Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Cultuur en Mediatheorie '22-'23 €15,49
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Cultuur en Mediatheorie '22-'23

 29 vues  0 fois vendu

Dit is een samenvatting van de slides, aangevuld met lesnotities en extra uitleg. Focus zeker goed op de schema's (die ik uitgebreid heb uitgelegd)! Het vak werd gegeven door Walter Weyns en Gert Verschraegen.

Aperçu 10 sur 94  pages

  • 7 octobre 2023
  • 94
  • 2022/2023
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (5)
avatar-seller
sitavanbilsen
CULTUUR & MEDIATHEORIE
H1 : INLEIDING

ENKELE AFBAKENINGEN EN BEPALINGEN

Cultuur =

1. Aangeleerd gedrag dat van generatie op generatie wordt doorgegeven  geen alles
omvattende verklaring (Wat dan met kunst, voorwerpen, gebouwen, objecten?)

2. Domein : benadering alsof je een verzameling hebt, geheel van fenomenen waarvan je zegt
dat het cultuur is en alles wat daarbuiten is hoort niet tot cultuur
- Vb. bevoegdheden van minister van cultuur (literatuur, kunst, film, …)  er wordt
beleid rond gevoerd

3. Dimensie : Wat je ook aantreft, je vraagt je af waarom iets is
- Je kan een perfecte cultuur theoretische benadering uitwerken van eender welk
fenomeen (er is niets dat je niet cultuurfenomenisch kan benaderen)
- Cultuur ≠ apart domein
- Cultuur = onderzoeken van culturele dimensie die overal inzit

4. Onderscheid tussen cultuur en natuur bestaat niet het zijn gewoon 2 manieren om naar de
werkelijkheid te kijken
- Begrippen = manieren om dingen te zien
- Analytische kracht van woorden  begrippen vestigen de aandacht op iets

5. Geheel van betekenissen
- Al datgene dat betekenis krijgt en de manier waarop mensen dingen betekenis geven
- Als je op verschillende manieren betekenis kan geven aan dingen wil dit zeggen dat
cultuur zich ook opdeelt en vermenigvuldigt
- Betekenissen verschuiven ook, dus het geheel van de betekenissen en de
veranderingen in betekenissen is de cultuurtheorie

6. Nomisering: mensen maken de werkelijkheid tot een betekenisvolle omgeving, we gaan de
wereld ordenen door naamgeving en afbakeningen en oriëntaties
- Nomos: naamgeving/norm (iets is pas iets als je het benoemt)
- Naamgeven wijst op betrokkenheid (dat je ze kan benoemen en aanspreken), als je
dingen een naam geeft, geef je ze een plaats en hoe je je ertegenover moet
gedragen
- Fenomenen worden aanspreekbaar en verschijnen in de taal

7. Onderscheid maken tussen iets: dit is … en dit is iets anders (grenzen trekken en ordenen)
samenhang tussen deze afbakeningen = cultuur

,CULTUUR ALS TWEEDE NATUUR (A. GEHLEN)


VROEGGEBOORTE (ANATOMISCH PLASTISCH) EN NEOTENIE

Vroeggeboorte:

- Mensen zijn cultuurwezens, maar ook dieren die door hun eigen natuur in de steek zijn gelaten
o Mensen worden ivg met andere zoogdieren te vroeg geboren  we zijn nog niet in staat
onze eigen plan te trekken, we zijn hulpeloos bij de geboorte

- Er moet nog een verlengstuk gebreidt worden aan onze tijd in de baarmoeder, een periode
waarin zorg verleend moet worden en hulp moet verschaffen worden

- Cultuur is belangrijk omdat ze de tekortkomingen van onze natuur opvangt
o Lichamelijke terkortkomingen: geen van onze ledematen zijn gespecialiseerd (vergelijk onze
handen met hoeven, klauwen, handen van een aap, die anders zijn geconstrueerd en veel
meer gespecialiseerd zijn)

o Het woord handelen verwijst naar de beperking van specialisatie en naar de graad van
vrijheid die we hebben met onze ongespecialiseerdheid

 Onze anatomische kenmerken zijn ongespecifieerd en ongespecialiseerd

Neotenie:

- We zijn hulpeloos/ onbepaald en hebben correctie nodig van de cultuur om ons op te vangen
o Dieren passen als een sleutel in een slot en zijn aangepast aan het leven als ze geboren
worden
- Neotenisch: wij blijven plastisch en er jeugdig uitzien, wij kunnen blijven bijleren (gedragsvormen)
o Wij zijn kneedbaar en opvoedbaar door de cultuur
o Mensen kunnen in grote mate dingen aanleren en ook veschillende dingen



