel Strafrecht aan. Dit vak had ik in het 3e jaar (e-cluster) in de eerste periode. bij de relevante onderwerpen heb ik ook de jurisprudentie benoemd. Zelf heb ik een 9,1 behaald dankzij deze samenvatting!

Aperçu 3 sur 16  pages

  • Oui
  • 26 septembre 2023
  • 16
  • 2023/2024
  • Resume
avatar-seller
Materieel strafrecht
College 1
Legaliteitsbeginsel, art. 1 Sr
- Lex scripta-beginsel, Iets is strafbaar als het beschreven staat in een wet.
- Verbod van terugwerkende kracht van strafbepalingen, iets is niet strafbaar als na het feit pas een wet
komt.
- Verbod van analogie, je hebt te maken met een situatie die heel erg lijkt die op de wet is geregeld, maar het is
net niet hetzelfde. Dan kan je daar niet voor worden gestraft.
- Lex certa beginsel, het is niet de bedoeling dat er vage dingen worden opgenomen in de wetten. Dus het moet
duidelijk beschreven worden zodat de burger weet wat wel en niet mag.

Hoofdstuk 3
Grondbeginselen van het Nederlandse strafrecht:
 Rechtszekerheidsgedachte/ nulla Poena beginsel, art. 16 GW en art. 1 Sr geen feit is
strafbaar als daarvoor geen wettelijke bepaling is. Voor strafbaarheid is dus een wettelijke
strafbepaling vereist en deze moest al bestaan voordat het feit is gepleegd. Terugwerkende
kracht is in beginsel uitgesloten.
“nullum crimen, nulla poena sine praevia lege poenali” Paul Johann Anselm von Feuerbach
Von Feuerbach vond dat strafbedreiging van tevoren bij de burger bekend moest zijn en hierdoor eiste hij dat er van
tevoren is aangewezen welke geiten strafbare feiten waren en welke straffen hierop stonden. Von Feuerbach vatte zijn
leer samen in een 3tal geformuleerde stelregels, deze zijn
1) Iedere toepassing van straf kan slechts gebaseerd zijn op een voorafgaande strafwet (nulla
poena sine praevia lege)
2) De toepassing van straf is slechts mogelijk, wanneer de door de wet met straf bedreigde
gedraging heeft plaatsgevonden (nulla poena sine crimine)
3) De wettelijk met straf bedreigde gedraging heeft tot rechtsgevolg, dat de door de wet daarop
gestelde straf wordt toegepast (nullum crimen sine poena legali)
Uit de nulla poena-regel kunnen een viertal sub-regels worden afgeleid, deze zijn.
a. De straf moet berusten op een wet in formele zin
b. Het verbod van terugwerkende kracht (= de wettelijke strafbepaling moet aan het geit zijn voorafgegaan/ het moest al een wettelijke strafbepaling zijn voordat
het feit gepleegd was wil je het bestraffen.)

c. Het bestimmtheitsgebot (=de rechtszekerheid is gediend met een nauwkeurige omschrijving van de strafbare feiten en de op te leggen straffen. Hierdoor weet de burger op
precies waaraan hij toe is)

d. Het verbod van analogie (=het is een eis dat een strafbaar feit zo precies mogelijk in de wet is omschreven. Alleen een gedraging die aan een wettelijke omschrijving
beantwoord, kan daarom een aanleiding geven tot bestraffing.)

 Geen straf zonder schuld,
de makers van ons wetboek hebben gesteld dat als er sprake wil zijn van een
misdrijf/misdrijven dat er dan sprake van opzet of schuld (onvoorzichtigheid) vereist is.
Bij de omschrijving van deze feiten moet hier dan ook rekening mee worden gehouden en
moeten een van deze 2 schuldvormen worden opgenomen.
Misdrijven kunnen worden onderscheiden in 2 dingen, namelijk:
 Doleuse, hiervan is sprake wanneer er volgens de delictsomschrijving opzet (dolus) is vereist.
 Culpose, hiervan is sprake als volgens de delictsomschrijving schuld (culpa) is vereist.
Bij overtredingen wordt er iets anders gehanteerd en is er dus noch culpa noch dolus vereist.
Iedere strafbepaling vraagt om uitleg (interpretatie). Dit is omdat de betekenis van een woord
afhangt van het verband waarin het is gebruikt. De rechter kan in hoofdzaak 4 methoden te
onderscheiden voor de uitleg van een wetsbepaling:
1) Grammaticale interpretatie (taal)
2) Teleologische interpretatie, hierbij kijkt hij naar de bedoeling van de wetgever of naar de
beginselen die de wetgever aan zij bepaling ten grondslag heeft gelegd, dan wel de eisen die
de samenleving stelt. (Bedoeling/ doel van de wet) (bijv. veearts arrest)

