Toets LU 9 “basiskennis Oedeem week 1 t/m 6 (LD 1
t/m 13)
Inhoud
LD 1: ” kan alle stappen van het HMH beschrijven, kan uitleggen hoe deze uitgevoerd moeten worden bij oedeemtherapie
(incl. diagnostiek + behandelingsmogelijkheden) en kan bij oedeem onderscheid maken in de (initiële) behandelfase en
onderhouds(behandel)fase.” (week 1, 3 vragen). ..................................................................................................................... 3
PPT/Hoorcollege: ................................................................................................................................................................. 8
Artikel(s)/Video’s: ................................................................................................................................................................ 8
LD 2: ” kan het klinisch beeld, de oorzaak, diagnostiek, DD, ontstaanswijze, klachten en verschijnselen (incl. stadia) alsmede
behandelingsmogelijkheden van oedeem in het algemeen en lymf-, lip- en veneus oedeem onderscheiden.” (week 1, 3
vragen). .................................................................................................................................................................................... 9
PPT/Hoorcollege: ............................................................................................................................................................... 15
Boeken: .............................................................................................................................................................................. 15
Artikel(s)/Video’s: .............................................................................................................................................................. 15
LD 3: “kan het KB, oorzaak, diagnose, DD, ontstaanswijze, klachten en verschijnselen (incl. stadia) alsmede
behandelingsmogelijkheden bij veneuze ziekten (Chronisch veneuze insufficiëntie en ulcus cruris, Varices, tromboflebitis,
diepe veneuze trombose, posttrombotisch syndroom) onderscheiden, hierbij de anatomie en fysiologie v/h veneuze systeem
in de benen hanteren en de verschillen tussen veneuze, arteriële insufficiëntie en de kenmerken en gevolgen van de
gecombineerde insufficiëntie beschrijven & herkennen & zij kan haar rol bij de diagnostiek en behandeling van veneuze
ziekten schetsen en toelichten, kan rechtvaardigen waarom bij een pt. gekozen wordt voor een bepaalde hdt behandeling
(of niet) en toelichten wat de theoretische basis is van deze behandeling.” (week 1, 11 vragen). .......................................... 16
Boeken: .............................................................................................................................................................................. 23
Artikel(s)/Video’s: .............................................................................................................................................................. 23
LD 4: “kan de verschillende onderdelen van de bloedsomloop benoemen en toelichten en de actie-rustcyclus van het hart
beschrijven.” (week 2, 2 vragen) ............................................................................................................................................. 24
PPT/Hoorcollege: ............................................................................................................................................................... 29
Boeken: .............................................................................................................................................................................. 29
Artikel(s)/Video’s: .............................................................................................................................................................. 29
LD 5: “kan beschrijven wat wordt verstaan onder de bloeddruk, het verloop van de bloeddruk in het vaatstelsel beschrijven,
de regulatie van de bloeddruk te beschrijven, de mechanismen die zorgen voor bloedstroom in de vaten beschrijven.” (week
2, 2 vragen) ............................................................................................................................................................................. 30
PPT/Hoorcollege: ............................................................................................................................................................... 31
Boeken ............................................................................................................................................................................... 31
LD 6: “kan de verdeling van lichaamswater en de fysiologie van de uitwisseling van stoffen tussen capillairen en
weefselvocht beschrijven, de verschillende ontstaanswijzen van oedeem beschrijven en toelichten: high output insufficiëntie,
low output insufficiëntie, combinatievorm.” (week 2, 2 vragen) ............................................................................................. 32
PPT/Hoorcollege: ............................................................................................................................................................... 35
Boeken: .............................................................................................................................................................................. 35
Artikel(s)/Video’s: .............................................................................................................................................................. 35
LD 7: “kan het klinisch beeld, de oorzaak, pathofysiologie diagnostiek en behandeling van hartfalen, hartinfarct angina
pectoris, perifeer arterieel vaatlijden, claudicatio intermittens, (arteriële) trombose beschrijven.” (week 3, 3 vragen) ......... 36
Boeken: .............................................................................................................................................................................. 40
Artikel(s)/Video’s: .............................................................................................................................................................. 40
LD 8: “kan op grond van gegevens van anamnese en lichamelijk onderzoek beredeneren of er een contra-indicatie bestaat
voor de verschillende oedeembehandelingen en demonstreert hiermee klinisch redeneren.” (week 3, 3 vragen) .................. 41
1
, Artikel(s)/Video’s: .............................................................................................................................................................. 44
LD 10: “kan de bouw en kenmerken v/d onderdelen van het lymfvatsysteem gedetailleerd beschrijven (verschillende typen
lymfevaten, lymfeknopen, wandopbouw, afferent, efferent, collateraal, bypass en retrograde connectie, oppervlakkig
systeem, diep systeem, huidterrritoria, anastomosen, enz.) en de relatie met het bloedvatstelsel benoemen.” (week 4, 3
vragen) .. + LD 11: “kan de anatomie en de ligging van de onderdelen van het lymfvatsysteem in de verschillende regio’s van
het lichaam benoemen met de juiste terminologie inclusief het beschrijven mechanisme van de lymfafvloed.” (week 4, 5
vragen) + LD 12: “kan de functie van het lymfvatsysteem gedetailleerd beschrijven en relateren aan de anatomie
(lymfangion, lymfeknopen, huidterritoria, anastomosen en waterscheidingen).” (week 4, 4 vragen) .................................... 45
Extra toelichting LD 10 en 12 ............................................................................................................................................. 54
Extra toelichting LD 11: ...................................................................................................................................................... 58
PPT/Hoorcollege: ............................................................................................................................................................... 67
Boeken: .............................................................................................................................................................................. 67
LD 13: “kan de huidtherapeutische behandeling van lymf/lipoedeem d.m.v. MLD (inclusief het werkingsmechanisme, druk en
rek) volgens de Richtlijn lymfoedeem (2014) beschrijven en onderscheid maken in de initiële behandelfase en de
onderhoudsbehandeling.” (week 5, 4 vragen) ........................................................................................................................ 69
Artikel(s)/Video’s: .............................................................................................................................................................. 70
Per leerdoel aantal vragen (toets I):
Leerdoel Vragen Week BB
1. kan alle stappen van het HMH beschrijven, kan uitleggen hoe deze uitgevoerd moeten worden bij oedeemtherapie (incl. diagnostiek en 3 1
behandelingsmogelijkheden) en kan bij oedeem onderscheid maken in de (initiële) behandelfase en onderhouds(behandel)fase. TM 2: 2 Her: 3
TM 3: 1
2. kan het klinisch beeld, de oorzaak, diagnostiek, differentiaal diagnostiek, ontstaanswijze, klachten en verschijnselen (incl. stadia) 3 1
alsmede behandelingsmogelijkheden van oedeem in het algemeen en lymf-, lip- en veneusoedeem onderscheiden. TM 2: 2 Her: 3
TM 3: 1
3. kan het KB, oorzaak, diagnose, DD, ontstaanswijze, klachten en verschijnselen (incl. stadia) alsmede behandelingsmogelijkheden bij 11 1
veneuze ziekten (Chronisch veneuze insufficiëntie en ulcus cruris, Varices, tromboflebitis, diepe veneuze trombose, posttrombotisch TM 2: 6 Her: 11
syndroom) onderscheiden, hierbij de anatomie & fysiologie v/h veneuze systeem in de benen hanteren en verschillen tussen veneuze, TM 3: 5
arteriële insufficiëntie en kenmerken en gevolgen v/d gecombineerde insufficiëntie beschrijven & herkennen & zij kan haar rol bij de
diagnostiek en behandeling van veneuze ziekten schetsen en toelichten, kan rechtvaardigen waarom bij een pt. gekozen wordt voor een
bepaalde hdt behandeling (of niet) en toelichten wat de theoretische basis is van deze behandeling.
