Inleiding tot info en communicatie techn
en systemen
H1: positionering van ICT
1.1 naar een informatiemaatschappij
Waarom ICT belangrijk is => bandje betalen, of kijken of je binnen mag (Rockwerchter), skipas, supermarkt
barcodes scannen, winkelkaart scannen winkel weten wat je koopt.
Informatica = leer van de methoden en technieken voor het ontwikkelen, opzetten en gebruiken van
informatiesystemen
Informatiesysteem = geheel van samenwerkende componenten dat gegevens (data) verwerkt tot
bruikbare informatie
Informatiesysteem en ICT
IT= informatietechnologie
ICT= informatie – en
communicatietechnologie
DATA = gegevens
Gegevens = verzameling ruwe feiten m.b.t personen, dingen, ideeën of georganiseerde codes
Gegevensbronnen = binnen en /of buiten de onderneming/organisatie => klantenorders,
vervoersdocumenten, facturen, streepjescodes
Gegevensnormen = numeriek, alfanumeriek, grafisch, geluid
Informatie zijn de gegevens doe een concrete betekenis hebben gekregen, die begrijpbaar zijn gemaakt en
deze kennis kan je overdragen
Informatie wordt gecreëerd en gecommuniceerd door middel van informatiesystemen. Hierbij speelt zich een
gegevensverwerkingsproces af
Keniseconomie: informatie als productiefactor
o Productiefactoren zijn nu niet meer enkel, natuur, kapitaal, arbeid maar ook informatie
o Zonder data en informatie heb je geen kennissysteem
o Data (= ruwe grondstof) informatie (= afgewerkte producten) kennis (=verbruikte goederen)
HARDWARE
Digitale computer = programma gestuurde machine uitgerust met intern geheugen voor het zelfstandig
afwerken van diverse taken mbt tot invoer (input), verwerking (processing), opslag en uitvoer (output) van
gegevens
1
, Met bepaalde invoerapparaten kan je een grootte impact hebben op bedrijven maar ook op steden =>
sensoren in vuilbak Barcelona, fill+level en odor (stinkende geur) detecteren => waste management
sensors. Hierdoor wordt de stad mooier en hebben ze minder last van stinkede vuilbakgeuren.
Data processing = wifi, bleutooth
Information output
o Haptic information => dingen die je kan voelen: bv trilling die horloge geeft als je gebeld
wordt
o Adial information: ear speaker
o Visual information: programma dat weergeeft wat er in het magazijn zit
SOFTWARE
Applicatieprogrammatuur (application software)
o Programmatuur waarmee de eindgebruiker werkt, voor het oplossen van problemen =>
tekstverwerker (word), boekhoudpakket, facturatieprogramma, excel
Systeemprogrammatuur (systems software)
o Brug tussen apparatuur en de toepassingssoftware
o Ondersteunende en beheersmatige taken binnen de uitbating van een computersysteem
o Operating systeem, vertaalprogramma’s
TELECOMMUNICATIE
Skype, watssapp, email, twitter
Je wilt een bepaald product kopen, je gaat naar de supermarkt en je verwacht at de supermarkt dit heeft. De
winkel moet deze dan in voorraad hebben. Hierdoor moet er actief worden bijgehouden wat er nog in de
supermarkt ligt. Als de voorraad daalt zal een systeem communiceren met een ander systeem zodat er een
vrachtwagen vertrekt met het gewenste product.
MENSEN
Mensen zijn diegene die de systemen gebruiken. Informatie moet ook relevant zijn voor de persoon die deze
krijgt
Functies ICT wereld: CIO, analyst, projectmanager, database administrator, netwerkbeheerder,
programmeur/ontwikkelaar. => voor heel wat ICT-functies is kennis van de business min even belangrijk als
(technische) ICT kennis (zie de eerste functies)
Skills van een beleidsinformaticus = analyse, communicatie en kennis van de business
1. Vroeger: was er de alleswetende informaticus die ICT-toepassingen bezit maar weinig oog heeft voor
de eigenlijke node van de gebruiker
2. Daarna; gebruikers zelf quick & dirty zijn de snelle oplossingen die je creëert en daardoor niet de
juiste zijn => probleem van de onderhoudbaarheid, beheersbaarheid, security
3. Nu zijn de gebruikers de klanten. ICT is een service. Er zijn duidelijke afspraken rond QoS (quality of
service), vastgelegd in SLA’s (service level agreements)
Omwille van schaalopbrengsten, compatibiliteit, connectiviteit enz. is er nog steeds nood aan centrale
planning en beheer, maar met oog voor lokale noden van gebruikersgroepen
Sommige ICT-ers moeten naast technische ICT-kennis zeer goed op de hoogte zijn van de business
Deze dingen leiden tot moeilijke informatiesystemen
2
,Nicolas Carr: harvard professor schreef een artikel dat IT niet nodig was . het is zo als water nodig maar het
moet gestandaardiseerd worden zodat er minder kosten zijn en het blijft werken. Je moet niet proberen beter
te worden dan de concurrente door middel van IT
Reactie
Succes organisatie staat/valt met een goed business model => maar organisatie die ICT gepast
gebruiken om hun business model uit te voeren zijn vaak zeer succesvol
ICT ondersteunt een unieke business strategie en resulteert zo in een strategisch voordeel
ICT is een enabler van competitie voordeel maar dit voordeel is meestal tijdelijk want op termijn
zal de concurrentie dit kopiëren
ICT inzetten om sneller te automatiseren gaat iedereen doen daarom is het beter en slimmer om in te zetten
in organisational learning en ondersteuning van strategie.
