Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Aantekeningen Goederenrecht - Hoorcolleges, Werkgroepen & ALLE Jurisprudentie €6,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Aantekeningen Goederenrecht - Hoorcolleges, Werkgroepen & ALLE Jurisprudentie

 49 vues  3 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Zeer complete samenvatting van Goederenrecht. Bevat de samenvattingen/aantekeningen van de hoorcolleges, werkgroepen en ALLE jurisprudentie. Je hebt dus niks anders nodig. Alles belangrijke begrippen zijn dikgedrukt zodat je altijd de juiste termen in het hoofd hebt voor het tentamen. Het bestand i...

[Montrer plus]

Aperçu 8 sur 68  pages

  • 16 octobre 2023
  • 68
  • 2023/2024
  • Resume
avatar-seller
Aantekeningen Goederenrecht


Week 1 – de fundamentals
Hoorcollege


Het goederenrecht op zichzelf is een fundamenteel rechtsgebied dat gaat over recht hebben.
Recht hebbendheid is een belangrijk thema dat door alle colleges zal spelen. Je hebt recht hebben en
recht krijgen. Burgerlijk procesrecht gaat voornamelijk gaan over recht krijgen, terwijl goederenrecht
gaat over recht hebben. Goederenrechtelijke claims daar gaan we het de aankomende weken over
hebben. We duiken meteen de diepte in en kijken naar fundamentele regels van het goederenrecht,
ook wel genoemd The Toddler’s Rules of Ownership:
1. If it’s in my hand, it’s mine
a. Gaat over verkrijging van eigendom door eigendom te hebben
2. If I can take it from you, it’s mine
a. Gaat over verkrijging van eigendom door overdracht
3. If I had it a little while ago, it’s mine
a. Gaat over verkrijging van eigendom door verjaring
4. If i’m doing or building something, all the pieces are mine
a. Gaat over verkrijging van eigendom door de toevoeging van onderdelen aan
een eigendom
5. If I saw it first, it’s mine
a. Gaat over verkrijging van eigendom door het eerder hebben van een goed
(Prior tempere, potior iure (=ouder in tijd, sterker in recht))
6. If you are plating with something and you put it down, it’s mine
a. Gaat over verkrijging van eigendom door het afstand doen van een goed door
een ander en de verkrijging door mij.
7. If it’s broken, it’s yours
a. Gaat over verkrijging van eigendom door
Het systeem van het goederenrecht is van belang om de belangrijke functies te begrijpen zoals
hiervoor besproken. Daarvoor kijken we naar vier thema’s in het goederenrecht:
- Eigendom (week 1)
- Vervreemding en verkrijging (week 2)
- Krediet en zekerheid (week 3 & 4)
- Tenuitvoerleggen en verhaal leggen op crediteurs (week 5 & 6)
We besteden hierbij ook aandacht aan duurzaamheid en digitalisering.
Dan beginnen wij met het echte college. Stel wij kijken naar het verbintenissenrecht:
- Enerzijds is daar de koper en anderzijds de verkoper.
o Gaat om de overdracht van een goed van de een naar de ander

Maar bij het goederenrecht gaat het om:
- De verhouding van de verkoper en koper ten opzichte van het goed.