INSTINCTARMOEDE & WELTOFFENHEIT

Instinctarmoede:

- Wij als mensen worden geboren zonder instincten (aangeboren gedragspatronen) en moeten
deze aanleren van kindsaf

- Cultuur = tweede natuur (een vervanging van onze instincten)

 Fundamenteel contingente/toevallige aard van de cultuur


Weltoffenheit: openminded zijn

- Instincten kunnen niet leiden tot originaliteit en creativiteit, cultureel aangeleerd gedrag kan dit
wel, omdat elke grens anders had kunnen getrokken worden of dingen anders benaamd.

- Eenmaal je patronen leert komen ze vanzelf tot werking maar je wordt er niet door beperkt zoals
instincten wel doen.

,ACHTERGRONDFUNCTIE VAN INSTITUTIE

- Belangrijkste functie van de cultuur
- Mens = nadenkend wezen dat reflecteert  dit maakt de mens trager (nadeel)
- Door de cultuur en de aangeleerde patronen krijgt hij opnieuw een houvast in het leven en kan hij
zijn leven maken op verschillende manieren


URMENSCH UND SPÄTKULTUR

- = pessimistische visie: Overgang waarbij cultuur stevigheid verliest, omdat we dingen
overboord gooien. We zitten in een vloeibare culturele omgeving waarbij onze orientatie zoek is.
 Je komt in een postcultuur terecht waar de cultuur het laat afweten.

- Moment in geschiedenis waarop instincten verwateren en dankzij gedragspatronen kunnen wij
stand houden.

- Oriëntatie is niet meer cultureel verinnerlijkt maar je wordt geholpen door de technologie (vroeger
culturele patronen die je aangeleerd hebt, nu worden deze taken uitgevoerd door de technologie)

- Het is cultuur omdat we het gemaakt hebben maar we kunnen het niet zomaar meer
verinwendigen en het vormt dus niet langer onze ruggengraad.

- Cultuur in de vorm van kennis en taal wordt ge-externaliseerd in de apparaten =
desinstitutionalisering  we doen meer beroep op externe middelen om ons leven vorm te
geven.

- Wanneer je niet langer duidelijke patronen veruitwendigt, ben je meer zoekend en onzeker.

- Subjectivering = Naarmate onze kennis en oriëntatievermogen uitbesteden aan externe
middelen, des te meer subjectief we worden en overgeleverd worden aan hulpeloosheid en
radeloosheid.



CULTUURANALYSE : ZIN, TEKENS, PRAKTIJKEN

1. Verstehende benadering: begrijpen wat de zin is van bepaalde uitdrukking
2. Semiotiek: kijken naar de vorm van cultuuruitingen
3. Analyse van praktijken: betekenissen zijn nooit gewoon betekenissen en zijn altijd
ingebed in de praktijk
a. Veldanalyse (bourdieu)  wat doen mensen met betekenissen
b. Cultural studies (Stuart Hall)
c. Kritische theorie (Adorno over cultuurindustrie)  betekenissen worden gebruikt
in de cultuurindustrie

,ASPECTEN VAN CULTUUR

Iedere cultuuruiting bevat verschillende aspecten  cultuuruitingen: klederdracht, religie, taal, kunst


1. Cognitief (wetenschap, technische kennis)
o Bv. In klederdracht zit kennis, je herkent de anatomie van het menselijk lichaam

2. Expressief (kunst, muziek, poëzie, erotiek)
o Je drukt iets uit (“dit is een kant van mij”)

3. Normatief (gedragsnormen, recht)
o Gedragsverwachtingen die worden geïmpliceerd
o Bv. De kleding schrijft voor wat er verwacht wordt dat je in die kleding zal doen
o Bv. Ouders die zeggen aan hun kinderen dat bepaalde kleding niet dient voor dit of dat

4. Evaluatief (waarden)
o Waarden en normen die altijd concrete gedragsverwachtingen bepalen
o Waarden bepalen een bepaald streefdoel (norm is verankerd aan een waarde die we
koesteren)
o Norm = concretisering van een waarde (bv. Hoffelijkheid, gezondheid …)
o Kledij wordt vaak gezien als vorm/mate van beschaving

5. Constitutief (taal)
o Cultuuruitingen hebben de kracht om iets dat er voordien niet was, in het leven te roepen




VB: HET LAM GODS (VAN EYCK)

Cognitief:

