Dit document bevat per hoofdstuk de zelfstudievragen antwoorden van het vak Geschiedenis van opvoeding en onderwijs. De vragen zijn door de docenten gemaakt, maar antwoorden moest je zelf opzoeken. Bij deze de antwoorden bij de vragen. Ik had er veel aan bij mijn tentamen!
Hoofdstuk 1: Humanisme, Hervorming en Verlichting
1. Hoe verhouden Renaissance en Humanisme zich tot elkaar?
Humanisme is een intellectuele stroming binnen de Renaissance, maakt deel uit van de
Renaissance.
2. Waartoe diende de studie van de oudheid voor Erasmus uiteindelijk?
De klassieke culturele vorming was volgens hem de kern van alle echte opvoeding. Hij kreeg een
aversie tegen de traditionele schoolfilosofie. Zijn bewondering voor humanisten groeide.
3. Waarom bespotte Erasmus de ‘taalmeesters’?
Er was onderwijshervorming nodig volgens hem, wat kon door liefdevolle houding tussen leraar
en leerling. Hij nam echter iets anders waar: veel waanwijsheid en gewelddadigheid.
4. Waarom was een mens zonder intellectuele vorming volgens Erasmus erger dan een
dier?
Een dier werd tenminste nog geleid door zijn instinct, maar een mens die ‘doordrenkt is met de
beste kennis’ is tomeloos en gevaarlijker dan welk dier dan ook.
5. Waarin verschillen de pedagogische opvattingen van Erasmus en Montaigne van elkaar?
Erasmus had een kennis ideaal die paste bij de toekomstige geleerde. Montaigne had een ideaal
van wijsheid die paste bij de leefwijze van de integere magistraat van adellijke komaf.
6. In welke opzichten bouwde de Reformatie/Hervorming voort op het Humanisme en in
welke opzichten juist niet?
Hervormers hechtte net als humanisten belang aan zelf kunnen lezen van de bijbel zonder
tussenkomst van kerkelijke autoriteit.
Maar hervormers vonden persoonlijke geloofsbeleving belangrijker dan humanistische
geleerdheid. Ook hadden ze een minder optimistische visie op de mens.
7. Hoe verhoudt Marnix’ pedagogiek zich tot het burgerlijk karakter van de Republiek (zie
ook par. 4.2)?
Hij had Montaigne gelezen. Naast intellectuele ontwikkeling kregen vroomheid en lichamelijke
oefening veel aandacht. Ook opvallend is zijn kindgerichtheid, moedertaal speelt veel grotere rol
dan bij Erasmus.
8. Waarom kan men de onderwijsleer van Comenius empiristisch noemen?
Gericht op alledaagse leven, veel waardering voor ontwikkeling natuurwetenschap. Onderwijzen
aan de hand van illustraties. Er moest sprake zijn van zintuigelijke waarneming.
Didactica Magna = voorbeeld hoe hij het onderwijs wilde structureren aan wat wij in de natuur
waarnemen.
,9. Waarom moest de onderwijzer volgens Comenius handelen als de zon?
De menselijke natuur kent dezelfde ordeningsbeginselen als de natuur buiten de mens. De
beginselen zijn universeel. De onderwijzer moest, wilde hij natuurlijk te werk gaan, de zon
nabootsen.
10. Waarom moest volgens Comenius iedereen worden onderwezen, ook meisjes en
zwakbegaafden?
Omdat het eveneens kinderen zijn. Ook zij dragen God’s beeld en zijn deel van het toekomstige
rijk van God. Hoe minder iemand is, hoe meer hulp deze juist nodig heeft.
11. Waarom was de kindertijd volgens Comenius zo belangrijk?
Hij had een hoge opvatting van de kindertijd. Die moest niet worden bekort door ouderlijk
ongeduld. “opdat de mens tot humaniteit kan worden gevormd, heeft God hem de jaren der
jeugd geschonken”.
12. Waarom kan men de didactiek van Comenius typeren als ‘natuurlijk’?
De natuur overhaast zich ook niet. De mens mag haar kindertijd dus gebruiken om zich te
verbeteren. Het beroep op de natuur is een van opvallendste kenmerken van Comenius in
17e/18e eeuwse pedagogiek.
13. Waarom rekent men Locke tot de verlichte pedagogen?
Hij beschouwde de mens bij de geboorte als een onbeschreven blad, dat door de waarneming
zou worden gevuld. Door deze empirische notie was hij ervan overtuigd dat de mens vooral door
ervaring, dus ook door opvoeding wordt gevormd = opvoedingsfilosofie van de verlichting.
Daarnaast verdedigde Locke de nieuwe politieke orde en daarmee was hij een wegbreider van de
Verlichting.
14. Wat is er empiristisch aan het idee van de geest als onbeschreven blad?
Het wordt door waarneming gevuld.
15. Welk opvoedingsdoel stond Locke voor ogen?
Locke stond in traditie van de Hoofse opvoeding, van een opvoeding die ooit aan het adellijk hof
gebruikelijk was maar alleen als een specifieke standsopvoeding was blijven staan.
16. Wat betekent ‘natuurlijk’ in Locke’s pedagogiek?
Allereerst betekent het dat op een tamelijk ongedwongen stijl met kinderen om wordt gegaan.
Sober, maar zonder hardheid, strenge straffen of angstinboezeming. Dwang was niet nodig, en
slaan hielp niet. Kinderen moesten veel buiten zijn, niet te warm of knellende kleren aan, geen
alcohol, geen zacht bed, voeding ongekruid, zo natuurlijk mogelijk.
Ook moest het kind behandelt worden als individu, want geen kind is het zelfde.
17. Vergelijk de waardering voor het moederschap van Vives, Fénélon en Rousseau.
Vives: oog voor opvoeding meisjes.
Fénélon: meisjes willen voorbereiden op toekomst: opvoeden en huishouden. Van toepassing op
meisjes van hoger niveau.
Rousseau: meisjes opvoeding is belangrijk, maar het is in strijd met “het teveel richten op een
van te voren vastgestelde loopbaan.
,18. In welk opzicht vormt het piëtisme een kritiek op het Humanisme en op het pedagogisch
realisme van Comenius?
Persoonlijke vroomheid stond centraal bij de piëtisten. Je moest het geloof ervaren en beleven
en niet leren/lezen.
19. Vergelijk de opvoedingsidealen van Francke met die van de Nadere Reformatie.
Franke: oog voor beperkingen van de kinderlijke aard van leerlingen. Eigen wil was slecht dus
kinderen moesten afgeschermd worden van aardse verleidingen. Reformatie wilde kinderen
opvoeden tot vroomheid en deugd, met godsdienstig onderwijs voorop.
20. Noem de kernpunten van de Verlichting.
- Rede / rationaliteit / verstand is belangrijk
- Natuur is de norm, alles in overeenstemming met natuur is goed
- Geluk voor allen is belangrijk, godsdienst 2e plaats
- Vrijheid en gelijkheid van individu
- Afkeer van alles wat irrationeel is.
21. Waarom is het niet mogelijk te spreken over een begin en evenmin over een einde van
de Verlichting?
Begin kan niet omdat verlichting door Humanisme werd voorbereid, Bacon en Locke voorlopers
waren van verlichting en ook rationalisme een rol heeft gespeeld.
Einde kan niet, want verlichting liep over in Romantiek, waar nog steeds verlichting was.
22. Welke stroming riep de Verlichting als reactie op?
Romantiek
23. Welke drie fasen kan men onderscheiden in de Verlichting?
- Begin, vroege verlichting met een rol van Locke
- Franse Hoge Verlichting, hoogtepunt in Frankrijk.
- Late verlichting in duits talige landen.
-
24. Waarom moest de verlichte filosoof het bestaan van God erkennen?
Omdat de rede haar eigen oorsprong niet kan verklaren, nog de oorsprong van rationele
natuurwetten. De reden is enige echte wonder. God is schepper van rede en natuur.
25. Wie beoogde men bij het Nut te verlichten en waarom?
Volksverheffing bevorderen algemeen volksgeluk
26. Hoe trachtte het Nut zijn doel te bereiken?
Bevorderen maatschappelijk engagement via prijsvragen, verbeteren volksonderwijs via
modelscholen, uitgeven van schoolboeken, belonen edelmoedige daden, oprichten
volksbibliotheken en spaarbanken, etc.
27. Welke drie leermeesters kent de mens volgens Rousseau?
Natuur, mens en dingen.
, 28. Welke rol speelt de natuur in de pedagogiek van Rousseau?
Natuurlijke ontwikkeling in fasen. Je volgt het en je neemt groeibelemmeringen weg. Niet
ingrijpen maar volgen.
29. Op welke punt week Rousseau af van de Verlichting?
Hij liet zich niet alleen door rede leiden, maar ook door intuïtie en gevoel.
30. Wat wordt bedoeld met ‘negatieve’ opvoeding en wat met ‘natuurlijke straf’?
Negatieve opvoeding -> afwachten, alleen aanbieden als kind er naar vraagt.
Natuurlijke straf -> risico vol spelen, leren door vallen en opstaan, uitdagende spannende en
avontuurlijke activiteiten doen.
31. Welke ontwikkelingsfasen onderscheidt Rousseau? Wat kunnen kinderen in elk van die
fasen volgens hem het beste leren?
- 0-2 jaar > oefenen met lichaam bewegingen
- 2-12 jaar > oefenen zintuigen
- 12-15 jaar > oefenen verstand en hand(vaardigheid)
- 15+ jaar > cultuur, moraal, godsdienst en wetenschap.
32. Waartoe moest het meisje volgens Rousseau worden opgevoed?
Opvoeding tot moederschap.
33. In welk opzicht was Rousseau een voorloper van de Romantiek?
Door zijn waardering voor intuïtie en gevoel.
34. Noem de kenmerken van de pedagogiek van de filantropijnen.
- Vertrouwen in natuur, natuur leidt opvoeding
- Opvoeding moet leiden tot deugd.
35. Waarom plaatste Salzmann zijn opvoedingsinstituut in de vrije natuur?
Dat was voor hem belangrijkste ‘leerboek’ in de opvoeding
36. Waarom getuigt het Kreeftenboekje van groot geloof in opvoedbaarheid?
Is een satire van hoe het juist niet moet. Kindergebreken waren gevolg van fouten van de
opvoeders.
37. Vergelijk de pedagogiek van de filantropijnen met die van hun voorbeeld, Rousseau?
Pedagogiek van filantropijnen was veel minder radicaal dan die van Rousseau.
38. Probeer zelf te bedenken waarom de boeken van Comenius, Locke en de Salzmann in
Nederland in de smaak vielen en het werk van Rousseau veel minder.
Men herkende zich in de boeken van Comenius, Locke en de Salzmann. Rousseau was te radicaal,
te negatief over godsdienst.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur michellebrus. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.