Samenvatting van het boek 'Taal en taalwetenschap' van Baker, A. E., Don, J., & Hengeveld, K. (2013; Tweede editie). Betreft alleen hoofdstuk 1 tot en met 10.
Taal en Taalwetenschap Anne E. Baker / 48 oefenvragen met antwoorden uit het hele boek / voor UVA 2024
Samenvatting H12 Woordvorming Taal en taalwetenschap - Taalbeschouwing 3.2 Spellingsdiscussies
Samenvatting Taal en taalwetenschap - Semantiek en pragmatiek
Tout pour ce livre (42)
École, étude et sujet
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Taal en Communicatie
Inleiding Taalwetenschap
Tous les documents sur ce sujet (2)
3
revues
Par: isilbahsi • 2 année de cela
Par: lisannekickken84 • 5 année de cela
Par: lisakraakman • 6 année de cela
Vendeur
S'abonner
cweiler
Avis reçus
Aperçu du contenu
Deel I: Taal en taalvermogen
Hoofdstuk 1: Van taal naar taalwetenschap
De kennis die mensen hebben over taal is onbewust. Het is kennis van een abstract systeem, niet van
een lijst van uitingen. Talen hebben een bepaalde structuur, waarin ze sterk van elkaar kunnen
verschillen.
Universalia: sommige eigenschappen worden door alle talen gedeeld
Enkele universele eigenschappen van talen:
Alle talen bestaan uit kleine elementen (ook gebarentalen)
Alle gesproken talen hebben klinkers en medeklinkers
In alle talen kunnen taalgebruikers een bewering ontkennen, vragen stellen en bevelen
geven
Alle talen hebben woorden voor zwart en wit of donker en licht
Specifieke kenmerken van natuurlijke, menselijke talen, zijn:
Compositionaliteit: taalelementen hebben een eigen betekenis, maar ze kunnen
gecombineerd worden om andere betekenissen uit te drukken
Recursie: maakt het mogelijk om een linguïstische eenheid in te bedden in een andere
linguïstische eenheid van hetzelfde type (bv. woordjes als dat en van)
Creativiteit: maakt mogelijk om met een bepaald aantal symbolen of tekens (woorden of
gebaren) en een aantal regels (grammatica) steeds weer nieuwe, mogelijk unieke uitingen te
produceren
Spontaniteit; er hoeft geen directe aanleiding of stimulus te zijn
Mensentalen zijn tot op grote hoogte willekeurig of arbitrair. In het geval van
onomatopeeën is er wel een relatie tussen vorm en betekenis van taalteken (oftewel
klanknabootsende woorden, bv. kukeleku, niezen en tsjilpen)
Menselijk taalgebruik is een vorm van ‘samen handelen’: mensen stemmen hun taalgebruik af op
hun gesprekspartner, die weer reageert op wat de ander zegt etc. Er is dus sprake van interactie.
(Gaat om het verschil tussen mensentaal en bijentaal).
Taalgebruik kan plaatsvinden los van het hier en nu, d.w.z., taalgebruik hoeft niet gekoppeld te zijn
aan actuele ervaringen of omstandigheden.
Veel taaluitingen hebben meer betekenissen, maar o.b.v. de context is meestal vast te stellen wat de
bedoelde betekenis is.
Talen worden verworven door kinderen middels interactie met de omgeving en ze worden van
generatie op generatie overgedragen.
Drie andere talen:
Dierentalen; bevatten minder elementen in communicatiesysteem, niet
creatief/spontaan/willekeurig
Kunsttalen
Computertalen
Non-verbale communicatie
1
,Kunsttalen, zoals Esperanto, vormen een ander type talen, dat wel grotendeels gelijk is aan dat van
natuurlijke talen (zoals het verschijnsel van compositionaliteit en de willekeurigheid van het
taalteken). Het zijn talen die door mensen bewust ontworpen of geconstrueerd zijn. Om de
problemen van internationale communicatie op te lossen, of soms met een ideologisch doel om
volken dichter bij elkaar te brengen, zijn er verschillende kunsttalen ontwikkeld.