, 3) Systematische interpretatie, hierbij laat de rechter de uitleg van een bepaling afhangen van
het systeem van de regeling waarin deze bepaling staan (plek in de wet, dus waar staat iets in de wet)
4) Historisch, deze kan je opdelen in wetshistorische interpretatie (totstandkoming van de wet; kamerstukken)
en rechtshistorische interpretatie (ouder wetteksten/ uitspraken)

Hoofdstuk 4
Er zijn 3 algemene voorwaarden voor strafbaarheid, deze zijn:
 Er moet sprake zijn van een gedraging door een persoon
 De gedraging moet wederrechtelijk zijn (in strijd met de wet)


 De wederrechtelijke gedraging moet verwijtbaar zijn
Bestandsdelen zij vormen de voorwaarde van strafbaarheid.
Bewijs de rechter buigt zich over de vraag ‘of bewezen is dat het feit door de verdachte is begaan,
dit noem je ook wel de bewijsvraag. Hiervoor gelden speciale bewijsregels, art. 338 Sv e.v.
Kwalificatie als het bewijs is geleverd dan moet de rechter nagaan ‘welk strafbaar feit het bewezen
verklaarde volgens de wet oplevert’ (de tweede vraag van art. 350 Sv). Dit is dus de zogenoemde
kwalificatievraag en hier moet hij dus controleren of alle bestandsdelen van het strafbare feit in de
bewezenverklaring voorkomen. Als er 1 van de bestandsdelen ontbreekt dan kan het bewezene niet
als strafbaar feit worden gekwalificeerd.

Dit hieronder uitgewerkt in WEEK 10 hier staat het duidelijk.
Schulduitsluitingsgronden (let op woordje wederrechtelijk) gehad in het eerste jaar, deze aantekeningen kijken voor duidelijkheid!
 Ontoerekeningsvatbaarheid, 39 Sr
 Psychische overmacht, 40 Sr (situatie dat je niet veel anders kan dan de wet overtreden (bijv. iemand stapt in de auto en zegt dat je
moet rijden of je huis brandt en je bent in paniek))
 Noodweerexces, 41 lid 2 Sr (je handelt niet proportioneel)
 Een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel, 43 lid 2 Sr
 Afwezigheid Van Alle Schuld (AVAS)
Rechtvaardigingsgronden (let op woordje wederrechtelijk) gehad in het eerste jaar, deze aantekeningen kijken voor duidelijkheid!
 Overmacht in de zin van noodtoestand, 40 Sr (je kan de weegschaal voor je zien. Dus is het belangrijker om je aan de wet
te houden of aan het ander zwaarwegend belang (bijv. je eigen leven of het leven van een ander))
 Wettelijk voorschrift, 42 Sr
 Bevoegd gegeven ambtelijk bevel, 43 lid 1 Sr
 Noodweer, 41 lid 1 Sr (je handelt proportioneel)
 Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid
 Eerst altijd noodweer uitwerken! Proportionaliteit en subsidiariteit. Aan alle voorwaarde
noodweer voldaan behalve proportionaliteit dan kan je kijken of noodweerexces een optie is.
Noodweerexces= situatie dat je jezelf of een ander wou beschermen maar dit buiten porportie was.
Hier is het belangrijk dat je gaat kijken waarom je te ver bent gegaan in jouw verdediging. Er moet
sprake zijn van een hevige gemoedstoestand.
 kijk ook werkcollege
Stappenplan voor noodweer:
1) Is noodweer een SUG (schulduitsluitingsgrond) of een RVG (rechtvaardigingsgrond)?
2) Wat tast deze SUG/RVG aan?
3) Is wederrechtelijkheid/verwijtbaarheid een element (staat het niet in de wet) art. 3 e vraag
350 Sv of bestanddeel (staat het in de wet (wederrechtelijk bijv. staat in de wet dan bestandsdeel)) art. 1e vraag 350 Sv?
4) Bij welke vraag uit het beslisschema komt dit aan bod?
5) Wat wordt de einduitspraak art. 352 Sv lid 1 vrijspraak lid 2 OVAR?
6) Welk wetsartikel hoort hierbij?
Rechterlijke beslisschema ter voorbereiding van een casus
Nr Vraag Art. Antwoord Art.

