Hc 1 neuronale communicatie van Ronald van Kesteren
Herken hartspierweefsel aan intercalair schijven.
Plaques hopen zich op bij de ziekte van Alzheimer.
Neuronen onderscheiden
zich van andere cellen
doordat ze uitlopers
hebben.
Er zijn 2 soorten uitlopers:
1. Axonen:
a. Kan informatie door geven aan andere zenuwcellen.
b. Ieder neuron heeft 1 axon
c. Axonen eindigen in axonale boutons (terminals) deze maken contact met
andere zenuwcellen (dendrieten daarvan)
d. Heeft geen cellichaam
e. Kan in contact staan met meerdere dendrieten
2. Dendrieten:
a. Ontvangen informatie
b. Hebben uitlopers: dendritic spines, dit is de contactplaats voor een axonale
bouton, dit heet een synaps
c. Kan in contact staan met meerdere axonale boutons
Myeline: de isolerende laag om een axon heen
Hoe kan je neuronen onderscheiden?
1. Op basis van de hoeveelheid uitlopers (neurites)
a. (pseudo)unipolair: heeft 1 uitloper
b. Bipolair: heeft 2 uitlopers, een axon en een dendriet
c. Multipolair: heeft 1 axon en meerdere dendrieten
2. Op basis van de vorm (inclusief zijn uitlopers)
a. Pyramide cellen
b. Stervormig (stellate)
c. Purkinje cellen: zijn het meest uitgesproken
3. Op basis van de lengte van het axon
a. Projectie neuronen: lange axonen. Zitten veel in het perifere zenuwstelsel.
b. Interneuronen: schakelneuronen, korte neuronen. Zitten veel in het brein (CZ)
4. Op basis van de functie
a. Afferente neuronen: voeren informatie aan zoals bijvoorbeeld sensorische
neuronen. Van perifeer à centrale zenuwstelsel
b. Efferente neuronen: voeren informatie af zoals bijvoorbeeld motorische
neuronen. Van centrale zenuwstelsel à perifere zenuwstelsel
5. Op basis van welke neurotransmitters ze afgeven/gebruik maken
a. Glutamatergic/dopaminergic/cholinergic/serotonergic
,Pyramide cel: Stellate cel: Purkinje cel :
Purkinje cellen zijn een belangrijk type cellen die je in de kleine hersenen ziet. Deze cellen
zijn heel goed in het ontvangen van informatie door de vele vertakkingen. Je kan vanuit heel
veel andere cellen informatie binnen krijgen.
Retina in het oog bevat
bipolaire neuronen. Dit zijn
vaak schakelneuronen.
(pseudo) Unipolair neuron:
- Heeft eigenlijk 1 uitloper, maar is te verdelen in 2 takken; een ontvangende en een
doorgevende tak. Deze is functioneel gelijk aan een bipolair neuron.
- Het cellichaam zit buiten de informatie stroom. Dit vergt minder weerstand
o Voorbeelden zijn gevoels- en pijn- neuronen
Het brein heeft 300-500 miljard zenuwcellen, de meeste daarvan zitten in de grote hersenen
(cerebral cortex) de andere in het cerebellum
Gliacellen:
- Geen zenuwcellen
- Term is Grieks en betekent lijn
- Zijn een soort steuncellen
,Drie soorten gliacellen
1. Oligodendrocyten
a. Zijn betrokken bij myelinesering van axonen
b. Zijn cellen die van oorsprong uit het zenuwstelsel komen
c. Bepalen door de mate van myelinesering hoe efficiënt neuronen informatie
doorgeven
d. 1 oligodendorcyt kan meerdere axonen myeliniseren
e. Zitten in het CZS (hersenen en ruggenmerg)
2. Astrocyten
a. Bedekt bloedvaten en zorgt daarmee voor de bloed-hersen barriere
b. Maken ook contact met zenuwcellen, de uitlopers van astrocyten maken
contact met synapsen. De astrocyt is van invloed op hoe de communicatie in
zo’n synaps verloopt
c. Zijn cellen die van oorsprong uit het zenuwstelsel komen
3. Micro gliacellen
a. Zijn cellen die van oorsprong uit het immuunsysteem komen, ze vormen het
immuunsysteem van de hersenen
Perifere zenuwstelsel: alle axonen buiten het ruggenmerg ze gaan naar de spieren. Alles
behalve de hersenen en het ruggenmerg
Cellen van Schwann: zorgen ervoor dat axonen van het perifere zenuwstelsel
gemyeliniseerd worden. Bij het centrale zenuwstelsel doen de oligodendrocyten dit dus.
