Samenvatting voor het vak Politie en Veiligheid gegeven in de master op de Vrije Universiteit in Amsterdam. Deze samenvatting bevat de literatuur van week 1 t/m 5 (week 6 ontbreekt dus). Alle artikelen en voorgeschreven hoofdstukken van het boek zijn toegevoegd.
Samenvatting literatuur Politie
en Veiligheid
Week 1
Hoofdstuk 1: Politie en staat
Rosenthal, U. & E.R. Muller, ‘Politie en staat’, In: Muller, E.R. e.a. Politie.
Studies over haar werking en organisatie, hoofdstuk 1, 29-50.
1.1 Inleiding
De staat wordt gezien als maatschappelijke institutie die aanspraak doet op het alleengebruik
van geweld voor en namens de samenleving. De politie heeft dit geweldsmonopolie in
handen. Het onderscheidend kenmerk van de staat komt in organisatorisch opzicht tot
uitdrukking in het bestaan van de politie.
1.2 Politie in de democratische rechtsstaat
De rechtstaat heeft als kenmerk dat het een geschreven en/of ongeschreven grondwet heeft
met een trias politica, scheiding van de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht en die
de grondrechten van burgers garandeert. De overheid evenals de burger hebben zich beiden te
houden aan het geldende recht. De volksvertegenwoordiging vervult de wetgevende macht en
ontlenen hun gezag en legitimiteit aan de uitslag van eerlijke en vrije verkiezingen. Naast
deze drie machten is een eventuele vierde macht in opspraak, de groeiende betekenis van het
ambtelijk apparaat. Democratie gaat echter boven bureaucratie en de eerlijk gekozen
volksvertegenwoordiging wint het van het professionalisme, deskundigheid en de ervaring
van de ambtenaar.
De politie is in de democratische rechtsstaat ook ondergeschikt aan het geldende recht. Waar
nodig mag deze echter inbreuk maken op de grondrechten van de burger. De politie is niet de
enige organisatie die geweld gebruikt, maar wel de enige die dat legitiem doet. Het monopolie
dat de politie heeft is een van de onderscheidende kenmerken. Het gebruik ervan is de ultima
ratio, het laatste redmiddel als alle andere middelen uitgeput zijn. Er zijn een groot aantal
dwangmiddelen achter de hand om free ridership van de burgers tegen te gaan.
De politie wordt ook gecontroleerd, zowel intern als extern. De politie wordt aangestuurd
door instanties, organen en functionarissen (externe controle) en er vindt binnen de
politieorganisatie ook zelf controle plaats op het functioneren (interne controle).
1.3 Externe sturing en controle
De externe sturing en controle op de politie is de geschreven/ongeschreven constitutie. Deze
waarborgt de grondrechten van de burger. Naarmate de middelen die de politie inzet zwaarder
worden, zijn er meer wettelijke vereisten om deze middelen te mogen gebruiken. In de IRT-
affaire werd het gebruik van deze middelen niet goed aangewend en de externe controle nam
bizarre vormen aan. De politie werd namelijk extern gecontroleerd door de wetten van
criminele organisaties in plaats van door de rechtsstaat. In landen als het Verenigd Koninkrijk
zijn de bevoegdheden van de politie te herleiden uit de wet en is de politie verantwoording
schuldig aan de wet. In Nederland doet de politie haar taken in overeenstemming met het
geldende recht, maar ook taken die ondergeschikt zijn aan het bevoegd gezag. De taken zijn
,nauwkeurig omschreven: handhaving van de rechtsorde en hulpverlening. Dit maakt duidelijk
dat de politie door de democratische rechtsstaat aan banden wordt gelegd.
De externe sturing en controle op de politie is gebaseerd op een drietal grondbeginselen. Het
eerste beginsel is dat de politie zich moet aansluiten bij de basiskenmerken van het
staatsbestel. Het tweede beginsel is checks and balances tussen de staatsmachten. De
democratische rechtsstaat geeft en beperkt machten. In Nederland is er sprake van dualisme.