, o Wie is op welk moment eigenaar en kan dat recht ten gelde maken tegenover de
ander, maar ook alle anderen.
- Dus goederenrecht gaat over de relatie ten opzichte van een goed, bezien ten opzichte van de
relatie met alle anderen
Wij kunnen het als volgt opdelen:
- Burgerlijk recht
o Personenrecht
o Vermogensrecht
 Verbintenissenrecht
 Verbintenissen uit de wet
 Verbintenissen uit rechtshandeling
o Vermogensrechtelijke verhouding van persoon tot persoon
o Bestaan en inhoud schulden & vorderingsrechten
o (semi-)open systeem in beginsel regelend stelsel
 Goederenrecht
 Vermogensrechtelijke verhouding van persoon tot goed
 Gesloten systeem in beginsel dwingend recht
 Wie is op welk moment in tijd eigenaar, bezitter, houder, beperkt
gerechtigde.
Er zijn 8 beginselen van goederenrecht:
1. Eenheid van goed (art. 3:3, 3:4, 5:3 en 5:20 BW)
a. Denk aan een kaartspel, dit kan gezien als een goed, ondanks dat het bestaat uit
verschillende onderdelen.
2. Dispositievrijheid: als je eigenaar bent van een zaak, dan ben je in beginsel vrij om
daarover te beschikken zoals je dat zelf wil (eigendom, beschikkingsbevoegdheid)
a. Fundamenteel deel van ons kapitalistische systeem. Daarom moeten er niet te
veel beperkingen worden gesteld aan hoe je over goederen beschikt.
3. Publiciteit: iedereen moet de rechten kunnen kennen die op een bepaald goed rusten.
4. Numerus clausus (zie HR Blaauboer/Berlips 1905): er is maar een beperkt aantal
beperkte rechten
a. Typenzwang (art. 3:81 BW): er zijn maar een beperkt aantal beperkte rechten die
je kan hebben op een goed.
b. Typenfixiering: beperkte rechten kunnen enkel een inhoud hebben zoals
toegekend door de wet.
 Hoge Raad 3 maart 1905, W 8191 (Blaauboer/Berlips):
 Derdenbeding art. 1354 BW (oud)
 Berlips verkoopt naastliggende percelen aan Kloots met belofte de
tussenliggende weg op te hogen en te bestraten
 Weduwe Maks koopt deze weg, is zij verplicht de verbintenis tot
ophogen en bestraten na te komen
o Hoge Raad: Nee, de verplichting tot verhoging van de straat
geldt alleen tussen Blauboer en Kloots. Er was geen beperkt
recht gevestigd.
5. Droit de suite ( Blaauboer/Berlips): als je een beperkt recht vestigd, dan gaat dit mee
met het goed.
6. Nemo plus iuris ad alium transferre potest quam ipse habet: je kan niet meer overdragen
dan dat je hebt. Dus als iemand een goed overdracht aan een ander, dat niet de zijne was,
dan verkrijgt die verkrijger niks.
7. Prior tempere, potior iure: eerder in tijd is sterker in recht

, 8. Materiële verhaalsbevoegdheid (art. 3:276 BW): Als er een claim is op een debiteur,
dan kan die claim ten gelde worden gemaakt ten opzichte van alle gelden/goederen van
die crediteur
Hiernaast zie je een afbeelding van de
opsplitsing van goederen zoals we het
begrip kennen in artikel 3:1 BW
- Beperkt recht: stukje van een
alomvattend recht inleveren.
- Eigendom: alles omvattend, meest
omvattende recht, maar enig sociaal
besef waardoor het incidenteel valt
te relativeren
o Bijvoorbeeld: stuk grond
garage op land van buren.
 Als dit op paar cm gaat, waar niemand last van heeft. Misbruik van bev.
Eigendomsbevoegdheid, naar redelijkheid.
 Eigenaar die toren (of windmolen) bouwt op terrein, die buren in schaduw zet
etc. is onrechtmatig. 5:37 BW, onrechtmatige hinder.
Je ziet dus hiernaast:
- Goederen
o Zaken: stoffelijke objecten
 Roerende zaken, niet registergoed
 Onroerende zaken, registergoed
 Roerende zaken, registergoed
 Dit is een moederrecht
 Hier wordt het begrip eigendom gebruikt
o Vermogensrechten
 Vorderingsrechten
 Andere vermogensrechten (bijvoorbeeld intellectuele eigendomsrechten
 Hierbij is men rechthebbend
Dan buigen wij ons over de eerste regel (1), de kwestie van eenheid, oftewel wanneer hebben
wij het over een zaak en wanneer hebben we het over een onderdeel (en van wie is het dan). Simpel
gezegd, waartoe strekt de zaak zich uit?:
- HR Portacabin 1997  art. 3:3, 5:3, 5:20 lid 1 sub e BW: “duurzaam met de grond
verenigd”  kenbare bedoeling
o Samenvatting: ging over een portacabin, een soort caravan waar tevens een water en
elektriciteit aansluiting op zat. Er was een tuintje en het stond op een vaste plek. Een
zekere meneer Buis had een bedrijfsgebouw. Dat bedrijfsgebouw was te klein dus
zette hij er een Portacabin naast. Het kreeg een plint en was daardoor ‘met de grond
verbonden’. De Portacabin was met elektriciteit, riolering en water verbonden. Buis
heeft geld nodig, gaat naar de Rabobank. Dat is goed maar de Rabobank wil een
hypotheekrecht op de grond en gebouwen. Buis’ bedrijf gaat slecht en maakt
schulden. Zo veel schulden dat de executoriaal zaken gaat opeisen om te verkopen.
De opeiser eist de Portacabin op maar de Rabobank zegt dat dat niet kan omdat zij er
een hypotheekrecht op hebben. De zaak komt bij de Hoge Raad te liggen en er wordt
gekeken of de Portacabin voldoet aan de criteria. De Hoge Raad zegt:
o Rechtsvraag: was de portacabin nogsteeds een roerende zaak of was het onderhand
een onroerende zaak (waar een stuk meer rente komt kijken).