- Kenniselementen van het schilderij: het lam staat voor christus
(religieuze betekenis), botanische kennis, kennis over de
verschillende groepen van de SL die worden vertegenwoordigd
door de verschillende mensen op het schilderij (natuurlijke orde
etc)
 Het is een wereldbeeld, en heeft een zeer grote
cognitieve lading

Expressief: het is expressief, maar er zijn schilderijen die nog meer expressief zijn

Normatief:

- Telkens wanneer je een kennisorde uittekent weet je dat je de dingen een juiste plaats toewijst
- (Aristoteles: alle dingen hebben een natuurlijke plaats waar ze thuishoren, rookt stijgt omdat het
in de natuur van de rook zit om te stijgen)
- Mensen en dieren hebben binnen biologische orde een natuurlijke plaats

Evaluatief: Het lam dat in het midden staat wijst erop dat het heel belangrijk is en je het kan
aanbidden

Constitutief: Je roept ermee het christelijke wereldbeeld in het leven, het wordt iets omdat je het
helpt voortbestaan

,VB : HYLAS AND THE NYMPHS (W ATERHOUSE)

- Drukt een waardepatroon uit dat wij vandaag niet meer
hanteren en accepteren (Antifeministisch)  uit collectie
verwijderd

- Het beeld van de man en de vrouw wringt een beetje omdat
de vrouwen passief en afwachtend zijn en de man neemt het
initiatief

- De vrouw is niet in staat van het nemen van initiatief



VB: JACKSON POLLOCK

- Dit is misschien het naoorlogse wereldbeeld dat wordt
uitgebeeld (chaos, verwarring, vele dingen die door elkaar
lopen …)

- Drukt uit hoe velen onze wereld ervaren

- Waarden: laat je gaan …




GENESIS

- De taal helpt ons de wereld te laten zien als een ordelijke plek waarin we ons thuis kunnen voelen

- Door dingen te benoemen kunnen we ons oriënteren

- God kan van alles maar heeft het nadeel dat alles wat hij zegt ook ineens verschijnt

 Eerste mens is diegene die dingen een naam gaf en de wereld opnieuw geschapen
door dingen te benamen en ze zo in het leven te roepen en werkelijk te maken



EVANGELIE : LOGOCENTRISME

- Scheppende kracht van het woord zit ingebakken in de joods/christenlijk cultuur
o Vb. Johannes getuigt van het leven van christus

- Evangelie: er is niks zonder het woord (logocentrisme)  er is geen werkelijkheid buiten de taal

 Overdreven sterke beklemtoning van het belang van het woord bij de analyse van de
cultuur

- Zonder het woord kan je geen onderscheid maken  dingen in het leven roepen (constitutionele
kracht) Door de naamgeving wordt het schaap in het leven geroepen.  Aan de ene kant heel
contingent want schaap had anders kunnen heten.

,WOORD EN BEELDCULTUUR : EEN GESPANNEN VERHOUDING

- Een toverwoord is iets dat in het leven roept wat het zegt  alle
woorden hebben een beetje een toverkracht

- Voorbeelden van hoe de spot wordt gedreven met de taal en hoe de
verhouding beeld versus taal de afgelopen decennia een kanteling van
een machtsbalans heeft gekend

- Het beeld is terug belangrijker geworden dan het gebruik van woorden
o We gebruiken nog taal, maar veel meer beeldtaal (gespannen
verhoudingen tussen woord en beeldcultuur)



Woord en beeld vermengen

- De betekenis van het woord zal in de woorden worden opgelicht door het beeld
- Je moet beiden interpreteren om te begrijpen wat er gebeurt




H2: CULTUUR - CONNOTATIES VAN EEN BEGRIP

- Betekenis van woorden verschuift soms gewoon, maar bij het begrip cultuur krijg je een gelaagde
toevoeging van betekenissen.

- De onderste lagen blijven doorwerken, en in het geheel vormen de lagen de structuur van het
begrip en dit maakt het moeilijk te doorgronden.

- We gaan terug naar het moment waarop het begrip cultuur voor het eerst echt scherp gebruikt
werd en dat was bij de Grieken.