Er is een dualistische verhouding tussen het gezag en het beheer. Gezag gaat over het stellen
van prioriteiten met betrekking tot het uitvoeren van de kerntaken, het nemen van beslissingen
over de inzet en het optreden in specifieke omstandigheden. Het beheer is de wijze waarop de
politie hier uitvoering aan geeft. Het nationale politiekorps heeft in de gezagslijn te maken
met de burgemeester (handhaving openbare orde en politiële hulpverlening) en het Openbaar
Ministerie, specifiek de officier van justitie (strafrechtelijke handhaving en rechtsorde). Als
het gaat om beheer is het ondergeschikt aan de minister van Veiligheid en Justitie. Het
gezagsdualisme weerspiegelt en garandeert een evenwichtige oriëntatie op de kerntaken van
de politie.
Voor de duidelijkheid: bij handhaving van de openbare orde en politiële hulpverlening is de
politie onder het gezag van de burgemeester en deze legt verantwoording af aan de
gemeenteraad, het gezag is hier dus ingebed op gemeentelijk niveau. Bij strafrechtelijke
handhaving van de rechtsorde staat de politie onder het gezag van het Openbaar Ministerie en
die is verantwoording schuldig aan de minister van Veiligheid en Justitie die weer openbaar
verantwoording aflegt.
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat, waar een evenwicht tussen centraal en
decentraal bestuur is. Dit is zichtbaar in het dualisme van gezag en beheer. Het gezag is
verdeeld tussen decentrale en centrale organen en het beheer valt onder het centrale orgaan.
Tot slot is het derde beginsel van externe sturing en controle op de politie de democratische
verantwoording van wat de politie doet en wat het niet doet. Als dit in handen is van het
bevoegd gezag en de minister van Veiligheid en Justitie dan is deze verantwoording schuldig
aan de volksvertegenwoordiging.
Er zijn ook problemen met de externe sturing en controle. Voor de nationale politie in 2013
bestond de politie uit regionale korpsen en lag het beheer op regionaal niveau, maar er was
geen goede controle op. Tegenwoordig is dit probleem er niet meer omdat het beheer op
nationaal niveau is vormgegeven. Bijzonder blijft wel de positie die de regioburgemeesters in
het nieuwe bestel innemen. Dit zorgt ervoor dat de organisatie van de politie nog niet
helemaal aansluit op het Nederlandse staatsbestel.
Een eerste probleem is de internationale samenwerking bij de criminaliteitsbestrijding. Hoe
belangrijker de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, hoe zwaarder de gezags- en
beheersbevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn op supranationaal niveau. Er is een
spanning tussen deze samenwerking en het behouden van de nationale soevereiniteit.
Een tweede probleem is het voldoen aan checks and balances en het tegengaan van
machtsconcentraties. Er moeten compromissen worden gesteld tussen de centrale en
decentrale sturing. Gezags- en beheersbevoegdheden lopen vaak door elkaar. Deze
onduidelijkheid bemoeilijkt de externe sturing en controle.
Een derde probleem is de democratische legitimatie van de politie. Zowel de burgemeester als
de officier van justitie zijn niet democratisch gekozen, daarom is het bevoegde gezag minder
stevig. Aan de andere kant zou de politie anders meer te maken hebben met de grillen van de
politiek en dat zal het niet ten goede doen. Daarbij komt de gebrekkige democratische
verantwoording voor de politiezorg. De burgemeesters hebben verantwoordingsplicht jegens
hun gemeenteraad, maar de verantwoording lijkt beperkt te blijven tot gezagskwesties. De
,nationalisering van de politie doet afbreuk aan de democratische verantwoording, maar het
verstevigt wel de democratische controle op nationaal niveau.
