Samenvatting embryologie & teratologie
Les 1: Inleiding - Voortplanting
1. Embryologie: Wat?
• Embryo = bevruchte eicel
• Studie van het zich ontwikkelende, nieuwe organisme vanaf bevruchting tot geboorte
• Startkapitaal voor de morfologie (i.e. anatomie, histologie, pathologie & teratologie)
Stapsgewijs inzicht in:
- De bouw van een organisme
- Het basispatroon van zeer ingewikkelde structuren (e.g. CZS)
- De interrelaties tussen structuren
▪ Bv. spijsverteringsstelsel en ademhalingsstelsel
▪ Bv. het genitaal stelsel (man – vrouw)
- De resultaten van een verkeerde stap in de ontwikkeling.
→ Als je de embryonale ontwikkeling kent, ga je andere disciplines beter begrijpen,
zoals anatomie (waarom ligt de milt links?), functionaliteit, weefselleer, pathologie
(afwijkingen en ziektes) en teratologie (studie van geboorteafwijking)
Hoe het verkeerd kan gaan... Thalidomide
• Softenon werd specifiek op de markt gebracht voor zwangere vrouwen om de kwaaltjes (zoals
misselijkheid, slecht slapen) in het begin van de zwangerschap te verlichten. Dat geneesmiddel
was zeer efficiënt. Probleem is dat het leidde tot geboorteafwijkingen, meer specifiek het
slecht ontwikkelen van armen.
• Epidemie (eind jaren 50-begin jaren 60) in Europa met kinderen die geboren werden met korte
armpjes, sterker nog met onder ontwikkelde armpjes waarbij de embryonale positie behouden
bleef
- Normaal: geleidelijk proces van distale groei
- arm begint uit de schouder → eerst: flapjes → de arm groeit hier geleidelijk
uit
- Probleem: proces van distale groei vindt niet plaats (handen zitten aan de schouders).
Verschillende redenen, maar wordt nog steeds verder onderzocht
- Mogelijke redenen: oxidatieve stress, bloedvaten groeien niet mee
• Geneesmiddel op de markt
- Embryonale sterftes, maar geen geboorteafwijkingen bij ratten → goedgekeurd in
Europa, omdat er geen gevaar was voor geboorteafwijkingen. In Amerika hield iemand
de goedkeuring op hold, omdat ze vond dat de mechanismen verder onderzocht
diende te worden en daarom zijn er in Amerika heel weinig gevallen geboren zijn met
deze afwijking
• Teratogeen: kans op geboorteafwijking (sinds softenon geen enkel teratogeen medicijn op de
markt gebracht)
- Teratogeen is de eigenschap van een stof of een ziekte om bij de foetus afwijkingen te
veroorzaken als de moeder tijdens de zwangerschap met de stof in aanraking komt,
deze inademt of inneemt, dan wel de ziekte doormaakt.
• Softenon is wél tegen lepra een goed geneesmiddel
• Illustratie wat misloopt tijdens de embryonale ontwikkeling
,Ook bij dieren...
• Zie slide van siamese kalfjes: twee kalven verbonden ter hoogte van de bekken
- Zygote die onvoldoende gesplitst heeft (onvoldoende klieving voor de start van de
organogense)
Embryologie – morfologische verschijnselen
• Moeten alle 5 plaatsvinden tijdens de embryonale ontwikkeling, want anders geraak je in de
problemen
• Celproliferatie
- Indien niet: nooit van een microscopisch individu naar macroscopisch individu
• Groei
- Spiervezels starten als kleine structuren, maar gaan groeien tot lange structuren door
toe te nemen in volume en oppervlakte
• Differentiatie
- Neuronen zijn niet hetzelfde als enterocyten (hebben niet dezelfde functie)
- Om bepaalde functie te gaan uitvoeren
- Tot een bepaald moment: alle cellen = totipotent
• Celmigratie
- Bv.: neurale lijstcellen: ter hoogte van het ruggenmerg, gaan uitzwermen (bv.
melanocyten (pigmenthoudende cellen) gaan over de hele huid migreren)
▪ Neurale lijstcellen zijn niet gemigreerd naar de huid → albinisme → witte
huid, rode ogen → omdat in de pigmentlaag van de retina geen pigment zit
• Celdood
- Geprogrammeerde celdood (apoptose)
▪ Als dat niet gebeurt, kan dat ook voor problemen zijn
➢ Bv.: hand, vingers zijn oorspronkelijk vingerstralen met vliezen (zoals
bij eend) → dat weefsel tussen vingers moeten verwijderd worden
door apoptose. Bij sommige individuen gebeurt dat niet en die krijgen
dan een amorfe massa waarbij geen vingers apart gevormd zijn (bv.
kreeftklauw)
Embryologie - periodes
Prenatale periode = embryologie
• Embryonale periode (eerste 3 maanden bij mens)
- Stadium waarbij de organogenese zich voltrokken heeft, orgaanstelsels zijn aangelegd
(moeten misschien nog matureren)
- Zoogdieren: twee gehemelte platen toe, vanaf het moment dat de twee
gehemelteplaten dichtgegroeid zijn (geen gespleten gehemelte) stopt de
organogenese en stopt de embryonale periode
• Foetale periode: periode van groei en maturatie (laatste 6 maanden bij de mens)
- Er worden geen orgaanstelsels meer aangelegd
• Zygote is een embryo, maar niet alle embryo’s zijn een zygote
,Postnatale periode
• verdere ontwikkeling, grote diersoortverschillen
- Zenuwstelsel moet lange maturatie ondergaan om functioneel te kunnen zijn (kan tot
de pubertijd plaatsvinden)
▪ Synapsen bij de neuronen moeten etableren/matureren → reden waarom
sommige pubers zo onhandelbaar zijn
- Nestvlieders: zelfstandig op het moment van de geboorte → Nestblijvers: hebben
een beschermd individu nodig (lange postnatale periode)
▪ Carnivoren zijn in de meeste gevallen nestblijvers en herbivoren zijn meestal
nestvlieders (natuurlijk beschermingsmechanisme, want als dat niet het geval
zou zijn, zou die geen kans maken als er een carnivoor in de omgeving zit)
(nestvlieders: veulen ‘floept’ uit de merrie en kan meteen beginnen lopen
▪ Nestvlieders hebben een langere drachtduur
➢ Paard: 1 jaar; mens/koe: 9 maand
➢ Hond: 2 maand (nestblijver → moet nog verder ontwikkelen)
2. De Voortplanting
Voortplantingscyclus
• Ovulatie = eicel + zona pellucida + follikelcellen (hofdames = zorgen voor bescherming) →
spermacellen moeten eerst de follikelcellen doorboren, daarna de zona pellucida (hiervoor
hebben de spermacellen een acrosoom → Vb. badmuts met hydrolytische enzymes)
- Als de zona pellucida rond de eicel blijft, gaat de eicel niet kunnen innestelen in de
baarmoeder, want er is dan geen celcontact
• Voortplantingscyclus: twee mature individuen waarbij het sperma de eicel zal binnendringen
(bevruchting) → bevruchtte eicel= zygote met de eerste deling → Tweecellig embryo (2
blastomeren) → 4cellig embryo → 8cellig embryo
- Blastomeren zijn totipotent, welke kunnen differentiëren tot alle soort cellen en
placenta = extra embryonale structuren)
- → pluripotent = alle weefsel van het embryo maar niet de extra embryonale
structuren
- → multipotent = niet alle weefsels van het embryo
- → DUS: totipotent wordt pluripotent, dit wordt dan multipotent en dat zal dan
uiteindelijk differentiëren tot een weefsel, bv. spierweefsel
• → morula (braambesstadium) = 64cellig stadium → blastula: voetbal; de cellen hierin gaan de
placenta vormen & de klomp cellen dat drijft op het water gaan de embryonale cellen vormen
→ gastrulatie (3 kiembladen die ontstaan) → organogenese → metamorfose (komt niet voor
bij klassieke huisdieren ) → geboorte → postnatale ontwikkeling → mature stadium: het
mannelijk/vrouwelijk individu kan starten om zich voort te planten
Gametogenese
= is vorming van mannelijke en vrouwelijke gameten. Gameten zijn haploïde en worden gevormd door
meiose of door mitose → Spermatogenese en oögenese.
Spermato- en spermiogenese
• Testes/Teelballen
- Sperma productie
- In de testikels zal de spermatogenese plaatsvinden
, • Epididymides/Bijballen
- Cauda epididymides is de pool van spermatozoa die naar buitenkomt bij het ejaculaat
- Rijpen van sperma (gemiddeld 10 dagen)
- Belangrijk voor sperma motiliteit en bevruchtingcapaciteit
- Spermaopslag
- Ejaculaat afkomstig uit de staart van de bijbal
• Zaadplasma
- Aangemaakt door de accessoire geslachtsklieren
- Bevat fructose (energiebron)
- Beschermlaag over de spermatozoa zodat ze niet aangevallen worden door sappen in
de vrouwelijke tractus
• Testikel overlangs doorgesneden met de verschillende tubuli semiferi
• Doorsnede van zaadbuisje (tubuli seminferi)
- Aan de periferie zitten de stamcellen voor de spermatozoa. Dat zijn de
spermatogoniën. Die gaan zich door verschillende delingen omzetten tot
spermatocyten. Uiteindelijk gaan de secundaire spermatocyten zich omvormen tot
spermatiden en dan krijgen we verder de omzetting tot de spermatozoa zelf die naar
het lumen gelegen zijn.
- Kiemcellen worden samengehouden door de ondersteunende cellen, namelijk de
Sertoli cellen (houdt die kiemcellen vast en gaat die ook gaan voeden).
▪ Indien die aangevallen wordt → gaan tentakels terugtrekken → wand wordt
afgestoten naar het lumen en je hebt geen pool meer van cellen waarop je
kunt terugvallen → kan leiden tot infertiliteit van de man (kan irreversibel zijn)
▪ FSH → belangrijk bij Sertoli cellen
- Leydig cellen: testosteron produceren + buiten de tubuli seminferi (in het interstitium)
▪ Indien het geen testosteron produceert, krijgen we geen spermatogenese
▪ Testosteron (aangemaakt door Leydig cellen → staat onder invloed van LH)
Opbouw wand tubulus seminiferus
• Spermatogoniën zitten aan de periferie en gaan zich geleidelijk omvormen tot spermatocyt 1,
2 en uiteindelijk de spermatozoa (staarten in het lumen
• Spermatogonia: stamcellen voor de toekomstige spermacellen
- Op een zekere punt gaan de kernen gaat opzwellen (meer cytoplasma als gevolg
hierop) → vorming primaire spermatocyt → eerste meiotische deling → secundaire
spermatocyt → meiose (halveringsdeling) → spermatiden (rond, geen flagel) →
transformatie (geen deling ) → spermacel (cytoplasma dat afgestoten is)
• Als je geen haploïd aantal hebt, maar een diploïd aantal dan heb je al een probleem, want
vanaf het moment dat we een bevruchte eicel hebben die meer dan 2 sets van chromosomen
bevat, hebben we een embryonale sterfte