Samenvatting celbiologie
Hoofdstuk 1: Atomen.................................................................................................................................... 2
1.1 Basismoleculen................................................................................................................................... 2
Hoofdstuk 2: Sachariden............................................................................................................................... 4
2.1 Definitie sachariden............................................................................................................................ 4
2.2 Belang en oorsprong........................................................................................................................... 4
2.3 Open ketenstructuur sachariden......................................................................................................... 5
2.4 Optische isomerie, stereo-isomeren................................................................................................... 5
2.5 Aldose ketose...................................................................................................................................... 6
2.6 Monosachariden................................................................................................................................. 7
2.7 Disachariden....................................................................................................................................... 9
2.8 Polysachariden.................................................................................................................................. 12
2.9 Complexe sachariden........................................................................................................................ 13
Hoofdstuk 3: Aminozuren en proteïnen...................................................................................................... 14
3.1 Definitie van aminozuren.................................................................................................................. 14
3.2 Belang van aminozuren..................................................................................................................... 14
3.3 Structuur van aminozuren................................................................................................................. 14
3.4 Proteïnen.......................................................................................................................................... 18
3.5 Belang van proteïnen........................................................................................................................ 18
3.6 Opbouw van proteïnen..................................................................................................................... 20
Hoofdstuk 4: Lipiden................................................................................................................................... 27
4.1 Definitie............................................................................................................................................ 28
4.2 Oliën en vetten.................................................................................................................................. 28
4.3 Wassen.............................................................................................................................................. 31
4.4 Vetzuren............................................................................................................................................ 32
4.5 Fosfolipiden....................................................................................................................................... 33
4.6 Steroïden........................................................................................................................................... 34
4.7 Prostaglandinen............................................................................................................................... 35
Hoofdstuk 5: nucleïnezuren........................................................................................................................ 37
5.1 Primaire structuur van nucleïnezuren............................................................................................... 37
5.2 Secundaire structuur van nucleïnezuren........................................................................................... 39
5.3 DNA en erfelijkheid........................................................................................................................... 41
5.4 PCR les stagiaire.............................................................................................................................. 42
5.5 Derivatieve nucleotiden.................................................................................................................... 42
1
,CELBIOLOGIE 2 SAMENVATTING THEORIE
Hoofdstuk 1: Atomen
1.1 Basismoleculen
WATER
- Water: hoofdbestandeel menselijk lichaam
Mannen: 60%
Vrouwen: 55%
Percentage hangt af van spiermassa spieren bevatten 3x zoveel water als vet
- Vocht nodig voor processen
Zuiveren van het lichaam
bloedzuivering door de nieren, bij dit proces wordt water uit het lichaam
gebruikt
afvoeren van de afvalstoffen (via de urine)
warmteregeling (koeling),
bloed de vereiste vloeibaarheid te laten houden circulatie blijft intact
transportmiddel voor voedingsstoffen, zuurstof, hormonen, vitamines, mineralen,
glucose, aminozuren enz.
Via het bloed en de lymfebanen wordt dit allemaal getransporteerd naar de
weefsels en cellen,
stofwisselingsprocessen goed te laten verlopen:
water in het speeksel en water in de maag en darmen zorgen voor vermenging
en vertering
water heeft beschermende functie tegen schokken, voor bijvoorbeeld hersenen, ogen en
ruggenmerg
water functioneert als glijmiddel in gewrichten, spieren en bindweefsel
water functioneert als geleider voor geluid in de oren
water heeft een oplossend vermogen
reacties van levende cellen goed kunnen functioneren en de aanvoer en afvoer
van producten uit en in de cel mogelijk is
- Water zet uit als het bevriest en drijft
- Verschillende levende wezens: bevriezen vermijden door soort ‘antigel’ in cellen
- Gekko
Geen klauwen, atomen van pootjes binden met atomen van de muur daardoor kan
die omgekeerd lopen (dus niet via zuignapjes)
Van der waalskrachten en waterstofbindingen
MINERALEN
- Belangrijkste mineralen:
Calcium, Fosfor, Kalium, Chloride, Natrium, Magnesium, ijzer
- Functies:
In stand houden elektrolytenbalans
Ontstaan membraanpotentiaal (vooral natrium, calcium, kalium en chloride)
- Calcium samen met koolstof en zuurstof in de botten
- Lood is zeer makkelijk te bewerken, en zit in veel dingen vroeger in benzine waardoor heel de
wereld gecontamineerd is met lood
lood is giftig (niet goed), maar zit dus wel vaak in ons lichaam
2
, - Fosfaat in frisdrank, maar in het lichaam in DNA om
informatie te stockeren
Bijna een kilo
- Ijzer maar 5 gram in ons lichaam in hemoglobine
(transport zuurstof) en in spieren
Kunt geen ijzer opeten om als bruikbaar ijzer in het
lichaam om te zetten
UREUM
- Organische stoffen (stoffen die C en H bevatten) komen enkel voor in levende organismen, niet in
stenen water of bodem
- Ureum is eerste element dat synthetisch geproduceerd kon worden
Via neutralisatie van amoniak met cyaanzuur (2 anorganische stoffen) amoniumcynaat
Zeer toxische reactie
Isomerisatie van anorganisch amoniumcynaat vormt ureum
- Ureum is afbraakproduct van eiwitten uit de lever
Helft van droge stof van urine bestaat uit ureum want we willen ammoniak uit ons
lichaam
- Zit vaak in zalven omdat het vochtinbrengend is
3
, Hoofdstuk 2: Sachariden
2.1 Definitie sachariden
- Verschillende namen: Koolhydraten = carbohydraten = gluciden = sachariden = suikers
- Bestaat uit koolstof C, waterstof H, zuurstof O
Verhouding: 1 C, 2 H en 1 O
Bij gemodificeerde: afwijkingen hiervan
- Polyhydroxaaldehyden, polyhydroxyketonen of stoffen waaruit door hydrolyse zulke bindingen
ontstaan
- Chemische eigenschappen gevolg van 2 karakteristieke groepen
Hydroxylgroep: OH
Carbonylgroep: CO
- Sachariden verdeel volgens lengte molecuulstructuur:
Monosachariden
Oligosachariden (weinig): disachariden
Polysachariden
- Naamgeving: ‘-ose’ toont dat je met suiker te maken heb
Pentose en hexosen bijna altijd cyclische vorm in oplossing
‘-ase’ enzym
- Draaiing: D
D: rechtsdraaien bij suikers
L: linksdraaiend Bij aminozuren
2.2 Belang en oorsprong
- Functie:
Energie: ATP
Structuur
Metabolisch intermediair: : kan suiker maken van water, CO2
en licht
Energieopslag
- Oorsprong
Bij fotosynthese zetten planten CO2 om in sachariden (cellulose, zetmeel en suikers)
- Belang: sachariden bevinden zich overal
bouwstenen van celwanden en houtvezels in planten bestaan uit cellulose
(polysacharide)
Energiereserves worden in planten opgeslagen als zetmeel (polysacharide)
In riet en suikerbieten wordt sacharose (disacharide) geproduceerd
glucose (monosacharide): essentiële component van bloed
Twee suikers: ribose en deoxyribose: in genetische materiaal RNA en DNA
synthetische variant: dideoxyribose: belang bij heel wat moleculaire biologische
processen
Ook in co-enzymen, antibiotica, schalen van schaaldieren, celwanden van bacteriën en
zoogdieren, je kleren
- 2 mogelijkheden van fotosynthese: groene of rode bladeren
4