1.4 Interne sturing en controle
De interne sturing en controle gaat allereerst om de vraag of de politie zich de beginselen van
de democratische rechtsstaat eigen maakt. Het eerste vereiste hiervoor is dat de politie
professioneel werkt. Dit houdt in dat zij haar taken doeltreffend en doelmatig uitvoert en
daarbij constant haar positie in de democratische rechtsstaat in acht houdt. In de praktijk leidt
tot het stellen van compromissen tussen prioriteiten bepaald door het bevoegd gezag,
wettelijke eisen en eigen opvattingen. Een tweede vereiste is het verantwoord omgaan met de
handelingsvrijheid van de agenten. De politie moet haar eigen beleid kunnen voeren den de
agenten moeten ruimte krijgen om hun taak naar eigen goeddunk uit te voeren. Deze vrije
beslissingsruimte is heel belangrijk, maar moeilijk om af te bakenen. De normen en waarden
van de politie zijn voornamelijk intern bepaald en zijn weinig in relatie met de democratische
rechtsstaat. Er heerst een spanning tussen de democratische legitimatie ‘bovenover’ en
‘onderlangs’, omdat de politie te maken heeft met de politiek, opdrachten van bevoegd gezag
en opvattingen van de gemeenteraad, maar ook met de verlangens van haar bevolking.
1.5 Politie in de sociale rechtsstaat
De sociale rechtsstaat kent de burgers sociale grondrechten toe zoals recht op een bepaald
niveau van inkomen, voeding, gezondheid, huisvesting en onderwijs. Deze nieuwe domeinen
nemen meer plaats in dan de sine qua non-staatsteken op het gebied van veiligheid, ordening
van binnenlands bestuur en financien. Vanaf de jaren tachtig kwam criminaliteit in de nieuwe
sectoren van staatszorg, welfare crime, pas aan het licht. Het probleem is echter dat niet alle
traditionele middelen van de politie hierbij passen. De verzorgingsstaat is namelijk minder
repressief ingesteld en meer preventief. Andere typen handhaving zijn ook effectief zoals
administratiefrechtelijke en bestuurlijke handhaving. Ze onderhandelen liever dan dat ze
verboden opleggen. Spanningen tussen de beleidsvelden zetten zich voort in de mate en wijze
van opsporing en controle. Er zijn twee wegen waarlangs de verbindingen worden gelegd
tussen het repressieve ne het verzorgsingscomplex en de eerste lijn is dat de politie meer
betekenis hecht aan preventief veiligheidsbeleid. Er is meer maatschappelijke hulpverklening
en de blik is meer gericht op de sociale toestand in de buurt. De tweede lijn is loopt van het
verzorgingscomplex naar repressieve complex. Echter blijft de afstand tussen de politie en
bijzondere opsporingsdiensten groot en zijn er nog steeds problemen in de samenwerking met
het Openbaar Ministerie. Er is ook een ontwikkeling zichtbaar van de verzorgingsstaat naar
een veiligheidsstaat, er is meer angst en ongenoegen over risico’s.
1.6 Het geweldsmonopolie van de staat: barsten en breuklijnen.
De staat is gedefinieerd als een maatschappelijke institutie met als kenmerk het
geweldsmonopolie. Het geweldsmonopolie van de politie ligt echter onder druk door de
toenemende concurrentie van de krijgsmacht, bijzondere politiediensten, particulieren politie-
en veiligheidszorg en internationale politieverbanden. De rol van de krijgsmacht is aan het
veranderen. De krijgsmacht voert op ander grondgebied politietaken uit. Een andere
ontwikkeling is de toenemende neiging om ook op eigen grondgebied politietaken uit te
voeren. De Marechaussee heeft civiele politietaken en al haar politietaken zijn in de
Politiewet opgenomen. De bijzondere politiediensten zorgen ervoor dat de reguliere politie
minder voor het zeggen heeft. De informatie uitwisseling is niet goed en de reguliere politie is
daarvan de dupe. De particuliere politie is steeds meer in opkomst en doet niet meer onder
voor de reguliere politie. Dit komt door bezuinigingen en andere beperkingen die door de
democratische staat zijn opgelegd. Er is een groot dark number omdat de politie maar een
, beperkt deel van de strafbare feiten onder ogen krijgt, de particuliere politie lost het zelf op.
Bovendien is er vanuit de bevolking een steeds grotere behoefte aan eigenrichting en moet de
reguliere politie consessies doen om samen te kunnen werken met andere landen.
Internationale verdragen intervenieren in de juridische kaders van de politie- en
veiligheidszorg.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur vanvoorstmelissa. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,55. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.