Ziekteleer, prof. Vanderschueren
Inleiding tot het medisch diagnostisch proces
Het medisch diagnostisch proces
De basis van een efficiënte behandeling is een correcte diagnose. Dit is de basis voor het vervolg van
het klinische onderzoek. Ze vormen een hoeksteen van de diagnose en bepalen de keuze van het
verdere testen. Je voert het klinisch onderzoek uit, naar mate van wat je hebt gehoord op de
anamnese.
Het medisch diagnostisch proces – Anamnese en lichamelijk onderzoek
Er zijn verschillende dingen die een arts wilt weten, dit gebeurt tijdens de anamnese:
Demografische gegevens
Actueel probleem
Voorgeschiedenis: Welke ziekte heeft de patiënt al meegemaakt?
Systeemanamnese: Je bevraagt de orgaanstelsels, bijvoorbeeld het gastro-intestinale
systeem (is er braken, vermagering, diarree, constipatie, etc.), het musculoskeletale systeem
(heeft u spierpijn of gewrichtspijnen), het urologische systeem (bloed bij het wateren, pijn bij
het wateren), het gynaecologisch systeem (is er bloedverlies) of het centraal zenuwstelsel
(valt u flauw)
Familiale anamnese: Zijn er ziektes die in de familie voorkomen? Zijn deze ziekten genetisch?
Professionele anamnese: Is de patiënt bijvoorbeeld tijdens het werk in contact gekomen met
asbest (wat leidt tot kanker van het longvlies)? Kunnen we het werk van de patiënt
aanklagen?
Usus: Het gebruik (ofwel misbruik) van medicatie. Denk aan: Welke medicatie de patiënt
gebruikt, of de patiënt drugs gebruikt of alcohol drinkt
Na de anamnese zal de arts overgaan op het klinisch onderzoek. Dit gebeurt door vier handelingen:
Inspectie: De arts kijkt naar de patiënt, hoe ziet hij/zij eruit? Is hij/zij goed bij bewustzijn? Ziet
hij/zij bleek? Geel? Gespannen? Je kan al heel veel zien aan de patiënt zelf!
Palpatie: Het voelen bij de patiënt, denk aan het palperen van de lever (je kan de vergrote
lever voelen bij icterus (= geelzucht), is de lever hobbelig, glad of pijnlijk?)
Percussie: Kloppen op de patiënt bijvoorbeeld op de buik, maar ook op de longen
Auscultatie: Het gebruiken van een stethoscoop om hartgeluiden of ruis te beluisteren
Algemeen klinisch onderzoek
Bij het algemeen klinisch onderzoek zal de arts de patiënt van top tot teen onderzoeken:
Hoofd en hals: “Zeg eens A” zodat de arts in de keel kan kijken
Klierstreken: Het opsporen van de lymfeklieren in de hals, oksel, etc.)
Schildklier kan de arts palperen
Hart en bloedvaten: Het hart kunnen we ausculteren; de punt van het hart kan je voelen; de
slagaders kan je ook voelen of er pulsaties aanwezig zijn (pols, enkels, liezen, elleboog, etc.)
Longen
Abdomen
Musculoskeletaal
Neurologisch: Reflexen testen, coördinatie en bewustzijn van een patiënt waarnemen
PPA: Voelen per anum (endeldarm, prostaat, etc.)
PPV: Voelen per vagina (gynaecologisch onderzoek bij de vrouw)
Voorbeeld: Actueel probleem is pijn
Wat vaak voorkomt is de pijnanamnese. Hier wordt er op bepaalde dingen gelet:
De lokalisatie van de pijn: Waar zit de pijn (waar zit de primaire pijn?)? Straalt de pijn uit?
Wat is de migratie van de pijn?
De chronologie van de pijn: hoe is het ontstaan? Hoe lang is de pijn er al (paar uur of een
paar maanden)? Wat is het verloop van de pijn?
Pagina 1 van 22