- Links: voor hem betekende cultuur het beste
waartoe de mens in staat is (het beste van het beste)
o We moeten dit beschermen en stimuleren
o Culture  anarchy: cultuur moet heersen, met
het oog op verdwijnen van de anarchie
(anarchie = zonder principes en regels)

- Rechts: to hell with culture
o Anarchist en cultuurcriticus
o Het gebruik van het begrip cultuur is niets anders dan een manier waarop je een soort
snobisme etaleert  je voelt je beter dan mensen die er geen kennis van hebben

,GRIEKSE NOTIE VAN ‘PAIDEIA’: SOFISTEN


PAIDEIA

- Peda = een plaats waar je jonge mensen onder beschermde omstandigheden kan laten
vertoeven
- Pedagogie = studie van het omgaan met kinderen
- Paideia = het goed vormen van kinderen/jongeren (opvoeding)



SOFISTEN: VOORBIJ DE MYTHE  PLATONISTEN (SOCRATES & PLATO)

- Hadden beiden een opvatting over hoe je jongeren moet vormen
o Sofisten = rondtrekkende leraars die jongeren vaardigheden aanleerden die gebruikt
werden in de stadsstaten (retoriek etc)

o Stelden vast dat de afspraken verschilden van steden (nomos kan altijd anders zijn) 
eerste inzicht in cultuurbegrip: cultuur is niet altijd even universeel als de natuurwetten
 Wisten dat ze zichzelf moesten aanpassen naarmate ze in andere steden kwamen



DE W ERELD VALT UITEEN IN 2 SFEREN: PHYSIS VS NOMOS

- Physis = de natuur (de stenen, de wolken …) die een zekere orde heeft (kunnen we niet
veranderen)

- Nomos = de naamgeving en de mens zelf die de namen geeft en normen maakt = de wereld van
de door de mens gemaakte cultuur (is variabel tussen steden)
o Wetten, maar geen natuurwetten (Natuurwetten ≠ menselijke wetten)

- Mytische wereldopvatting = geen onderscheid tussen natuurlijke werkelijkheid en de
conventionele werkelijkheid van de cultuur (bv. goden kunnen dieren worden)
o Houdt vast aan metamorphose (vormverandering)  de wereld ziet er betoverd uit, omdat
alles kan veranderen in alles
o Goden mengden zich met de mensen  vermenging tussen natuur en cultuur

 Sofisten sloegen oude mytische orde aan diggelen
 Idee van cultuur sterk doortrokken van het idee dat cultuur altijd plaatsgebonden en
veranderlijk is


MENS = MAAT VAN ALLE DINGEN (PROTAGORAS)

- Het is de mens die door het geven van betekenissen aan zaken, orde creëert


CULTUURRELATIVISME:

- Relativistisch denken: wisten wat de normen waren van specifieke plaatsen, waaraan ze zich
moesten onderwerpen

- Aan de kern van het ontstaan van het inzicht van wat cultuur is, ligt cultuurrelativisme en nihilisme

,NIHILISME:

- Als de normen en menselijke wetten kunnen veranderen, wat is dan de waarde ervan? 
Hebben ze een grond/fundering?

- Misschien niet (alles had anders kunnen zijn) = vorm van relativisme

 Betekenissen die mensen gebruiken moet je in verband brengen met de cultuur waarin ze
plaatsvindt

GRIEKSE NOTIE VAN PAIDEIA : PLATO


SOCRATES EN PLATO

- Socrates
o = filosofische leermeester die in Athene rondliep en filosofische gesprekken aanging op
straat

o Sprak soms de sofisten aan: socratische dialogen waarbij Socrates gaten kon slaan in de
redenering van de sofisten en ze aan het wankelen kon brengen (ze wisten het toch niet zo
zeker)  spanningen

- Plato
o Leerling van Socrates  Niet duidelijk waar Plato eindigt en Socrates begint

o Heel andere opvatting over paideia: vertrekt vanuit de vraag ‘wat gebeurt er wanneer je
iemand opvoedt, hoe moet je iemand goede kennis verschaffen, goed opvoeden?
 Goed = correct, moreel verantwoord


PLATO’S IDEEËNLEER

(Plato wijst naar boven omdat daar de bron van de kennis zit)

- Ideeën = er komt iets in je op, een gedachte, iets mentaal
- Plato gaat het idee verabsoluteren: het een karakter geven dat ver staat van het achteloos
gebruiken van woorden

- Het idee :
o Reëler dan de zichtbare werkelijkheid waar we in leven
o Ideeën zijn echt, wat we zien is er slechts een afschijnsel van (vb. ideecirkel)
o Wiskunde = koninklijke weg tot bepaalde inzichten
 Cirkel = verzameling punten die op eenzelfde afstand liggen van de oorsprong
 Een punt = oneindig klein, dus een verzameling van punten kun je per definitie niet
zien
 Cirkels zijn dus per definitie onzichtbaar voor het blote oog
 Wat wij ervan maken is slechts een benadering, vage nabootsing van wat een cirkel
echt is