, o Conclusie: “het moet gaan om iets dat naar aard en inrichting bestemd is om
duurzaam ter plaatse te blijven”. Niet van belang is de technische mogelijkheid tot
verplaatsen. Volgens de Hoge Raad kon het daarom aangemerkt worden als een
onroerende zaak.
 Let op: bedoeling van bouwer (opdrachtgever) voor zover deze naar buiten
toe kenbaar is
Anders pakte het uit in:
- HR 15 november 1991 ECLI:NL:HR:1991:ZC0412 (Dépex/curatoren Bergel cs):
o Samenvatting: er was een fabriek waarin een waterzuiveringsinstallatie stond. Dépex
had de fabriek gekocht en hoopte daarmee ook eigenaar te worden van de
wateringszuiveringsinstallatie.
o Rechtsvraag: Dépex na aankoop eigenaar was geworden of de vorige eigenaar van
de fabriek.
o Conclusie: hiervoor moeten we kijken naar art. 3:4 lid 1 BW. We kijken daarbij naar
twee vragen:
 Was de waterzuiveringsinstallatie bedoeld om onderdeel te zijn van de
fabriek, zijn die twee goederen op elkaar afgestemd.
 In dit geval was dat niet zo, het gebouw kan ook prima functioneren
zonder de waterzuiveringsinstallatie, het zijn in principe twee aparte
goederen.
 Is dat gebouw incompleet zonder de aanwezigheid van het andere goed
 In dit geval was dat niet zo, het was nogsteeds een functionerende
fabriekshal
 Dit pakte dus anders uit dan HR Portacabin
Dan tenslotte kijken wij naar:
- HR 13 november 2020,ECLI:NL:HR:2020:1785 (Glencore II)
o Samenvatting: het ging om een aluminiumfabriek in Zeeuwen. De fabriek ging op
de fles en de curatoren zetten de aluminiummachines uit. Daardoor werd het
aluminium te hard, dit werd vervolgens uit de machines gehaald en verkocht voor
acht miljoen.
o Rechtsvraag: was de aluminium onderdeel geworden van de aluminiummachines?
o Conclusie: hiervoor moeten we weer naar de twee vragen kijken uit Dépex/curatoren
Bergel cs:
 Was de aluminium bedoeld om onderdeel te zijn van de machines, zijn die
twee goederen op elkaar afgestemd?
 In dit geval was dat niet zo, het zijn twee losse goederen
 Is dat gebouw incompleet zonder de aanwezigheid van het andere goed. In dit
geval vooral, konden de twee goederen van elkaar verwijderd worden
zonder schade?
 In dit geval was dat niet zo, de aluminium raakte beschadigd na
verwijdering. Dus er was sprak van een goed.
Dan kijken we naar regel twee (2), de dispositievrijheid van eigendom:
- Eigendom/rechthebbendheid bestaat totaal uit drie onderdelen:
o Usus
o Fructus
o Abusus
- Revindicatie komt daar bij kijken, actio negatoria (art. 5:2, art. 3:296 BW):