, 1. Geldige dagvaarding? 348 Nietigheid dagvaarding 349

2. Rechter bevoegd? 348 Onbevoegdheid rechter 349

3. OM ontvankelijk? 348 Niet Ontvankelijkheid OM 349

4. Schorsing vervolging? 348 Schorsing vervolging 349

5. Bewezenverklaring? 350 Vrijspraak 352

6. Daad strafbaar? 350 OVAR 352

7. Dader strafbaar? 350 OVAR 352

8. Straf/maatregel? 350 Straf/maatregel/9a Sr 352


Hoofdstuk 5 (niet §5.3)
Subjectieve bestandsdelen dit zijn opzet en culpa. Dit is zo omdat zij een geestesgesteldheid van de
dader zouden beschrijven
Objectieve bestandsdelen dit zijn de andere bestandsdelen. Bestanddeel dat (logischer wijs) niet op de
geestesgesteldheid van de dader is gericht. Het gaat hier voornamelijk om, zoals de naam aangeeft, objectieve feiten in de
delictsomschrijving. Voorbeelden hiervoor zijn: "enig goed", "wederrechtelijk", "dood" of "geheel of ten dele".
De subjectieve bestandsdelen hebben betrekking op de objectieve. De verdachte moet opzet hebben
gehad op, of schuld hebben gehad aan. Bij diefstal moet de verdachte geweten hebben dat het goed
dat hij wegnam aan een ander toebehoorde. Deze betrokkenheid de schuldvormen culpa en opzet op
de objectieve bestandsdelen wordt ook wel het schuldverband genoemd. Hier is niet altijd sprake
van dan noem je het geobjectiveerd bestandsdeel, bijv. art. 245 Sr hiervan gaat het om de leeftijd
van 12 jaar maar jonger dan 16 jaar doet hoeft de verdachte niet te weten maar het is wel zo.
Het onderscheid tussen formele en materiële delicten heeft betrekking op de wijze waarop
gedragingen is omschreven.
- Bij materiële delicten is de gedraging omschreven als het veroorzaken van een gevolg (bijv.
doodslag: een ander van het leven beroven is niets anders dan het veroorzaken van diens
dood).
- Bij formele delicten is de wetgever NIET in de gevolgen geïnteresseerd. Hier wordt een
bepaalde gedraging als zodanig verboden, ongeacht de daardoor teweeggebrachte gevolgen
(bijv. te hard rijden, rijden onder invloed, afleveren drugs, niet tijdig doen van de
belastingaangifte etc.)

College 2
Wederrechtelijkheid heeft eigenlijk 2 betekenissen. 1 van deze 2 is in strijd met het objectieve
recht (het staat letterlijk in de wet). Bijv. art. 350 Sr zonder toestemming van de eigenaar.

Dreigbriefarrest rechter heeft aangegeven dat je best je geld mag terugvragen en daar heb je ook
recht op. Maar hij geeft aan dat de manier (dreigbrief) niet oké is en dat dat echt niet kan. ‘In strijd
met het recht/maatschappelijke betamelijkheid’. Of te wel wat je hebt gedaan is zo niet hoe het hoort
waardoor je tegen het recht hebt gehandeld. D.w.z. in strijd met het (on)geschreven recht.

In bepaalde artikelen staat niet het woord ‘wederrechtelijk’, zoals bij doodslag. Dit is omdat wij als
maatschappij/ juridische aspecten de wereld in controle willen houden over het leven van iemand
anders. Dus ook met toestemming mag je niet zomaar iemand vermoorden.

 Wederrechtelijkheid en mishandeling (300 en 301 Sr) = het aan een ander toebrengen van
lichamelijk letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. Bij mishandeling is
wederrechtelijkheid ingebakken!! Of te wel wederrechtelijkheid is een bestandsdeel van
mishandeling. (Bijv. bij de politie, bij een aanhouding kan er geweld gebruikt worden).

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur agablom. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80364 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,49
  • (0)
  Ajouter