Klassieke sociologische theorie
H0. Inleiding
0.1. Algemene info cursus
Boek over de grondleggers (founding fathers) van de sociologie: Comte,
Marx, Durkheim en Weber
o De grondleggers hebben bepaalde theorieën ontwikkeld:
- Sociologie wil een wetenschap zijn die zich niet moet bezig houden
met oude teksten, maar is ook een traditie.
o Hebben nog steeds invloed! Blijven relevant.
Onderzoeken hen, beseffen dat we veel niet kunnen verklaren.
Bestemd voor de studerende lezer, met ruimte voor sociologische
verbeelding
0.2. Inleidende leerstof:
Wat is een theorie? = aanschouwen (meerdere betekenissen)
Theorie en model
o Theorie = algemene verklaring van een welomschreven verzameling feiten
of gebeurtenissen, zo mogelijk bevestigd door consistente dataverzameling
of experimenten.
Algemene verklaring, verzameling feiten of gebeurtenissen (niet
1 individueel feit/uniek getal), algemene wetmatigheden, doet
voorspellingen.
Inductie Deductie
Hoe minder een theorie toetsbaar is, hoe minder hij geldig is
,o Model = visuele, verbale of wiskundige representatie van een
wetenschappelijk idee of theorie.
Model = visuele voorstelling van de theorie.
Kan dus niet waar/onwaar zijn, maar de theorie er achter wel!
Vb.
Theorie en
paradigma
o Theorie: het geheel van verklarende uitspraken dat ontsproten zijn aan het
paradigma.
o Paradigma: betekent letterlijk ‘voorbeeld’.
Didactische zin: als je enkele voorbeelden leert, kun je die
uiteindelijk toepassen op allerlei casussen.
- Basisvormen frans ww alles vervoegen
Een sociologisch paradigma is een basisvoorbeeld dat
sociale fenomenen helpt te begrijpen en verklaren.
- Bekende sociologische paradigma’s: ruil, conflict,
samenwerking, ‘betekenis’.
- Paradigma is uitgangspunt waaruit je rest begrijpt en
verklaart
- Inspanning met het oog op een beloning
- Bv. alle mensen ruilen constant maar je kan even goed
denken dat mensen altijd strijden naar macht, conflict,
machtsmisbruik (conflicttheoreticus ziet andere dingen
dan ruiltheoreticus)
- Goede socioloog in staat om te vertrekken vanuit versch
paradigma’s
Kijken door verschillende brillen, via paradigma’s die de fenomenen naar
voor laten komen en ze verklaren
Paradigma volgens T. Kuhn (= wetenschapsfilosoof)
- Kritiek over: ‘kennis groeit zoals boom’ mensheid komt
steeds meer te weten, kan je vergelijken met hoe een
boom groeit (cumulatieve kennis)
, - Kuhn: niet zo simpel, niet steeds accumulatie van nieuwe,
betere kennis MAAR soms momenten van revolutie met
momenten van nieuwe bomen planten en oude
vernietigen
- Van het ene naar het andere paradigma is een bekering
Verschillende casussen opgesteld waaruit model: terugkerend
patroon in geschiedenis interessanter om te kijken naar
periodes van revolutie
, Fase 1: Normale wetenschap als oplossen van puzzels
- Iedereen hanteert zelfde paradigma, uitgangspunten,
basismetaforen
- Puzzel: eerst hoeken, dan randen en steeds binnen kader
blijven
- Men dacht: fundamenten liggen vast, gaat nooit
veranderen, we weten relatief goed hoe de wereld in
elkaar zit en we moeten de ontbrekende stukken zoeken
- Normale wetenschap: Wetenschappen die binnen oude
kader werken, maar ook wetenschappers die al in nieuwe
kader werken
- Wetenschap heeft ook soms momenten van crisis, waarna
een nieuw paradigma gevormd wordt
Fase 2: Anomalieën en wetenschappelijke ontdekkingen
- Maar sommige puzzelstukjes passen nergens en deze
stukjes nemen toe kader afbreken, out of box denken
Fase 3: Crisis en wetenschappelijke ontdekkingen
- Crisis want kader is weg
- Wetenschap splitst in twee in twee generaties: nieuwe
generatie volgt nieuwe inzichten zowel politiek als
wetenschappelijk dus echte revolutie
- Discontinuïteit
Fase 4: Nieuwe fase van ‘normale wetenschap’
- Oude generatie is weg en nieuwe generatie gelooft in
nieuwe paradigma, men kan voort (paradigma is heel
belangrijk!)
- Bv. evolutietheorie ooit heel heftig
Probleem in sociologie: altijd crisiswetenschap, altijd
verschillende paradigma’s die botsen (want samenleving
verandert constant)
In realiteit: zeer veel verschillende paradigma’s die gelijktijdig bestaan
,Niet echt revolutie. Dit maakt sociale wetenschap moeilijker, doordat
zo veel theorieën tegelijk multiparadigmatische realiteit.