, o Je kunt de zaak terughalen, maar je kunt ook zorgen dat andere mensen de zaak niet
meenemen.
o Je kunt dus ook een boom van de buurman, die op jouw erf is gevallen, laten
weghalen van jouw eigendom.
- Eigendom, bezit, houderschap
o Eigendom: is meest omvattende recht op een goed
o Bezitter: houdt de zaak voor zichzelf (dus ook de dief, die niet eigenaar is)
 De bezitter wordt geacht eigenaar te zijn (art. 3:109 BW)
o Houderschap: je houdt een zaak, maar niet voor jezelf, maar voor een ander
 De houder wordt geacht houder te zijn (art. 3:108 BW)
- Verkrijging van bezit:
o Inbezitneming (occupatio): art. 3:113 BW
o Bezit te goeder trouw: art. 3:118 BW (subjectief + objectief ex art. 3:11 BW)
o Bezitsverschaffing (=leveringshandeling ex art. 3:90 lid 1 BW)
 Feitelijk/macht: art 3:114 BW
 Constituto possessorio  bezitter wordt houder (art. 3:115 sub a
BW)
 Longa manu  derde houdt voor ander (art. 3:115 c BW)
o Het is dan dus niet nodig dat die zaak eerst naar de eigenaar
gaat, nee de zaak kan bij de derde blijven liggen en mijn
eigendom gaat over naar een verkrijger.
 Brevi manu  houder wordt bezitter (art. 3:115 sub b BW)
o Spiegelbeeld van c.p. De houder wordt hier bezitter. Ik, als
houder, koop iets van de eigenaar. Dan veranderd mijn
goederenrechtelijke status ten opzichte van het goed. Eerst
hield ik het voor de eigenaar en nu houdt ik het voor mijzelf.
 Maar: verboden houderschapsinterventie (art
3:111 BW): je mag niet voor jezelf bedenken dat je
van houder een bezitter wordt.
o Er zijn wel begrenzingen voor dat meest omvattende eigendomsrecht:
 Onderling: je mag niet iets doen puur om je buurman te irriteren, dat is
begrensd met regels.
 Algemeen belang: stel een bank gaat failliet, dan kan de staat ingrijpen en de
bank redden door deze te nationaliseren. Dan verliezen aandeelhouders hun
eigendomsrecht. Dit ten goede van het algemeen belang.
 Herverdeling: denk aan het heffen van belastingen, een beperking van het
algemeen eigendomsrecht.
De derde regel (3) van eigendomsrecht is die van publiciteit, hiervoor hebben we een stelsel
van een register:
- Dienst voor het kadaster en de openbare registers
o Art. 3:16 BW
o Inschrijfbare feiten, boekingsfeiten (constitutief)
 Voor de overdracht van een registergoed is een inschrijving in een openbaar
register een vereiste (=boekingsfeit)
o Levering onroerend goed: negatief stelsel, je kunt niet alles zien. Alleen de
overdracht is zichtbaar, als er niks instaat, dan is er geen overdracht geweest. Maar
iemand kan bijvoorbeeld wel een woning erven, dat staat dan niet in de registers. Het
is dus geen positief stelsel.
Dan de vierde regel (4), de numerus clausus, ‘op de brug’:

, - HR Quint/Te Poel 1959: ‘(…) in veel gevallen die niet bepaaldelijk door de wet zijn
geregeld, de oplossing moet worden aanvaard, die in het stelsel van de wet past en aansluit bij
de wèl in de wet geregelde gevallen’
- Laten we eens denken over Bitcoin, ben je eigenaar als je bitcoin hebt gekocht? Stel het staat
namelijk op je rekening. Stel je broker gaat failliet, heb je dan een vordering op de broker of
heb je daadwerkelijk het recht op de bitcoin?
o Hier moeten we ons afvragen of we het Blaauboer/Berlips arrest te streng nemen,
moeten we niet meer kijken naar Quint/Te Poel? Moeten we niet vinden dat Bitcoin
een vorm aanneemt zoals dat van een goed?
- NCC 21 April 2023 (eigendom digitale goederen): “4.8 (…) although it may be desirable in
this digital day and age to apply the concept of ownership analogously to digital data, this
would be contrary to the “closed” of Dutch property law (…) [and] encroach on the domain
and prerogatives of the legislative branch (…)”
o Het zou dus inbreuk maken op het eigendomsrecht, want de Amerikaanse partij heeft
enkel een vordering op de Nederlandse fabrikant van data. Maar dat kan dus nog sterk
veranderen over de tijd.
Laten we dan eens kijken naar een ander voorbeeld over een schilderij:
- Voorbeeld 1: stel we hebben partij E welke partij B inschakelt om zijn schilderij te verkopen
aan partij V.
o Tussenpersoon ‘B’ kan handelen op de volgende wijzen
 Opdracht: in eigen naam en voor eigen rekening (art. 7:400 BW):
 dan zou V handelen met B die uit eigen naam handelt en dus ook uit
eigen naam verkoopt.
 Lastgeving: in eigen naam, voor rekening van opdrachtgever: ‘middelijke
vertegenwoordiging’ (art. 7:114, 3:110 BW)
 Dan zou B handelen met V uit eigen naam, maar dan creëert hij een
verbintenis tussen V en A.
 Dat kan enkel voor zaken, maar bovendiep beperkt tot niet-
registergoederen. Voor registergoederen moet het ingeschreven
worden in registers, dit werd bevestigd in HR Modehuis Nolly 1976.
 Volmacht: in naam opdrachtgever, voor rekening van opdrachtgever:
‘onmiddelijke vertegenwoordiging) (art. 7:414, art. 3:60, art. 3:110 BW)
 Dan handelt tussenpersoon B dus zowel niet in eigen naam als voor
eigen rekening.
- Voorbeeld 2: Stel E wil zijn Mesdagschilderij laten verkopen voor €135.000. E vroeg aan B
of deze dat wilde doen en mocht deze verkocht worden, daar een mededeling over te doen.
Het schilderij ging mee met B. E bleef middelijk de eigenaar en B werd houder. B bleek een
boef te zijn en verkoopt het schilderij aan V voor €81.000.
o Dus chronologisch gezien: E is eigenaar/bezitter  B is houder  B verkoopt en
levert aan V  V is bezitter.
Is er nu sprake van overdracht? Hiervoor moeten we kijken naar de drie vereisten voor
overdracht:
1. Titel B-V: de titel leek in orde, deze was immers tussen B en V afgesproken
2. Levering: de levering heeft plaatsgevonden door het schilderij in macht van V te
stellen
3. Beschikkingsbevoegdheid B: dit was de voornamelijk vraag. Was B wel
beschikkingsbevoegd? Nee zei de Hoge Raad, want B had het niet verkocht voor
€135.000 en had bovendien niet aan E medegedeeld dat het schilderij was
verkocht. Dus was B niet beschikkingsbevoegd en heeft er geen overdracht
plaatsgevonden.

, o Stel nou dat de verkrijger te goeder trouw is, dan was er mogelijk wel sprake van
rechtsgeldige overdracht.
Hiervoor kunnen we de tafel van Ekkens gebruiken:
- De eerste poot is een juiste titel
- De tweede poot is de beschikkingsbevoegdheid
- Het tafelblad is de levering
o Het rechtsgevolg dat op tafel ligt is de overdracht
 Stel nu dat de beschikkingsbevoegdheid gebroken is, dan kan er nog een
extra poot worden uitgeklapt, namelijk de goeder trouw waardoor er toch
een rechtsgevolg kan plaatsvinden.
 Ontbreekt het dan toch nogsteeds dan kan A revindiceren
Dan naar regel zes en zeven (6 & 7) (nemo plus, prior tempore):
- A is rechthebbende van een auteursrecht. A
verkoopt het goed aan B en kort daarna ook
nog een keer aan C. A levert het goed eerst aan
C. Daarna levert A nog een keer, maar nu aan
B.
- Wie is nu rechthebbende van het auteursrecht?
o Zoals je ziet is B rechthebbende
geworden want bij de transactie met C
was A al niet meer
beschikkingsbevoegd.
Art. 3:84:


- Faillissement maakt iemand niet meer beschikkingsbevoegd ook al was hij eigenaar.
- Niet over kopen (dat is VBR) maar over overdragen! (Kennisclip over de kern van 3:84 BW).