Meerdere Schwann cellen zijn nodig om een axon te myeliniseren.
Multiple sclerosis (MS): de myelinisatie van neuronen gaat fout. Zenuw signalen zijn
minder efficiënt. De oorzaak van deze ziekte is een ontsteking van myeline in CZS en PZS
Symptomen: moeite met zicht, verlies van gevoel, moeite met lopen.
Exciteerbare cellen: cellen die elektriciteit kunnen gebruiken om signalen door te geven.
Voorbeelden: zenuwcellen en spiercellen
Meten potentiaal verschil:
1. Elektrode moet in contact staan met de binnenkant van een cel (door het membraan)
2. Buiten de cel zit een referentie elektrode
3. Een apparaat meet hiertussen het verschil in millivolt
Er zijn drie types membraanpotentialen
1. Rust membraan potentiaal (gebeurt niks)
2. Gegradeerde potentialen (in actie komend)
3. Actie potentiaal (reactie)
, Rust membraan potentiaal (Vm): als je meet aan de binnenkant en aan de buitenkant van
een cel is er ongeveer een verschil van -70 mv te meten. De binnenkant is meer negatief
dan de buitenkant. Er moet dus actief iets aan gedaan worden om dit in stand te houden, dit
gebeurt door het stromen van lading. De extracellulaire vloeistof bestaat vooral uit NaCl
binnenin is er vooral Kalium (+) met macromoleculen (eiwitten) die negatief zijn.
Kaliumkanalen staan altijd open en zijn dus passief. Hierdoor stroomt er altijd kalium van in
de cel naar uit de cel, door de concentratiegradiënt (ookwel: chemische gradiënt of diffusie
kracht). Dit heeft invloed op de membraanpotentiaal. Het kalium stopt met stromen doordat
er een elektrostatische kracht is die kalium tegenhoudt.
Diffusie kracht zorgt voor uitstroom van kalium en elektrostatische kracht houdt de uitstroom
van kalium op den duur tegen.
De evenwichtspotentiaal voor kalium is -90 mV, dit is dus niet gelijk aan de rustpotentiaal.
Er zijn ook passieve natrium kanalen, ze staan altijd open. Natrium gaat de cel in door de
diffusie kracht, maar er is een elektrostatische kracht die dat tegenhoudt.
De rust membraan potentiaal is een resultante tussen de evenwichtspotentialen van natrium
en kalium en komt uit op -70 mV. Het probleem met dit systeem van de passieve kanalen is
dat uiteindelijk er geen rustmembraan potentiaal in stand kan worden gehouden door de
circulaire uitstroom. Hiervoor heb je de Na/Ka pomp (Na/Ka-atp’ase) die dat voorkomt. De
pomp laat 2 kalium weer naar binnen en 3 natrium weer naar buiten.
De rust membraan potentiaal in stand houden door de Na/Ka pomp kost de hersenen het
meest energie.
Depolarisatie: omhoog gaan van de membraanpotentiaal, wordt positiever
Repolarisatie: terug naar de rust membraan potentiaal
Hyperpolarisatie: omlaag gaan van de membraan potentiaal, wordt negatiever
Neurotransmitters of inputs van sensorische organen zorgen voor gegradeerde potentialen.
Je hebt altijd meerdere gegradeerde potentialen nodig voor het opwekken van een
actiepotentiaal.
Ligand gestuurde ion kanalen zitten normaal gesproken dicht. Gaat pas open als er aan de
buitenkant een neurotransmitter bindt aan het kanaal. Bij openen kan natrium even de cel
instromen. Dit zorgt voor een depolarisatie van het membraan. Dit wordt hersteld door de
natrium/kalium atp’ase die natrium de cel weer uitpompt
Hoe ontstaat hyperpolarisatie? GABA bindt aan ion kanaal en negatief Chloride wordt naar
binnen gepompt. Dit wordt hersteld door instroom van natrium
Acetylcholine is depolariserend
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur mhilgers. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,29. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.