4. kan de verschillende onderdelen van de bloedsomloop benoemen en toelichten en de actie-rustcyclus van het hart beschrijven. 2 2
TM 2: 1 Her: 2
TM 3: 2
5. kan beschrijven wat wordt verstaan onder de bloeddruk, het verloop van de bloeddruk in het vaatstelsel beschrijven, de regulatie van 2 2
de bloeddruk te beschrijven, de mechanismen die zorgen voor bloedstroom in de vaten beschrijven. TM 2: 1 Her: 2
TM 3: 1
6. kan de verdeling van lichaamswater en de fysiologie van de uitwisseling van stoffen tussen capillairen en weefselvocht beschrijven, de 2 2
verschillende ontstaanswijzen van oedeem beschrijven en toelichten: high output insufficiëntie, low output insufficiëntie, TM 2: 1 Her: 2
combinatievorm. TM 3: 1
7. kan het klinisch beeld, de oorzaak, pathofysiologie diagnostiek en behandeling van hartfalen, hartinfarct angina pectoris, perifeer 3 3
arterieel vaatlijden, claudicatio intermittens, (arteriële) trombose beschrijven. TM 2: 1 Her: 3
TM 3: 1
8. kan op grond van gegevens van anamnese en lichamelijk onderzoek beredeneren of er een contra-indicatie bestaat voor de 3 3
verschillende oedeembehandelingen en demonstreert hiermee klinisch redeneren. TM 2: 1 Her: 2
TM 3: 1
Geen 9 in toetsmatrijs X X
10. kan de bouw en kenmerken v/d onderdelen van het lymfvatsysteem gedetailleerd beschrijven (verschillende typen lymfevaten, 3 4
lymfeknopen, wandopbouw, afferent, efferent, collateraal, bypass en retrograde connectie, oppervlakkig systeem, diep systeem, TM 2: 2 Her: 4
huidterrritoria, anastomosen, enz.) en de relatie met het bloedvatstelsel benoemen. TM 3: 3
11. kan de anatomie en de ligging van de onderdelen van het lymfvatsysteem in de verschillende regio’s van het lichaam benoemen met 5 4
de juiste terminologie inclusief het beschrijven mechanisme van de lymfafvloed. TM 2: 2 Her: 5
TM 3: 3
12. De student kan de functie van het lymfvatsysteem gedetailleerd beschrijven en relateren aan de anatomie (lymfangion, lymfeknopen, 4 4
huidterritoria, anastomosen en waterscheidingen). TM 2: 2 Her: 4
TM 3: 2
13. kan de huidtherapeutische behandeling van lymf/lipoedeem d.m.v. MLD (inclusief het werkingsmechanisme, druk en rek) volgens de Richtlijn lymfoedeem 4 5
(2014) beschrijven en onderscheid maken in de initiële behandelfase en de onderhoudsbehandeling. TM 2: 2 Her: 4
TM 3: 2 (TTL: 45
vragen)
Her*= herkansing aantal vragen
❖ Semester 1: 3 deeltoetsen over de kennis van LU9 (1 eindcijfer, 10 studiepunten);
❖ Multiple choice: week 7 (30 vragen), 14 (45 vragen) 20 (105 vragen =180 vragen) en herkansing (90);
❖ 3 antwoordopties. Cesuur vastgesteld op 55% (+ gokkans);
❖ 1e toets: 126 punten voor 5,5. 2e toets: 63 punten voor 5,5. Elk toetsmoment herhaling van de vorige stof + nieuwe stof.
❖ Na elk toetsmoment een inzagemoment (zie rooster en lesplanning voor data). Antwoorden niet vergeten mee te nemen.
Belangrijk:
De samenvatting is gemaakt op basis van de leer- en subdoelen. Daarom zijn sommige literatuur en/of hoorcollege niet samengevat, zodat het geen overbodig info bevat.
Het is voornamelijk bij elkaar toegevoegd.
2
,LD 1: ” kan alle stappen van het HMH beschrijven, kan uitleggen hoe deze uitgevoerd moeten worden bij
oedeemtherapie (incl. diagnostiek + behandelingsmogelijkheden) en kan bij oedeem onderscheid maken in de
(initiële) behandelfase en onderhouds(behandel)fase.” (week 1, 3 vragen).
Subleerdoelen. De student kan:
*de onderdelen te beschrijven die een rol spelen bij de diagnostiek van oedeem (anamnese,
inspectie, palpatie en aanvullend onderzoek) en kan deze onderdelen plaatsen binnen het HMH.
Voorafgaand aan het opstellen van een behandelplan, moet de oorzaak v/h oedeem duidelijk zijn!
Stap 2, Anamnese:
- Wijze en tijdstip waarop het oedeem is ontstaan alsook het beloop (snel/ langzame ontwikkeling)
- Type en aard van de klachten
- Invloed van zwaartekracht op het oedeem
- Relatie met inspanning en lokalisatie
- Relatie met zwangerschap
- Invloed gewichtsvermindering op volume extremiteiten
- Familieanamnese met betrekking tot oedeem en vaatlijden
- Voorgeschiedenis en co-morbiditeit
- Medicatie
- Voorgaande (oedeem) therapieën
- Beperkingen in dagelijkse activiteiten en participatie van de patiënt
Stap 3: Onderzoek; bestaat uit inspectie, palpatie en meten
Beoordelen aspecten, zoals:
- Aard en ernst van zwelling/oedeem
- Aanwezigheid van huid- en/of nagelafwijkingen
o verdenking op hartfalen, nier/leverproblematiek, (recidief) kanker;
o tekenen van veneuze of arteriële insufficiëntie;
Inspectie: kijken zonder te voelen
Palpatie:
• Algemene palpatie: temperatuur, vochtigheid, verschuifbaarheid, oppakbaarheid, consistentie
→ o.a. roodheid, warmte, pijn bij palpatie, verdikking van de huid, fibrosering van de huid
• Delle druk test: pitting versus non-pitting
• Proef van Stemmer; bij een positieve uitslag kan er ter hoogte van de basisfalanx van de tweede en de
derde teen geen plooi op de voetrug meer worden gemaakt, omdat de huiddikte daar is toegenomen;
Meten: Als monitoring en effectmeting, o.a.:
- Volumemeting, o.a.:
- Meetlint; bilateraal omvang meten en omzetten naar volumeverschil (RVC)
- Watervolumetrie
- Pijnmeting:
- VAS (score van 1 t/m 10 naar pijn)
- Vragenlijsten voor meten van patiëntperceptie, o.a.:
- DASH
- ULL27/lymf-ICF-arm
- SF-36
- Uitsluiten aanwezigheid van arteriële insufficiëntie:
- Enkel/arm index (niet betrouwbaar bij diabetes mellitus) + (vergelijk enkel met de arm)
- Pulsaties arteria dorsalis pedis en arteria tibialis posterior
- Begeleidende zichtbare en voelbare verschijnselen
- Vaststellen sensibiliteit: Monofilament
Stap 4, Analyse: Aanvullend onderzoek
A.d.h.v. bevindingen uit huidtherapeutisch onderzoek een huidtherapeutische diagnose stellen.
• Afkappunt diagnose unilateraal lymfoedeem:
- 5-10% volumeverschil aangedane arm t.o.v. niet-aangedane arm
- 10% been volumeverschil aangedane been t.o.v. niet-aangedane been
3
, • Aanvullende diagnostiek naar oorzaak is geïndiceerd bij:
- onverklaarbaar oedeem op jonge leeftijd (< 35 jaar);
- oedeem en zwelling met onbekende oorzaak;
- snel progressief ontstaan van oedeem na een oncologische
behandeling van het regionale lymfklierstation; onderscheiden
(recidief)maligniteit van benigne oedeem;
- eenzijdig persisterend oedeem na een doorgemaakte
erysipelas na adequate nabehandeling met TEK;
- vermoeden van mengvormen;
- discrepantie tussen een trauma en de (persisterende) zwelling,
- discrepantie tussen de subjectieve klachten van een patiënt en
de mate van een objectief gemeten zwelling van de
extremiteit;
- therapieresistent oedeem.
• Aanvullende diagnostiek, o.a.:
- Duplex onderzoek
- Lymfscintigrafie
Uitwerking thuisopdracht (hoort bij de subdoel):
Stap 2: Anamnese Stap 3: Onderzoek
Benoem specifiek de bovenstaande aspecten die kenmerkend (kunnen) zijn bij Benoem specifiek de aspecten die kenmerkend
(kunnen) zijn bij
Stap 2 Anamnese: secundair lymfoedeem: Stap 3 Onderzoek: (primair +secundair
a) Wijze en tijdstip waarop het oedeem is ontstaan alsook het beloop (snel/ langzame ontwikkeling); vaak langzame ontwikkeling, lymfoedeem):
varieert soms gedurende de dag in omvang (maligne lymfoedeem ontstaat vaak snel, kent geen fluctuatie en gaat vaak gepaard a) aard en ernst van zwelling/oedeem; tenen
met uitstralende pijn) (Richtlijn lymf, blz. 21) aangedaan, pitting en/of non pitting oedeem
b) Type en aard van de klachten; passagere zwelling (voorbijgaande zwelling), stuwend gevoel, pijn, tintelingen, zwaar gevoel en b) huidafwijkingen; hyperkeratose,
functiebeperking (Richtlijn lymfoedeem, blz. 22) hyperpigmentatie, verruciforme epidermis
a) Invloed van zwaartekracht op het oedeem; oedeem kan wel of niet verminderen door hoog leggen (DvH, blz. 412) hyperplasie, bloktenen, papillomatose, peau
b) Relatie met inspanning en lokalisatie; vaak gerelateerd aan fysieke inspanning; eenzijdig, maar kan ook tweezijdig (kan overal d’orange, teken van stemmer + asymmetrie +
gelokaliseerd zijn), begint vaak proximaal rond obstructie, breidt daarna uit richting distaal (DvH, blz. 410). pitting-oedeem, axillair web syndroom,
c) Invloed gewichtsvermindering op volume extremiteiten; geen, wel aanwijzingen dat een BMI boven de 30 een risicofactor is elephantiasis, yellow nail syndrome
voor het ontstaan van LO c) begeleidende zichtbare en voelbare
d) Familieanamnese met betrekking tot oedeem en vaatlijden; geen verschijnselen; fibrosering, vetdispositie, teken
e) Voorgeschiedenis en co-morbiditeit; oncologische behandeling, cellulitis/erysipelas? van Stemmer, huid bleek bij staan
Stap 2 Anamnese: primair lymfoedeem: Stap 3 Onderzoek: veneus oedeem:
c) Wijze en tijdstip waarop het oedeem is ontstaan alsook het beloop (snel/ langzame ontwikkeling); oedeem komt vaak pas bij a) aard en ernst van zwelling/oedeem; tenen vrij
puberteit klinisch tot uiting, soms al vanaf geboorte of juist op latere leeftijd, bij oedeem op latere leeftijd ontstaat het vaak abrupt van oedeem, pitting oedeem
na een uitlokkend moment, zoals een erysipelas of een trauma (Verdonk, blz. 42) b) huidafwijkingen; varices, stuwingserytheem
d) Type en aard v/d klachten; passagere zwelling (voorbijgaande zwelling), stuwend gevoel, pijn, tintelingen, zwaar gevoel en (=voorloper lipodermatosclerose, lijkt qua
functiebeperking (Richtlijn lymf, blz. 22) afbeeldingen te veel op elkaar), hyperpigmentatie,
e) Invloed van zwaartekracht op het oedeem; oedeem kan wel of niet verminderen door hoog leggen, in principe alleen in atrophie blanche, corona phlebectatica
beginfase (DvH, blz. 412 en 415) paraplantaris, lipodermatosclerose, ulcus cruris,
f) Relatie met inspanning en lokalisatie; begint vaak distaal rond obstructie, breidt daarna uit richting proximaal (DvH, blz. 410) pachydermie, eczema cruris
g) Invloed gewichtsvermindering op volume extremiteiten; geen, wel aanwijzingen dat een BMI boven de 30 een risicofactor is c) begeleidende zichtbare en voelbare
voor het ontstaan van LO verschijnselen; pitting oedeem, huid blauw bij
h) Familieanamnese met betrekking tot oedeem en vaatlijden; primair lymfoedeem staan
i) Voorgeschiedenis en co-morbiditeit; trauma
Stap 2 Anamnese: veneus oedeem: Stap 3 Onderzoek: lipoedeem:
a) Wijze en tijdstip waarop het oedeem is ontstaan alsook het beloop (snel/ langzame ontwikkeling); kan acuut (bijv. bij snel A) aard en ernst van zwelling/oedeem; voeten vrij
ontstane afsluiting bijv. trombose) en langzaam ontstaan bijv. als vroeg symptoom van CVI (DvH, blz. 373, Verdonk, blz. 58 en 64) van oedeem
b) Type en aard van de klachten; loom, zwaar en moe gevoel (toenemend in loop van de dag), prikkelingen, pijn, restless legs en B) huidafwijkingen; tweezijdig, cuff sign bij
dikke enkels (DvH, blz. 373, Verdonk, blz. 58 en 64) enkels/polsen, disproportionele vetverdeling,
c) Invloed van zwaartekracht op het oedeem; oedeem kan verminderen door hoog leggen verdikking subcutaan vetweefsel, cellulite, snel
d) Relatie met inspanning en lokalisatie blauwe plekken/bloeduitstortingen
e) Invloed gewichtsvermindering op volume extremiteiten; geen C) begeleidende zichtbare en voelbare
f) Familieanamnese met betrekking tot oedeem en vaatlijden; CVI verschijnselen; non pitting oedeem, huid bleek bij
g) Voorgeschiedenis en co-morbiditeit staan
Stap 2 Anamnese: lipoedeem:
a) Wijze en tijdstip waarop het oedeem is ontstaan alsook het beloop (snel/ langzame ontwikkeling); ontstaat vaak tijdens of na puberteit, maar kan ook tijdens zwangerschap ontstaan,
langzaam progressief (DvH, blz. 414), pitting oedeem alleen bij oedemateus element, alleen bij vrouwen
b) Type en aard van de klachten; eerst vaak cosmetische verschijnselen (zwaar onderstel), progressie kan leiden tot toegenomen volume aan binnenzijde v/d knieën waardoor gedwongen
spreidstand ontstaat (X-benen) (Richtlijn lip, blz. 12), snel blauwe plekken, gevoeligheid bij aanraken, verschil in kledingmaat onder- en bovenlichaam, evt. ontstaan van oedeem
(dynamische insufficiëntie), grote variatie in pijnklachten (mild-extreem)
c) Invloed van zwaartekracht op het oedeem; minimaal i.v.m. in principe geen oedemateus element
d) Relatie met inspanning en lokalisatie; bilaterale zwelling onderste extremiteiten, voeten vrij, soms bovenste extremiteiten aangedaan
e) Invloed gewichtsvermindering op volume extremiteiten; niet of nauwelijks (Richtlijn lip, blz. 11)
f) Familieanamnese met betrekking tot oedeem en vaatlijden; lipoedeem in familie (niet bewezen)
g) Voorgeschiedenis en co-morbiditeit
4
, *de plaats en functie van de verschillende meetinstrumenten m.b.t. de ICF domeinen ‘functies en
anatomische eigenschappen’ + ‘activiteiten en participatie’ + de algehele functionering binnen het
HMH en de integrale oedeemtherapie te benoemen en beschrijven.
Zelfstudie 1a. Wat houden deze instrumenten in en wat is het doel?
Instrument Wat houdt het in? Doel?
Waterbak: Water dat geplaatst wordt gelijk is aan het volume v/h object dat is Om het volume
Oftewel het water is gedompeld. van een
waterverplaatsing ledemaat te
meten
(gebaseerd op
Archimedes
principe)
Volumemeting Met een meetlint wordt het omgerekend naar volume (m.b.v. Zwelling van ledematen meten
meetlint (Kuhnke en perimeter: een staaf met meetlinten om de 4 cm, met een gewicht
Herpertz): van 20 gram aan het eind van elk meetlint)
EAI: Beide enkels om de bandjes heen en 1 arm en deze worden gemeten. Meten van hartslag en bloeddruk.
5