 Plato veralgemeent dit naar alle vormen in de wereld: verzameling van pure zuivere ideeën
o Alles wat je in begripsmatige vorm kunt bedenken zijn allemaal ideeën
o De ideeë, zijn niet in deze empirische, materiële wereld
o De ideeënwereld wordt geprojecteerd op onze empirische wereld

, o De allegorie van de grot
 We kijken naar een schimmenspel (beelden die
geprojecteerd worden door een schaduw gevormd
door het vuur)

 Beelden zijn een weerschijn/schaduw van het echte
ding, het idee

 Mensen zijn bevrijd als ze uit de grot ontsnappen
en ze de echte dingen kunnen zien
 Dat als je echt diep nadenkt en je je niet laat verblinden door de schaduwen, je de
echte dingen leert kennen

 Vb. Mensen achter hun scherm hebben geen voeling meer met de echte wereld


EEUWIGE VORMEN OF IDEEËN

- Opvoeding: iemand in contact brengen/richten op ideeën

- Ideeën:
o Zijn eeuwig (het is er altijd, zelfs al is er niks anders)
o Zijn onaantastbaar (kunnen niet afgebroken worden)

o Vb. Dingen zoals schoonheid moet ons richten op de ideeën  echte mensen moeten de
ideemens benaderen (zoals cirkel en ideecirkel)



ANAMNESE : HERINNERING VAN IDEEËN

- Iedereen wordt geboren met een deel kennis die ze meegenomen hebben uit hun vorige leven als
schim in de ideeënwereld.

- Wanneer we in een lichaam geboren worden en belichaamd worden, zullen we deze kennis terug
moeten aanwakkeren door opvoeding.
o We weten alles al, maar door het nadenken komt het vanzelf terug

o Wiskundig vb.: Pascal zou het Euclidische denken opnieuw uitgevonden hebben

o Veralgemening: geldt niet alleen voor wiskundige ideeën, maar voor alle ideeën (schoonheid,
waarheid, rechtvaardigheid …)

- Echte kennis is anamnese = herinnering
o Iemand die kennis uit iemand haalt zoals een vroedvrouw een baby op de wereld helpt
zetten (maieutiek?)

, HOOGSTE WAARDEN IN NATUUR VAN DE MENS

- Hoed je voor de sofisten en zij die je in de war brengen  verwerpt relativisme en nihilisme en
installeert een geloof van absolute, ware kennis

- Cultuur = moeite doen om te streven naar wat er al is (het hoogste, het enige ware) + de hoogste
ideeën wekken en aan kinderen leren in de opvoeding

- Wij zijn de bevoorrechte bezittende van aangeboren kennis die we moeten opwekken in onszelf



CULTURA

- Romeinen cultiveerden graag (veredelen van de opbrengst van planten)
o Cultuur: komt van cultiveren

- Druivelaar bijsnoeien zorgt voor betere vruchten  opbrengst verbeteren = basismetafoor
toegevoegd aan paideia
o Iemand kan je verbeteren door de slechte stukken weg te snoeien, vorm te geven

- Je kan iemands geest verbeteren door ze te trainen en er zorgvuldig mee om te springen
o Cultura animi
o Later wordt dit de dominante betekenis van cultuur (maar landbouwbetekenis van cultuur
gaat niet weg)

BURGERLIJK CULTUURBEGRIP

- Burgerlijk cultuurbegrip = Cultuurbegrip dat ontstaan is in de nasleep van de
moderniseringsprocessen, waarbij de burgerlijke klassen steeds belangrijker werden
o Gingen eigen ideeën lanceren


HET BEGRIP BURGER :

- Middeleeuws, verwijst naar stedelijke omgeving die ontstaan zijn in de buurt van burchten
(mensen die inwoners zijn van een burgomgeving)

- Burgers gaan eigen gang en genieten van hun vrijheden, stellen vast dat er verschillen zijn
tussen steden (zoals sofisten)
o In verschillende steden gelden andere regels
o Mensen vluchten uit steden om elders onderdak te krijgen bv


ONTTOVERING

- Onttovering = idee dat je in de samenhangende wereld een grens trekt tussen cultuur en natuur

- Opkomende burgerij, burgerlijke denkers met christelijke visie van ME: gesloten wereldbeeld
waar wereld 1 werd gemaakt, alles met alles in harmonieus verband, alles heeft een plaats
o Kritische geesten gaan dit opbreken = onttoveren  ruimte vrij voor louter menselijke
dingen (geen goddelijke dominante wetten, waar alles aan ondergeschikt is)

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sitavanbilsen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €15,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

53068 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€15,49
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté