Dit zijn 78 zelfgemaakte vragen die de hele stof omvatten (boek+colleges). De oefenvragen zijn in het Nederlands voor degene die het makkelijker vinden om toch in het Nederlands te oefenen. Onderaan het document staan de antwoorden en staat precies uitgelegd welke vragen bij welke hoorcolleges hore...
Par: mariekevanschijndel0278 • 3 semaines de cela
Vendeur
S'abonner
lisaheere1
Avis reçus
Aperçu du contenu
1. Wat is de juiste definitie van ‘cultuur’ volgens het boek?
a. Het geheel van houdingen, gedragingen en symbolen die door een groep worden
gedeeld en op volgende generaties worden overgedragen.
b. Het materiële en immateriële aspect dat lijnrecht tegenover natuur staat.
c. Het geloof en bijbehorende handelingen dat behoort tot een bevolkingsgroep.
d. Hetgeen wat de mens heeft geschept en verwijst naar menselijke activiteit en de
symbolen die deze activiteit betekenis geven.
2. Wat is waar over de expliciete en impliciete elementen van cultuur?
a. Expliciete elementen zijn vastgestelde kenmerken zoals normen, waarden, wetten en
gedragingen.
b. Impliciete elementen kunnen alleen voorkomen als er geen sprake is van expliciete
elementen.
c. Expliciete elementen zijn openlijke en waarneembare handelingen die regelmatig in
een cultuur voorkomen zoals kleding, architectuur, kunst en voedsel.
d. Expliciete elementen bepalen wat de impliciete elementen zijn.
3. Bij de dictator game ontvangt persoon A geld die ze kunnen delen met persoon B of zelf
kunnen houden. Wat is waar over geïndustrialiseerde en niet-geïndustrialiseerde
gemeenschappen?
a. Geïndustrialiseerde gemeenschappen delen het geld minder vaak dan niet-
geïndustrialiseerde gemeenschappen.
b. Niet-geïndustrialiseerde gemeenschappen delen het geld helemaal niet, zij
behouden het geld voor zichzelf.
c. Geïndustrialiseerde gemeenschappen delen het geld 50/50, zij vinden eerlijkheid het
belangrijkste.
d. Er was geen verschil aangetoond tussen de geïndustrialiseerde en niet-
geïndustrialiseerde gemeenschappen.
4. Bij de conformatie test van Asch moesten proefpersonen aangeven welke lijn even lang was
als de voorbeeldlijn. Een aantal andere in de zaal gaven expres het verkeerde antwoord om
te kijken of de proefpersonen mee zouden gaan met de groep of bij hun eigen keuze zouden
blijven. Wat is niet waar over de bevindingen?
a. Hoe meer individualisme, hoe minder conformatie.
b. Het effect van conformisme wordt groter naarmate het individualisme in een land
toeneemt.
c. Hoe minder individualisme, hoe meer conformatie.
d. Het effect van conformisme wordt kleiner naarmate het individualisme in een land
toeneemt.
5. Bij het onderzoek naar cognitieve dissonantie werd aan zowel universitair als niet-universitair
geschoolde Amerikanen gevraagd om cd’s te ranken van leuk – minst leuk. Hierna kregen ze
te horen dat ze één van de twee middelste CD’s in hun ranking mochten houden. Dit
onderzoek werd ook uitgevoerd bij Japanse en Canadese proefpersonen. Wat is waar over de
bevindingen van beide onderzoeken?
a. Japanse studenten evalueerden hun gekozen CD als positiever, net zoals de
hoogopgeleide Amerikanen.
, b. Laagopgeleide Amerikanen evalueerden hun gekozen CD als negatiever dan de
afgewezen CD.
c. Canadese studenten evalueerden beide CD’s als negatiever, net zoals de
laagopgeleide Amerikanen.
d. Hoogopgeleide Amerikanen evalueerden hun gekozen CD als positiever, net zoals de
Canadese studenten.
6. Hofstede spreekt over cultuurverschillen op nationaal niveau. In zijn oorspronkelijke
classificatie waren er 4 dimensies. Welke dimensie behoort tot de volgende definitie: ‘mate
waarin de samenleving wordt gedreven door bekwaamheid en succes of door zorg voor
elkaar’?
a. Machtsafstand
b. Individualisme/collectivisme
c. Masculiniteit/vrouwelijkheid
d. Terughoudendheid (indulgence)
7. Wat is geen kritiekpunt op de dimensies van Hofstede?
a. De items die de dimensies meten hebben een lage face validity.
b. ‘Machtsafstand’ lijkt een component te zijn van ‘individualisme/collectivisme’.
c. Matsumoto: er zijn al genoeg onderzoeken die stellen dat Amerika individualistisch is
en Japan collectivistisch waardoor het onderzoek van Hofstede (dat het
tegenovergestelde stelt) wegvalt.
d. Er is sprake van lage statistische validiteit, hoeveel van de cultuurverschillen wordt
uitgelegd door de dimensies en niet door andere oorzaken?
8. Triandis stelt dat er combinaties van dimensies in culturele variaties zijn die men kan
gebruiken om theorieën te vormen. Welke stelling is juist?
|: Horizontaal individualisme is het concept van een autonoom individu met de nadruk op
gelijkheid wat vaak voorkomt in landen zoals Australië, Zweden en Denemarken.
||: Verticaal collectivisme is het waarnemen van het zelf als deel van het collectief en het
aanvaarden van ongelijkheid binnen het collectief wat vaak voorkomt in landen zoals VS,
Canada en Frankrijk.
a. Stelling | is juist.
b. Stelling || is juist.
c. Beide stellingen zijn juist.
d. Beide stellingen zijn juist.
9. Gelfand maakte een onderscheid tussen strakke en losse culturen. Wat is niet waar over
deze culturen?
a. Als een cultuur te maken heeft met veel ecologische bedreigingen, zal het neigen
naar een strakke cultuur.
b. Een losse cultuur is meer gericht op zelfcontrole en is vaak beleefder.
c. Bij een losse cultuur ligt de nadruk op openheid, maar is er ook sprake van meer
criminaliteit.
d. Bij een strakke cultuur is er minder sprake van alcoholisme, obesitas en scheidingen.
, 10. In de studie van Yamagishi werd het pen paradigma nog een keer uitgevoerd, alleen dit keer
met verschillende condities toegevoegd. Wat is waar over de bevindingen?
Initial selection = je mocht als eerste een pen kiezen, keuze heeft consequenties voor
anderen na je.
Final selection = je mocht als laatste een pen kiezen keuze heeft geen consequenties.
a. Amerikanen in de initial selection groep kiezen meer voor de unieke pen dan de
Japanners in de initial selection groep.
b. Japanners in de final selection groep kiezen minder voor de unieke pen dan de
Amerikanen in de final selection groep.
c. Zowel Amerikanen als de Japanners in de final selection groep kiezen meer voor de
unieke pen.
d. Zowel Amerikanen als de Japanner in de initial selection groep kiezen meer voor de
unieke pen.
11. Welke zin behoort tot het begrip ‘essentialisme’?
a. Vooroordelen die je overhoudt aan een cultuur terwijl die ongegrond zijn.
b. Wanneer iets duidelijk wordt over een aantal individuen, scheer je al die personen
over één kam.
c. Gegevens op nationaal niveau gebruiken om uitspraken te doen terwijl de gegevens
niet generaliseerbaar zijn.
d. De neiging om je eigen groepsstandaarden als normaal te zien wanneer je kijkt naar
andere groepen.
12. In Nederland begroeten we elkaar door de hand te schudden, echter in Japan schudden ze
niet elkaars hand maar buigen ze om elkaar te begroeten. Wat is waar?
a. Er is sprake van absolutisme, beide begroetingsmanieren gaan over het beleefd zijn
en uiten dit.
b. Er is sprake van bias, de begroetingsmanier wordt door je eigen bevolkingsgroep als
fout gezien.
c. Er is sprake van universalisme, beide begroetingsmanieren gaan over het beleefd
zijn, de uiting is echter anders.
d. Er is geen sprake van zowel absolutisme als universalisme, maar wel van relativisme
omdat de begroetingsmanieren verschillend zijn.
13. Wanneer er een test wordt afgenomen in 2 verschillende landen moet er goed gekeken
worden of alles goed begrepen wordt in elke taal en alles goed vertaald wordt. Wanneer dit
niet wordt gedaan is er sprake van een bepaalde soort bias. Onder welke bias valt dit
belangrijke aspect van translation?
a. Construct bias
b. Methode bias
c. Sample
d. Item bias
14. Wanneer je stereotype ‘Amerikanen zijn lui en onsuccesvol’ wordt tegengegaan doordat je
een succesvolle, energieke Amerikaan tegenkomt is er sprake van een bepaalde soort bias.
Welke bias is dit?
a. Evaluatie bias
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lisaheere1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.