In deze samenvatting van 14 bladzijdes wordt hoofdstuk 1 t/m 10 van Kuiken, F., & Vermeer, A. (2013). Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs (derde druk). Utrecht: Thieme Meulenhoff, samengevat.
-Tweedetaalverwerving= kinderen die thuis een andere taal dan Nederlands spreken. De
Nederlandse taal wordt opgepikt door verschillende situaties waarin Nederlands gesproken wordt,
bijvoorbeeld tv-kijken of tijdens het spelen.
-Tweedetaalleren= Situaties op school waarin Nederlands wordt geleerd, bijvoorbeeld als de juf de
betekenis van moeilijke woorden uitlegt.
-Onderinstromers= kinderen die vanaf de kleuterklas al op een Nederlandse school zitten.
-Neven- of zij-instromers= kinderen die later op een Nederlandse school zijn gekomen.
-Bij het onderwijs aan NT2-leerlingen gaat het vooral om: Doelen, Didactiek en Differentiatie.
Doelen= wat ga je ze leren.
Didactiek= hoe ga je het ze leren.
Differentiatie
1
, Hoofdstuk 2 Ontwikkeling van mondelinge vaardigheden
-Taaldominatie= Vaak spreekt het kind één van de twee talen veel beter, het is dan dominant.
-Taaldominatie kan verschuiven over de jaren. Een kind kan de eerste 4 jaar alleen maar Pools horen,
dan is dat dominant. Als ze na die vier jaar nooit meer Pools spreekt en alleen Nederlands is
Nederlands dominant.
-Verschuiving kan ook plaatsvinden onder migranten, hoe meer generaties hoe minder de
oorspronkelijke taal wordt gesproken.
-Stille periode= De periode dat tweedetaalverwervers niets zeggen, maar toch actief luisteren en
daardoor bezig zijn met de taal te leren.
-Kinderen die pas na een lange stille periode iets gaan zeggen, zijn dan vaak even ver in hun
taalontwikkeling als kinderen die maar een korte stille periode hebben. Ze houden de verworden taal
voor zich.
-Kinderen die langere tijd stil zijn geweest praten daarna vaak meteen meerwoordzinnen.
-Tot in de jaren zeventig gingen veel mensen ervan uit dat taalleren niet principieel verschillend was
van ander leren (behaviorisme van Skinner) werd taalleren gezien als een proces van
gewoontevorming waarin, een belangrijke rol speelde:
Imitatie: nazeggen
Reïnforcement (bekrachtiging): zeggen dat ze het goed doen
Transfer: van T1-gewoontes naar T2-gewoontes (1 ste taal, 2de taal).
-Interferentie= Het maken van fouten onder invloed van de eerste taal.
-Interfenetiehypothese= Opvatting die stelt dat fouten in de NT2 beïnvloed worden door de NT1,
verschillen tussen de NT1 en NT2 worden beschouwd als leerproblemen.
-Contrastieve analyse= Toegepaste taalwetenschap die zich bezighoudt met het in kaart breng van
verschillen tussen talen.
-Tussentaal= noodzakelijke stappen om Nederlands te leren (ik vallen, ik vielde, ik valde).
-Universalistische taalverwervingsypothese= van het voorbeeld hierboven verschelen d eerste- en
tweedetaalverwerving niet van elkaar. Het zijn universele processen, taalontwikkelingsfouten die
veroorzaakt worden door de specifieke problemen die het Nederlands kent.
-Overgeneralisatie= de regel wordt toegepast in alle gevallen (bij. -n achter een meervoud).
-Creatieve constructie= de taalverwerver is geen imitator, maar een creatieve bouwer aan de nieuwe
taal.
-interactionele benadering= het taalaanbod van een interactie met moedertaalsprekers speelt een
grote rol in het tweedetaalverwervingsproces (plaatjes van het woord).
-Outputhypothese= taalverwervers die gedwongen worden de tweede taal te sprkeen gaan bewuster
om met de vormelijke kenmerken in het aanbod dat ze krijgen. Hoe meer en hoe vaker ze
gedwongen worden in de tweede taal te praten hoe meer ze die regels kunnen uitproberen en
bijschaven. Hiervoor moeten ze wel feedback krijgen.
-Aanbodfrequentie en herhaling= woorden die kinderen vaak horen leren ze als eerste en hebben
een positief aanbod op taalverwerving.
-Receptief= het kind verstaat, begrijp en weet.
-Productief= het kind spreekt het uit en zegt het.
-Taalbegrip betekent nog niet automatisch taalproductie
2
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur kimbronswijk23. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.