Kunsttalen: twee verschillen met natuurlijke, menselijke talen:
Ze veranderen over het algemeen niet in de loop van de tijd, terwijl natuurlijke talen als het
ware levend zijn
Kinderen verwerven een natuurlijke taal over het algemeen van jongs af aan in directe
interactie met hun omgeving. Dit is bij kunsttalen niet het geval (hoewel Esperanto een
uitzondering kan zijn, wanneer beide ouders het spreken)
Verder zijn er computertalen, waarin computerprogramma’s geschreven zijn en waarin mensen
instructies aan de computer kunnen geven. Deze computertalen verschillen sterk van natuurlijke,
menselijke talen.
Het opvallendste kenmerk van computertalen is dat er een vaste één-op-één relatie bestaat tussen
vorm en betekenis. In een natuurlijke taal zoals het Nederlands kunnen woorden en zinnen
probleemloos meerdere betekenissen hebben.
Een vierde type taal is dat van non-verbale communicatie, waar geen woorden aan te pas komen
(bv. handgebaren, lichaamshouding, gezichtsuitdrukkingen). Deze is beperkter van aard dan de
verbale. Bepaalde gebaren hebben maar één betekenis. Verder zijn er maar heel weinig gebaren of
andere non-verbale elementen. Het combineren van gebaren, zodat ze een andere betekenis krijgen,
is niet mogelijk. M.a.w.: er is geen sprake van compositionaliteit. Natuurlijk kan iemand wel gebaren
combineren, maar de volgorde is volstrekt irrelevant. Zoiets als een grammatica of een vaste
structuur, die juist kenmerkend is voor natuurlijke, menselijke talen, is er dus niet.
Talen zijn systemen van tekens. Dat aspect van talen vinden we bv. ook terug in pictogrammen en
verkeersborden. Ook hier is geen compositionaliteit. Er is evenmin sprake van interactie. Alle
kenmerken van natuurlijke, menselijke talen – behalve dat een teken ‘ergens voor staat’ – zijn niet
van toepassing.
Tenslotte wordt het begrip ‘taal’ wel gebruikt voor alles waarmee mensen een zekere betekenis
overdragen. Zo is het mogelijk te spreken van de ‘taal van de kleding’ (bv. mantelpakje vs. T-shirt).
Talen kunnen in verschillende vormen of modaliteiten worden geuit. Er zijn gesproken talen (tong,
lippen, stembanden en oor) en gebarentalen (visuele modaliteit). Een inhoudelijke relatie tussen
vorm van de gebaren en hun betekenis: de iconiciteit van gebaren. In gebarentalen is de relatie
tussen vorm en betekenis sterker dan in gesproken talen, maar in het algemeen is deze relatie
arbitrair. De universalia (zie eerder) gelden net zo goed ook voor de gebarentalen.
Verder kunnen talen geschreven worden, en kunnen van elkaar verschillen wat betreft het soort
schrift. De schrijftaal is afgeleid van de spreektaal, en daarom secundair.
Er is geen onderscheid te maken tussen ‘primitieve talen’ en meer ‘ontwikkelde talen’. In de
taalwetenschap gaat men er eveneens van uit dat er geen wezenlijk verschil bestaat tussen enerzijds
complexe en anderzijds simpele talen.
2
,De taalwetenschap probeert de onbewuste kennis die mensen hebben van hun taal te expliciteren
en ze bestudeert dus hoe talen als systeem in elkaar zitten. Dat gebeurt vooral door het opstellen
van een grammatica.
In een descriptieve grammatica worden alle vormen van een bepaalde taal beschreven, niet alleen
de standaardvorm.
Prescriptieve grammatica’s schrijven regels voor; ze geven de normen voor ‘correct taalgebruik’.
Diachrone beschrijving: wie veranderingen van taal in de tijd beschrijft (ook wel ‘historische
grammatica’ genoemd).
Synchrone beschrijving: beschrijving van taal op een bepaald moment (in de tijd).
Pedagogische grammatica: regels van de grammatica beschreven t.b.v. taalleerders. Ook wel
‘leergrammatica’ genoemd.
