Sociologie
1 Inleiding
Sociologie
- Bestuderen mensen hun gedrag in sociale omgeving, in relatie tot de heersende
waarden, normen, cultuur, afkomst, …
- Minder op het individuele zoals psychologie (=biografisch individuele kenmerken) +
ontkent dat we mensen zijn met individuele voorkeuren maar meer verwachten en
naar gedragen
- Men kijkt naar de actoren binnen een netwerk (klas, groep, gezin)
Sociale orde
- Meevolgen, na-apen, doen wat er van ons verwacht wordt, mensen kondigen iets aan
- We hebben onze eigen weet
- Men zendt een boodschap en anderen nemen het op
- Moment dat men weet wat men van je verwacht wordt
- Vorm van zwaartekracht (voorwerp laten vallen, iedereen weet dat het valt)
- Verwachtingen, men kent de regels -> doorbreken = straf, gevolgen, sancties
Voorbeelden:
Leger, marcheren, rood -> communistisch
Korea
Feesten, publiek, gitaar
Muschpit: gat in publiek, biet van de muziek, iedereen loopt naar elkaar. Niet
toegestaan om te vechten.
Ongeschreven regels hoe het werkt, regels moeten aangehouden worden
Kinderen kopen een ijsje
1. Wachtrij: men weet hoe het werkt, aangeleerd
2. Smaak kiezen: we willen 2 bolletjes, smaak, horentje, potje
3. Betaling: geld, cash, juiste bedrag of iets meer
Tapas bestellen in Spanje, hapjes, hoe geraak ik eraan?
Men moet hiervoor communiceren, we zoeken een taal
Nemen van een buffet: men kijkt hoe de andere mensen eten nemen
Fietsvak, opstelplaats voor fietsers, stoppen, rood licht, lijn op straat
aangegeven, symbolen, fietsers moeten extra oppassen voor taxi’s, meisjes
letten op voor witte bestelwagen.
,Symbool: fluo-vest, mensen met een bepaalde functie, mannen in pak maken
opmerkingen, functie met een bepaalde verwachting, oefenen macht en gezag
uit.
Macht: invloed uitoefenen
Gezag: naar gedragen
Je komt toe en er zijn al groepjes gevormd, je gaat alleen staan, anderen voelen
zich hierdoor niet goed.
Rationeel handelen: doel afwegen
, Hoofdstuk 1. Wat is sociologie
1. Definitie
Sociologie = De wetenschap die maatschappelijke patronen en structuren bestudeert, in hun
bestaan, voorbestaan en veranderen en teven het sociaal handelen van mensen in interactie
met deze patronen en structuren.
- Bestudeert groepen, instituties (school, groep studenten, groep docenten)
- Elk gedrag verklaren vanuit een sociale zijde
1.1 Sociologie of samenlevingskunde
Sociologie = samenlevingskunde
Verhouding tussen:
- Samenleving (het speelveld)
- Verwachtingen (de spelregels)
- Mensen of organisaties (de spelers)
Elk spel heeft eigen spelregels: eigen verwachtingen, normen, wetten (-boete).
Vb. werken in een school heeft andere regels als werken in een gevangenis. Men kent de
regels. Als we de regels niet kennen, kopiëren we andere hun gedrag.
2 De samenleving als speelveld
2.1 Het spel, spelers en regels
Wie doet wat in de samenleving? Met welke uitkomst of beloning?
Spel = de systemen van de samenleving
Spelers = mensen als actoren of positiebekleders
Regels = de wens ‘to fit in’.
Vb. Fietser staat voor het rode licht, andere vélo geel steekt voor. Licht springt op groen,
fietsers vertrekken maar gele fiets veel trager men moet deze opnieuw voorbij steken en zegt
‘Was dat nu nodig om me voorbij te steken?’. Geeft zo aan dat hem buiten de regels valt.
Men maakt elkaar duidelijk hoe we moeten handelen.
3 Het dagelijks leven…
3.1 Sociologische verbeelding (Mills)
Sociologische verbeelding (Mills) = is een manier van kijken. Hoe we moeten kijken binnen
een structuur. Wijze van kijken naar wat met mensen in hun leven gebeurt:
- Geschiedenis: samenleving is resultaat van historisch proces
- Biografie:
welke mensen vormen de samenleving? Welke instituties hebben een
invloed?
, Iedereen betaalt met geld: cash of kaart, we betalen niet door onze T-shirt af
te geven.
Dit is een gevolg van het structuur. Er is geen andere manier. Het is
dwingend.
- Sociale structuur: welke instituties bewaken de sociale orde
“De sociologische verbeelding van 'de Belg' is die van een middenklasser met een
gemiddeld inkomen, een ruime woning met tuin(tje) in een peri-urbane gemeente (rand rond
Brussel), met opgroeiende schoolgaande kinderen en een vaste job die thuiswerk toelaat.”
(Jan Blommaert)
Link met Blommaert en corona
- Iedereen die thuis kan werken moet thuiswerken
- Bepaalde groepen zijn nog steeds gedwongen om te gaan werken (vb. fabriek, zorg)
- Men moet op een andere verdieping verblijven dan kuisvrouw. Maar niet iedereen
heeft een huis met verdiepingen en niet elk gezin kan een kuisvrouw veroorloven.
Sociologische verbeelding van overheid maar houdt geen rekening met andere
Vb. In september met de fiets naar Dilbeek, men verwacht/verbeeld een zonnige nazomer
maar plotseling regent, niet voorbereid, men heeft geen regenkledij bij.
We proberen mensen te zien in een reële sociale context (Werkelijk/Echt).
3.2 Sociologie en het dagelijkse leven: koffiedrinken
Vb. koffiedrinken is een cultureel gegeven. Koffie maakt deel uit van een lifestyle: dit toont
aan wie je bent. Ik drink koffie? Waaruit? Met welke toevoegingen?
Sociologen gaan hieruit bepalen wie je vrienden zijn, wat je ouders doen als job.
Partnerkeuze is voorspelbaar, je partner komt waarschijnlijk uit hetzelfde sociaal milieu:
- Dezelfde levensbeschouwing
- Dezelfde etnische herkomst
- Dezelfde opleidingsniveau
Sociologische oorzaken:
- Vertraagd risico op conflict
- Sociaal druk
3.3 Contingent maar niet arbitrair?
Contingent = iets kan ook altijd iets anders doen