,Theorie, stroming, traditie
o Sociologische traditie: als giftig gezien (the sociological tradition)
Traditie = overdragen van erfgoed v/d ene generatie op de
andere in de sociologie geven we dingen door zodat men
elkaar kan verstaan
Gepaard met gedachtenloosheid (Weber), gedachtenloos
overnemen
Kennis is vernietingsmachine van kennis: oude weg om betere
kennis over te houden tegengestelde van traditie: koestert
kennis
Sociologie is hybride tussen wetenschap en traditie
Sociologisch denken werd gevoed door:
o Erfenis van positivisme (Comte & Saint-Simon + ook
Durkheim)
- Sociale werkelijkheid neutraal, zakelijk bekijken zoals
natuurkundige natuur bekijkt
- Positivisme: samenleving wordt voortgeholpen door
beroep te doen op positieve (wetenschappelijke) kennis
Gebaseerd op de idee dat je op gelijkaardige manier de
sociale WH kunt verklaren. Denkende zoals een
wetenschapper = kijken naar de feiten.
- Goed want nu niet meer zo normatief spreken verschil
tussen positief en normatief heel belangrijk
- Comte heeft nuchterheid binnengebracht
o Sociale problemen
- Sociologen confrontatie met beluiken, slechte
levensomstandigheden… diagnose opstellen vanuit
morele overwegingen
- Sociologie probleem gerelateerde wetenschap vaak
wortel in bep. sociaal probleem
o Wens om ‘eigen tijd’ te begrijpen
- Culturele bekommernis om te begrijpen: wereld,
moderniteit
- Wat maakt onze wereld anders? Waar gaan we naartoe?
reflectie over eigen tijd, tijdsdiagnose
, Sociologische verbeelding = subjectieve, existentieel gewortelde
verbeelding
,Ontwikkeling van de sociologische theorie
Klassieke fase: eigenzinnige auteurs (1845 – 1920)
Comte, Marx, Durkheim, Weber, Simmel, Mead.
Mensen die proberen op hun manier een nieuwe wetenschap te vestigen
Ze wouden allemaal fundamenten leggen van nieuwe
wetenschap. Ze dachten dat zij gelijk hadden
Belangrijkste sociologen Weber & Durkheim. Tijdsgenoten, maar
geen contact
Moderne fase: paradigmata (1920 – 1980)
Parsons, Merton, Dahrendorf, Homans, Blumer, Goffman …
Functionalisme/conflicttheorie/ruiltheorie/symbolisch
interactionisme…
Opleidingen sociologie: organisatorisch op orde krijgen,
leerprogramma afbakenen, rommelboel van KF ophelderen
Sociologen KF in één overzichtelijk geheel samenvoegen
verschillende paradigma’s maar soort van vrede
Eclecticisme (= verschillende stijlen bij elkaar, nieuwe geheel maken) en
nieuwe syntheses (1980 – nu)
Elias, Giddens, Habermas, Bourdieu, Luhmann, Bauman, Castells, Latour
(ANT)
Sociologie als discipline uit elkaar gespat, opgesplitst
verwarring, multipliciteit aan verschillende perspectieven
Nieuwe syntheses: verschillende dingen samenvoegen om één
geheel te maken
De sociologische theorie is absoluut niet overzichtelijk opgebouwd!
Leerlingen van grondleggers, proberen te verzoenen, verschillende brokjes
uit verschillende paradigma’s samenklutsen tot een nieuw gebied
, De hoofdparadigma’s:
Twee basisvragen:
Is sociaal gedrag vrij of gedetermineerd?
Gaat sociaal gedrag uit van individu of collectieve actor?
4 Collectiviteit Individu
PARADIGMA
TA
Vrij Functionalisme Symbolisch interactionisme
We worden beïnvloed door Betekenis geven begint
het geheel (gezin, UA, vanuit interactie, maar geeft
organisatie, stad, etc.) en zijn een soort vrijheid
opgenomen in systemen
Dit geheel stelt bepaalde
doelen
Gedetermine Conflicttheorie Ruiltheorie
erd Niet vrij om te kiezen Keuzes worden gemaakt
(sociale klasse leert u aan hoe o.b.v. preferenties/behoeftes
je moet kiezen) die reeds voorgegeven zijn
We worden bepaald door de bv. smaken
klassenbelangen Nurture aspect
- Gewoontes, afspraken gemaakt door individu (Weber) of worden
individuen opgenomen, opgeslokt door collectiviteit (Durkheim)
Verwantschap tussen klassieke auteurs en paradigmata
o Comte: positivisme/functionalisme
o Durkheim: positivisme/functionalisme
o Marx: conflictparadigma
o Weber: Sociaal handelingsparadigma
o Mead: Symbolische interactionsime
,