Grote verschillen met wetenschappelijke grammatica:
Pedagogische grammatica’s hebben meestal een prescriptief karakter
Wetenschappelijke grammatica van een taal bevat veel meer informatie en is ook veel
explicieter over alle regels en uitzonderingen
Een grammatica van een taal bevat verschillende aspecten (linguïstische niveaus):
Syntaxis: zinsbouw
Semantiek: betekenis
Pragmatiek: de wijze waarop taalgebruik in interactie en in langere teksten is gestructureerd
Fonetiek en fonologie: klanken
Morfologie: woordvorming
Daarnaast houdt de taalwetenschap zich bezig met bepaalde thema’s: de manier waarop mensen
hun taalvermogen gebruiken bij taalbegrip en –productie, de wijze waarop taal wordt verworven en
het functioneren van talen in de taalgemeenschap.
3
, Hoofdstuk 2: De taalgebruiker
Om adequaat met anderen te kunnen communiceren heeft een taalgebruiker verschillende soorten
kennis nodig:
Linguïstische competence: kennis van de taal (de abstracte en grotendeels onbewuste
kennis van het taalsysteem)
(Performance: het feitelijke gebruik van die kennis. Er zijn hier beperkingen aan, omdat het
geheugen bv. overbelast zal raken bij een te lange zin. Verder spreken mensen niet altijd
foutloos en grammaticaal).
Communicatieve competence: kennis van de taalgebruikssituatie (hoe te handelen bv.
onbeleefd vs. beleefd; regels voor taalgebruik in allerlei situaties).
Kennis van de wereld
Het cognitieve systeem wordt voortduren aangevuld of aangepast door het begrijpen van taal en in
mindere mate door het spreken.
Een duidelijk voorbeeld van de wisselwerking tussen kennis van de wereld en taalgebruik is onze
woordenschat. Door het taalgebruik leren we voortdurend nieuwe woorden of verandert onze
kennis van bekende woorden. ‘Kennis van taal’ betreft niet alleen de regels van taal, de grammatica,
maar kennis van woorden van een taal is uiteraard ook een belangrijk onderdeel van onze taalkennis.
Deze kennis, die nauw verbonden is met kennis van de wereld, is opgeslagen in ons mentale lexicon.
Het gebruik van het mentale lexicon is te beschouwen als het prikkelen of activeren van die kennis.
Als taalgebruikers een woord horen wordt dat woord met de bijbehorende betekenis geactiveerd. De
activatie straalt uit naar nauw verwante woorden en kennis: activatiespreiding. De mate waarin die
woorden sneller worden herkend staat bekend als het priming effect. Priming effecten worden
gebruikt om het mentale lexicon te bestuderen en de processen die ten grondslag liggen aan het
kunnen interpreteren van taal.
De taalgebruiker moet niet alleen over allerlei kennis beschikken, maar ook psychologisch goed
kunnen functioneren. Al deze kennis en vermogens zullen worden aangeduid als het cognitief
systeem.
Een beschadiging in het gebied van Broca tast voornamelijk het spreken aan, terwijl het begrijpen
relatief intact blijft. Er worden weinig of geen lidwoorden en voorzetsels gebruikt; daarom ook wel
telegramstijl genoemd.
In het gebied van Wernicke leidt letsel tot een stoornis in het begrijpen van taal. Hoewel de
taalproductie normaal is wat betreft spreektempo en zinslengte, wordt bij het spreken vaak de ene
klank door de andere vervangen (bv. poter i.p.v. boter), of worden woorden verwisseld met een
verwante betekenis (bv. jongen i.p.v. meisje). In ernstige gevallen leiden deze spreekfouten, waarvan
de patiënt zich niet bewust is, tot betekenisloos ‘jargon’.
Deze voorbeelden laten zien dat verschillende gebieden in de hersenen verbonden kunnen worden
met verschillende taalfuncties. Afasie: taalstoornissen die het gevolg zijn van een
hersenbeschadiging, bv. door een beroerte of ongeluk. Afasie wordt in ongeveer 95% van alle
gevallen veroorzaakt door een beschadiging in de linkerhelft. Dit betekent dat die hersenhelft bij de
meeste mensen gespecialiseerd is voor taal. Alleen bij een kleine minderheid – meestal
linkshandigen – blijkt de taal voornamelijk in de rechterhersenhelft gelokaliseerd te zijn. Een
beschadiging in het gebied van Broca tast vooral de verwerking en het begrijpen van syntactische
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur cweiler. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.