HR 14 januari 2011, ECLI:NL:2011:BO3521, NJ 2012/88 (Mesdag II)
- Samenvatting: E wil van Mesdag af, galeriehouder B (eigenlijk twee tussenpersonen
samengevoegd voor de eenvoud) wil deze wel voor hem verkopen.
- (Consignatieovereenkomst; jij neemt schilderij mee en gaat goede koper zoeken.)
- V; is de verkrijgen waar B aan verkoopt en levert. Hij moest koper vinden, maar B was niet
beschikkingsbevoegd, want geen eigenaar. Hoe zou het alsnog goed kunnen komen voor V:
- Conclusie: Hof was tot een ander conclusie gekomen: consignatieovereenkomstclausule kon
volgens hen gelezen worden als overdacht beschikkingsbevoegdheid (ontlenen van
bevoegdheid van eigenaar).
o Derdenbescherming is een tweede mogelijkheid hoe het voor v goed af zou lopen (zie
plaatje hieronder).


Alternatieve rollen van de tussenpersoon
Nemo plus beginsel
Op moment van levering aan B, is C rechthebbende dus, B kan geen eigenaar worden omdat A niet
meer BB is. (fout, moet zijn: titel A-C)

, Maar VOLLE eigendom kan niet worden geleverd, want is bezwaard met een vruchtgebruik ten
behoeve van B. Hierin zie je dus Nemo plus, droit de suite, prior tempore, portoi iure.




Jurisprudentie


HR 3 maart 1905, ECLI:NL:HR:1905:1 (Blaauboer/Berlips)
- Derdenbeding art. 1354 BW (oud)
- Berlips verkoopt naastliggende percelen aan Kloots met belofte de tussenliggende weg op te
hogen en te bestraten
o Weduwe Maks koopt deze weg, is zij verplicht de verbintenis tot ophogen en
bestraten na te komen
 Hoge Raad: Nee, de verplichting tot verhoging van de straat geldt alleen
tussen Blauboer en Kloots. Er was geen beperkt recht gevestigd.


HR 15 november 1991 ECLI:NL:HR:1991:ZC0412 (Dépex/curatoren Bergel cs)
- Samenvatting: er was een fabriek waarin een waterzuiveringsinstallatie stond. Dépex had de
fabriek gekocht en hoopte daarmee ook eigenaar te worden van de
wateringszuiveringsinstallatie.
- Rechtsvraag: Dépex na aankoop eigenaar was geworden of de vorige eigenaar van de
fabriek.
- Conclusie: hiervoor moeten we kijken naar art. 3:4 lid 1 BW. We kijken daarbij naar twee
vragen:
o Was de waterzuiveringsinstallatie bedoeld om onderdeel te zijn van de fabriek, zijn
die twee goederen op elkaar afgestemd.
 In dit geval was dat niet zo, het gebouw kan ook prima functioneren zonder
de waterzuiveringsinstallatie, het zijn in principe twee aparte goederen.
o Is dat gebouw incompleet zonder de aanwezigheid van het andere goed
 In dit geval was dat niet zo, het was nogsteeds een functionerende fabriekshal
o Dit pakte dus anders uit dan HR Portacabin


HR 31 oktober 1997 ECLI:NL:HR:1997:ZC2478 (Portacabin)
- Essentie: als er een kenbare bedoeling is om iets duurzaam met de grond te verenigen, dan
geldt het als een onroerende zaak.
- Samenvatting: ging over een portacabin, een soort caravan waar tevens een water en
elektriciteit aansluiting op zat. Er was een tuintje en het stond op een vaste plek. Een zekere
meneer Buis had een bedrijfsgebouw. Dat bedrijfsgebouw was te klein dus zette hij er een
Portacabin naast. Het kreeg een plint en was daardoor ‘met de grond verbonden’. De
Portacabin was met elektriciteit, riolering en water verbonden. Buis heeft geld nodig, gaat
naar de Rabobank. Dat is goed maar de Rabobank wil een hypotheekrecht op de grond en
gebouwen. Buis’ bedrijf gaat slecht en maakt schulden. Zo veel schulden dat de executoriaal
zaken gaat opeisen om te verkopen. De opeiser eist de Portacabin op maar de Rabobank zegt
dat dat niet kan omdat zij er een hypotheekrecht op hebben. De zaak komt bij de Hoge Raad
te liggen en er wordt gekeken of de Portacabin voldoet aan de criteria. De Hoge Raad zegt:

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Svenvdk. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

71498 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,99  3x  vendu
  • (0)
  Ajouter