1.Biopsychosociaal denken
1.1. Van biomedisch denken…
16de – 17de eeuw
De mens is bijna volledig herleid tot een fysiek lichaam, waar biologische processen ziekte en
gezondheid bepalen
Gezondheid wordt beschreven als de ‘afwezigheid van ziekte’
Je bent inorde (gezond) of niet inorde (ziek), maar nooit beiden tegelijk
Kerk wil ontkennen dat er een geest in ons zit
Scheiding tussen lichaam en geest
Kerk: geest is iets religieus en het lichaam niet
Onderzoek op het menselijk lichaam is toegestaan
Extern: infectie, virus…
Bv. Boom op je hoofd gevallen
Intern: genetische factoren
Bv. inwendig gebeurt er iets, waardoor je blind wordt
Eenzijdige visie op gezondheid
1.2. … Tot biopsychosociaal denken
1977
Blauwdruk om onderwijs op te starten
Je kan gezond zijn, maar ook ziek zijn tegelijk
Gebaseerd op de interactie tussen biologische, psychologische en sociale aspecten van ziekte
Bv. De nudesfilmpjes van Sean Dhondt, Stan Van Samang…
Biologische component
Fysieke en demografische factoren
Leeftijd, geslacht, lichamelijke kenmerken, algemene gezondheidstoestand…
Psychologische component
Psychologisch functioneren
De geschiedenis van de psychische problemen, gedachten, emoties, opvattingen…
Sociale componenten
De rol van de omgeving, opvoeding en opleiding, beroepsleven, woonst, inkomen…
De ziekte bepaalt niet mate van het functioneren, maar wel…
Algemene gezondheidstoestand
De karaktereigenschappen van een persoon
De omgeving waarin iemand leeft
1.3. De ICF
ICF = International Classification of Functioning Disability and Health
ICF = Middel om biopsychosociaal denken te vertalen in de praktijk
In 2001 gepubliceerd door World Health Organization (WHO)
Beschrijft het volledige menselijke functioneren
3 perspectieven:
Het perspectief van het menselijk organisme
Het perspectief van het menselijk handelen
, Het perspectief van de mens als deelnemer van het maatschappelijke leven
Classificatiesysteem (= Een ordening van informatie binnen een bepaald domein)
Volgens vooraf opgestelde criteria
In een hiërarchische structuur
= Een manier om personen, objecten of gegevens te ordenen volgens asymmetrische
relaties daartussen, waarbij meerderen met minderen worden verbonden
Het is GEEN meetinstrument, registratieformulier, vragenlijst, behandelprotocol…
Te veel nadruk op de manier waarop problemen in het functioneren tot stand komen
Geen nadruk op de gevolgen
Beschrijving van ziektes, aandoeningen, letsels…
DSM (= Dagnostic manual of mental disorders)
- Definitie van psychische aandoeningen
- Etiologische classificatiesysteem (gebaseerd op de oorzaak)
Waarom ICF?
Neutrale positie
Nadruk op de gevolgen
Geen oorzakelijke verbanden
Beschrijft het totale menselijke functioneren, ALLE gezondheidscomponenten
Positieve en negatieve elementen
1.3.1. Toepassingen
Verzamelen van statistische gegevens
Basis voor het ontwikkelen van onderzoeksinstrumenten (meten van QOL…)
Basis voor het ontwikkelen van klinische instrumenten
Bij het plannen van een sociaal beeld (sociale zekerheid…)
Basis voor het ontwikkelen van onderwijsinstrumenten (lesprogramma’s…)
1.3.2. Opbouw
3 grote luiken
Ziekte/aandoening
Functioneren en de functioneringsproblemen
Externe en persoonlijke factoren
1.3.3. Terminologie
Ziekte/aandoening
Ziekte, aandoening of letsel beschreven
Geen diagnose, maar wel een aandoening
Aandoening kan ook iets functioneels zijn
Bv. Dyslexie
Kan ook omstandigheden beschrijven
Bv. Zwanger zijn, ouder worden, stress, aangeboren aandoeningen…
Wordt ingevuld met behulp van de ICD-10
Functies en anatomische eigenschappen
Functies = fysiologische en mentale eigenschappen van het menselijk organisme
- Krijgen een letter ‘b’ bij het begin van de codering
Anatomische eigenschappen = betreffen de positie, aanwezigheid, vorm en continuïteit van
onderdelen van het menselijk lichaam
- Krijgen een letter ‘s’ bij het begin van de codering
Beide termen handelen over het lichaam Stoornis (wordt geordend volgens aard)
Er wordt geen oorzaak genoteerd
, Activiteiten en participaties
Activiteiten = onderdelen van iemands handelen, uitvoeren van een actie door een individu
Bv. Veters knopen, wandelen, lezen…
- Problemen worden beperkingen genoemd
- Krijgen een letter ‘d’ bij het begin van de codering
Participatie = iemands deelname in het maatschappelijke leven
Bv. Voorlezen in een klas
- Problemen worden participatieproblemen genoemd
- Krijgen een letter ‘d’ bij het begin van de codering
Externe factoren
Gaan over de fysieke, sociale en attitude-omgeving waarin mensen leven
2 niveaus: individueel en maatschappelijk
Iemands fysieke en sociale omgeving kunnen het functioneren positief of negatief
beïnvloeden
Krijgen een letter ‘e’ bij het begin van de codering
Persoonlijke factoren
Omvat de specifieke achtergrond van een persoon en zijn/ haar manier van leven
Elementen die geen deel uitmaken van de huidige gezondheidstoestand
Bv. Naam, leeftijd, geslacht, gewoonten, onderwijs, beroep…
Krijgen geen codering
1.3.4. Codering
Is een alfanumerieke codering (er wordt gebruikt gemaakt van letters en cijfers)
Letters staan om de plaats in het model aan te duiden
B functies
S anatomische eigenschappen
D activiteiten en participaties
E externe factoren
Na de letter geeft het eerste cijfer het hoofdstuk weer waarover het gaat
Na het eerste cijfer volgt er een getal van 2 cijfers en duidt het niveau van de classificatie aan
Na het getal komt er een cijfer en duidt het subniveau aan
Het laatste cijfer duidt de ernstgraad aan
Hoe langer de code is, hoe dieper je bent doorgedrongen in de boomstructuur van de ICF
1.3.5. Typeringen of qualifiers
De code is pas compleet als er een typering aanwezig is
Geeft de ernstgraad weer
Typering van functies
Er is maar 1 typering mogelijk
Geeft de ernst van de stoornis weer
Typering van anatomische eigenschappen
Kunnen 3 typeringen bevatten
Het eerste cijfer geeft de ernst weer
Het tweede cijfer geeft de aard van de stoornis weer
Het derde cijfer geeft de plaats van de stoornis weer
Typering van activiteiten en participaties
Kunnen 2 typeringen bevatten
Het eerste cijfer geeft de uitvoering weer
, Het tweede cijfer geeft het vermogen weer
Typering van externe factoren
Er is maar 1 typering mogelijk
Geeft aan in welke mate de factor ondersteunend (+) of belemmerend (.) is
2. Therapeutische benaderingen
2.1. Inleiding
Biopsychosociaal denken het volledig functioneren van de mens in kaart brengen