Automatisering : een taak sneller/goedkoper/accurater vervullen
Organisational learning = IT inzetten om dingen bij te leren binnen de organisatie
Ondersteuning van strategie => vastleggen van strategische doelstellingen, vertalen van strategische
doelstellingen naar meetbare objecten = bron van competitief voordeel => hogere winstgevendheid
en hogere groei
Automatisering < organisational learning < ondersteuning van strategie
Bronnen competitief voordeel = beste kwaliteit product, beste dienst aan klant, lagere kosten, specifieke
eigen technologie, kortere doorlooptijd bij ontwikkeling van nieuwe producten, goede gekende merknaam
en reputatie en meer waarde van geld
Waarom ICT er toe doet
Accounting en finance
Productie en logistiek
Human resources management
Marketing
H2: Data: gegevens
Voorstellling data = binaire gegevenscodes Gegevens vastgesteld in gecodeerde vorm, aangepast
Binaire getallen: bits en bytes: 0 en 1 aan de opslag- en verwerkingsmogelijkheden van een
• Bewerkingen in het binaire talstelsel digitale computer.
• PandA gegevens Computer werkt op basis van stroomstoten (pulsen)
• Numerieke gegevens gegenereerd door de computerklok
• Alfanumerieke gegevens
• Multimedia gegevens Aanwezigheid 1 of afwezigheid 0 stroomstoten
• Datacompressie Bit => 0-bit, 1-bit
• De voorstelling van computeropdrachten
• Zelfcontrole bij codes
Positionele talstelsels
Waarde symbool hangt af van de plaats 100decimaal = (1x102)+(0x101)+(0x100)
Basisgetal (radix) 100binair= (1x22)+(0x21)+(0x20)
• Aantal symbolen in talstelsel
• Tiendelig (decimaal) taalstelsel: machten van 10 = Tweedelig (binair) talstelsel: machten van 2
• Waarde positie = (basisgetal)positiienummer
3
, • Waarde symbool in positie = symbool x waarde positie
Binair stelsel op basis van 1 en 0 en kan zelfs tot decimalen gaan.
8 bits ( 0/1) =1 byte
Kilobit ≠ kilobyte => internationaal systeem of units (SI) definieert 1KBals 10 3 B
Nakijken boek => binaire optellingen, delingen, …. Pg 20 => Jana vragen
Binair optellen binair aftrekken
0+0=0 Optellen bij aftrektal van tweecomplementen van de aftrekker
0+1=0
Tweecomplenten 0->1 , 1 -> 0
1+0=0
1 + 1 = 0 met overdracht van 1 naar Bij resultaat 1 optellen : H2 dia 15
volgende positie net zoals cijferen
Binair vermenigvuldigen binair delen
= verschuiven en optellen
= Verschuiven en aftrekken
De 4 basisbewerkingen in het binaire talstelsel kunnen herleid worden tot een combinatie van bits optellen,
omkeren en verschuiven
Enkelvoudige PandA-gegevenscodes
Present Absent
True False
Zie meervoudige pandA-gegevenscodes: hexadecimale codes
1 0
On Off dia 22
Yes No Boleaanse (of Panda) gegevens: gegevens die
+ - overeenkomen met de aan en of afwezigheid van bepaalde
Waar Onwaar fenomenen
Yang yin
Numerieke gegevens: zuiver binaire vorm
Hoeveel bits ga je gebruiken => kan je kiezen maar keuze heeft wel een invloed
Positieve getallen = 0 = binaire getallen
Negatieve getallen = 1 = tweecomplementen van binair getal
Reële getallen : drijvende komma-vorm
M x rem = mantisse
R= radix (grondtal)
e= exponent (macht)
4